Uitspraak 201101507/2/R2


Volledige tekst

201101507/2/R2.
Datum uitspraak: 13 mei 2011

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

de stichting Stichting Behoud de Eemvallei, gevestigd te Baarn, en de vereniging Vereniging Vogelwacht Utrecht, gevestigd te Utrecht,
verzoekers,

en

de raad van de gemeente Amersfoort,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 14 december 2010 heeft de raad van de gemeente Amersfoort het bestemmingsplan "Golfbaan Hoogland West" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben Behoud de Eemvallei en De Vogelwacht bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 januari 2011, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 9 maart 2011.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 januari 2011, hebben Behoud de Eemvallei en De Vogelwacht de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 april 2011, waar Behoud de Eemvallei en De Vogelwacht, vertegenwoordigd door mr. J.M. Neefe, advocaat te Rotterdam, en mr. S.E. Eissens-Eigenhuis en H.N. Abrahams namens de raad, zijn verschenen. Voorts is [eigenaar] van Golfclub Soestduinen, verschenen.

Buiten bezwaren van partijen zijn nadere stukken in het geding gebracht.

2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. Niet in geschil is dat de vereiste spoed aanwezig is aangezien [eigenaar] voornemens is met de aanleg van de golfbaan te beginnen.

2.3. Behoud de Eemvallei en de Vogelwacht stellen dat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan geschorst dient te worden, aangezien zij verwachten dat dit besluit in de bodemprocedure zal worden vernietigd. Volgens hen is ten onrechte geen milieueffectrapport opgesteld, wordt in strijd gehandeld met de Habitat- en Vogelrichtlijn omdat diverse dier- en plantensoorten worden aangetast, en is het plan in strijd met gemeentelijk, provinciaal en rijksbeleid. Behoud de Eemvallei en De Vogelwacht betogen voorts dat geen rendabele exploitatie mogelijk is van een golfbaan ter plaatse en dat de aanleg van en vervolgens de veiligheid op eventuele wandelpaden niet kan worden gegarandeerd. Verder stellen zij dat onvoldoende onderzoek is gedaan op het gebied van de luchtkwaliteit, de externe veiligheid en de geluidsbelasting. Daarnaast stellen zij dat het plan en de planregels te globaal zijn, onder meer omdat de beoogde inrichting daarin niet is gewaarborgd.

2.4. De voorzitter stelt voorop dat de veelomvattende bezwaren van Behoud de Eemvallei en De Vogelwacht onderzoek vergen waartoe de onderhavige procedure zich niet leent. Wel overweegt de voorzitter dat vooralsnog in hetgeen door Behoud de Eemvallei en De Vogelwacht is aangevoerd geen aanleiding kan worden gevonden voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor de vestiging van een golfbaan ter plaatse. Hiertoe overweegt hij dat voor de aanwezigheid van een groot aantal plant- en diersoorten in het plangebied, zoals door verzoekers gesteld, geen aanknopingspunten kunnen worden gevonden in de rapporten "Natuurwaarden van het Buitengebied West" van Bureau Viridis van maart 2005 en de "Broedvogelinventarisatie 2009 Hoogland-West" van De Vogelwacht Utrecht waarnaar verzoekers verwijzen. Hierbij is van belang dat deze rapporten zien op een groter gebied dan de rapporten die specifiek voor het betrokken gebied zijn opgesteld. In de rapporten "Golfbaan Hoogland, aanmeldingsnotitie mer" van Van Empelen van Aalderen Partners B.V. van oktober 2008 en "quickscan golfbaan hoogland" van Bureau Viridis van augustus 2010, die zijn toegespitst op het plangebied, wordt geconcludeerd dat, met de daarin voorgestelde maatregelen en de beoogde inrichting, het plan kan worden uitgevoerd zonder dat een ontheffing nodig is ingevolge de Flora- en faunawet.

Voorts ligt het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Arkemheen op ongeveer vier kilometer afstand van het plangebied en het Natura 2000-gebied Eemmeer en Gooimeer Zuidoever op ongeveer acht kilometer zodat geen invloed van de aanleg van de golfbaan op deze gebieden valt te verwachten.

2.5. Verder ziet de voorzitter vooralsnog geen grond de aanleg van een golfbaan ter plaatse in strijd met het door Behoud de Eemvallei en de Vogelwacht genoemde gemeentelijke, provinciale of rijksbeleid te achten. De desbetreffende beleidsstukken sluiten de aanleg van een golfbaan ter plaatse niet uit en bieden hiervoor ruimte.

