Uitspraak van het Hof van Justitie in Luxemburg in zaken over 'België-route'

Gepubliceerd op 12 maart 2014

Vandaag (12 maart 2014) heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie in Luxemburg antwoord gegeven op een aantal zogenoemde prejudiciële vragen. Deze vragen had de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in oktober 2012 aan het Hof gesteld.

Aanleiding

De Raad van State had het Hof vragen gesteld in vier zaken waarin de toenmalige minister voor Immigratie, Integratie en Asiel heeft geweigerd vier vreemdelingen uit niet-EU-landen een verblijfsvergunning te geven. De vreemdelingen vonden dat zij op grond van Europese regels als familieleden van Nederlanders (Unieburgers) recht hebben om in Nederland te verblijven. Nadat de rechtbank de minister in het gelijk had gesteld, stelden de vreemdelingen hoger beroep in bij de Raad van State. Voordat de Raad van State definitief uitspraak doet in deze zaken, wilde hij eerst duidelijkheid van het Hof in Luxemburg over een Europese richtlijn die het vrij verkeer en verblijf regelt van Unieburgers en hun familieleden.

Europese richtlijn

De Europese richtlijn geldt niet voor Nederlanders die zich in Nederland bevinden en daarom ook niet voor hun familieleden. In dat geval zijn de Nederlandse regels op het gebied van gezinshereniging van toepassing. Als een Nederlander echter langere tijd in een andere EU-lidstaat, zoals België, heeft gewoond of gewerkt en vervolgens weer terugkeert naar Nederland, vallen zijn familieleden wel onder de werking van de richtlijn en hebben zij in principe recht op verblijf in Nederland.

Vragen

De Raad van State wilde van het Hof in Luxemburg weten of de Europese richtlijn ook van toepassing is als een Nederlander in een andere lidstaat heeft verbleven, maar daar niet heeft gewerkt. Verder vroeg de Raad van State of het verblijf van de Nederlander in een andere lidstaat een bepaalde minimale duur moet hebben gehad, voordat het familielid bij terugkomst van deze Nederlander in Nederland recht op verblijf heeft. Daarnaast wilde de Raad van State duidelijkheid over de vraag onder welke omstandigheden een vreemdeling, die een familielid is van een Nederlander die in Nederland woont, maar werkt in een andere lidstaat van de Europese Unie, recht heeft op verblijf in Nederland.

Voortzetting procedure

Nu het Hof van Justitie in Luxemburg uitspraak heeft gedaan, betekent dit niet dat daarmee een einde is gekomen aan de juridische procedure. De Raad van State heeft destijds de behandeling van de zaken geschorst in afwachting van de antwoorden van het Hof. Nu zal de Raad van State de behandeling van de zaken voortzetten.
De vragen die in oktober 2012 aan het Hof zijn voorgelegd, spelen ook in meerdere, vergelijkbare zaken die de Raad van State in behandeling heeft. Ook die zaken zijn aangehouden in afwachting van het arrest van het Hof in Luxemburg.

Lees hier de twee verwijzingsuitspraken van de Raad van State met zaaknummers 201007849/1/T1/V2 en 201108230/1/T1/V4 en met zaaknummers 201011889/1/T1/V4 en 201108529/1/T1/V4 van 5 oktober 2012 waarin alle prejudiciële vragen zijn te lezen die de Raad van State aan het Hof in Luxemburg heeft gesteld.

Lees hier (pdf, 42 kB) het persbericht dat het Hof van Justitie heeft uitgebracht bij dit arrest.