Edelchemie Panheel moet kosten vergoeden voor opruimen terrein

Gepubliceerd op 20 april 2016

Edelchemie Panheel B.V., Phoenica B.V. en hun twee bestuurders moeten de kosten vergoeden die het college van gedeputeerde staten van Limburg heeft gemaakt om het terrein van de voormalige afvalverwerker aan de Sint Antoniusstraat in Heel op te ruimen. Dit volgt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van vandaag (20 april 2016).

Achtergrond

Het provinciebestuur en het gemeentebestuur van Maasgouw besloten op 16 april 2013 bestuursdwang toe te passen. De overheden wilden dat de bedrijven en de bestuurders die op het terrein actief waren binnen 22 weken afvalstoffen, chemicaliën en gevaarlijk afvalwater van het terrein zouden verwijderen. Omdat de bedrijven en de bestuurders niet binnen de termijn alle afvalstoffen hadden verwijderd, besloten de overheden de resterende afvalstoffen zelf te verwijderen en de kosten daarvan op hen te verhalen.

Kosten

Het provinciebestuur en het gemeentebestuur hebben terecht besloten dat het terrein van de voormalige afvalverwerker opgeruimd moest worden. Ze hadden echter niet ook Edelchemie Benelux B.V., haar bestuurder en een werknemer van Phoenica B.V. als overtreders mogen aanmerken op wie de kosten kunnen worden verhaald, aldus de Afdeling bestuursrechtspraak. Ook mocht het provinciebestuur, op wiens kosten het terrein uiteindelijk is opgeruimd, niet de kosten verhalen voor het verwijderen van twee methanoltanks. Edelchemie Panheel B.V., Phoenica B.V. en hun bestuurders, die wel terecht zijn aangemerkt als overtreders, moeten nu het resterende bedrag van bijna € 990.000 terugbetalen aan de provincie Limburg.

Spoedeisende bestuursdwang

Eerder, op 16 augustus 2012, besloot het provinciebestuur om spoedeisende bestuursdwang toe te passen. Het had op 8 augustus 2012 ontdekt dat op het terrein sprake was van een zeer gevaarlijke situatie. Op het terrein werd een grote hoeveelheid afvalstoffen opgeslagen zonder dat daarvoor een vergunning was verleend. Op 17 augustus 2012 werd het terrein op last van de provincie afgesloten met een hek. Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het provinciebestuur "niet aannemelijk gemaakt dat, ondanks dat het zelf eerst negen dagen heeft laten verstrijken, de situatie niet toeliet dat Edelchemie een begunstigingstermijn zou worden gegund". Het provinciebestuur had naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak geen spoedeisende bestuursdwang mogen toepassen en had Edelchemie tijd moeten geven om zelf het terrein goed af te sluiten met een hek.

Noodbevel

Op 17 augustus 2012 heeft de burgemeester van Maasgouw een noodbevel gegeven. Op grond hiervan moest het terrein worden afgesloten met een hek en is bewaking ingesteld. Tegen dit besluit was Edelchemie ook in hoger beroep gekomen. De Afdeling bestuursrechtspraak is van oordeel dat de burgemeester niet aannemelijk heeft gemaakt dat er ernstige vrees voor een ramp bestond die een noodbevel rechtvaardigde. De Afdeling bestuursrechtspraak bevestigt hiermee een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg.

Bassins

Voorafgaand aan het bestuursdwangbesluit van 16 april 2013 over het opruimen van het hele terrein, is op 30 augustus 2012 besloten spoedeisende bestuursdwang toe te passen en slib- waterbassins die op het terrein waren achtergebleven te legen en op te ruimen. Dit besluit blijft wel in stand.

Lees de uitspraken met zaaknummers 201500935/1 (bestuursdwang opruimen terrein), 201500937/1 en 201500941/1 (spoedeisende bestuursdwang en noodbevel afsluiten terrein) en 201500983/1 (spoedeisende bestuursdwang slib- en waterbassins).