2.6. Wat betreft de economische uitvoerbaarheid van het plan staat in de plantoelichting dat het een particulier initiatief betreft dat voornamelijk wordt gefinancierd uit eigen vermogen van de exploitant. De raad heeft hiertoe inzage gevraagd en gekregen in de raming van de kosten en de financieringsopzet. De voorzitter ziet voorts in het aangevoerde vooralsnog geen aanleiding aan te nemen dat de onderbouwde stellingen van de exploitant [eigenaar] en de raad inhoudende dat deze golfbaan rendabel kan worden geëxploiteerd onjuist zijn.

2.7. Omtrent het gestelde inzake de luchtkwaliteit, de externe veiligheid en de geluidsbelasting ziet de voorzitter gelet op het verweer van de raad evenmin voldoende aanleiding om tot schorsing van het besluit over te gaan.

2.8. Wat betreft het ontbreken van een milieu-effectrapport is ter zitting niet komen vast te staan of en zo ja, welk deel van het plangebied kwalificeert als gevoelig gebied als bedoeld in onderdeel A van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 (hierna: Besluit mer). Hierdoor is niet komen vast te staan of de ten tijde van het nemen van het besluit toepasselijke drempelwaarde voor een golfbaan van 20 hectare in gevoelig gebied is overschreden, in welk geval ten onrechte geen milieu-effectrapport zou zijn opgesteld.

Nu echter met ingang van 1 april 2011 het Besluit mer zodanig is gewijzigd, dat daarin niet langer de verplichting is opgenomen een milieu-effectrapport op te stellen voor golfbanen, bestaat onvoldoende aanleiding reeds hierom tot schorsing van het bestreden besluit over te gaan. Hiertoe overweegt de voorzitter dat bij een eventuele vernietiging van het besluit om deze reden naar verwachting de rechtsgevolgen van het besluit in stand kunnen worden gelaten aangezien in dat geval de procedure na vernietiging opnieuw zou aanvangen terwijl de verplichting een milieu-effectrapport te maken is vervallen.

Niet valt in te zien waarom het overgangsrecht hieraan in de weg zou staan, zoals Behoud de Eemvallei en De Vogelwacht hebben gesteld. Ook bestaat vooralsnog geen grond te veronderstellen dat de verplichting een milieu-effectrapport op te stellen zou voortvloeien uit richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten - zoals gewijzigd bij richtlijn 97/11/EG van de Raad van 3 maart 1997 en bij richtlijn 2003/35/EEG van het Europese Parlement en de Raad van 26 mei 2003-, omdat naar voorlopig oordeel de verplichting een milieu-effectrapport op te stellen voor golfbanen niet voortvloeit uit de richtlijn.

2.9. Wat betreft de globaliteit van het bestemmingsplan kan uit onder meer de plantoelichting worden afgeleid dat de raad van belang acht dat de golfbaan een specifieke inrichting krijgt. Deze houdt onder meer in dat 7,1 hectare voor natuur moet worden ingericht. Daarnaast is in de plantoelichting nog een aantal voorwaarden opgenomen waaraan de inrichting moet voldoen, onder andere ten behoeve van het behoud van de kamerstructuur van het hoevelandschap. Voorts worden in de onder 2.4 genoemde rapporten een aantal maatregelen genoemd met betrekking tot de inrichting van het gebied.

In artikel 3.2, onder a van de planregels (toegestane bouwwerken) en 3.7 (gebruiksregels) wordt verwezen naar een inrichtingsplan waaraan bouwwerken dienen te voldoen en waarmee het gebruik van de gronden niet in strijd mag zijn. De voorzitter stelt vast dat het inrichtingsplan, dat volgens de planregels als bijlage 1 tot het plan zou behoren, ontbreekt, zodat er van uit moet worden gegaan dat dit geen onderdeel uitmaakt van het plan. Deze bijlage bij de planregels is door de raad zowel niet digitaal als schriftelijk aan de Afdeling toegestuurd.

Voorts ontbreekt deze bijlage bij de planregels ook op www.ruimtelijkeplannen.nl. Voor zover daar onder het kopje "bijlagen bij de toelichting" een document is opgenomen met de titel bijlage 1 "gebied golfbaan" kan worden vastgesteld dat dit document een kadastrale indelingskaart betreft. Voor zover onder dit kopje tevens een document is opgenomen met de titel "inrichtingsplan nieuw 101028-8" kan worden vastgesteld dat dit een kaartje betreft waarvan niet duidelijk is wat hiervan de herkomst en de status is en waarop voorts een legenda ontbreekt. Bovendien kunnen de onder het kopje "bijlagen bij de toelichting" opgenomen documenten niet gelden als onderdeel van de planregels.

Nu gelet op het voorgaande de ruimtelijke waarborg ontbreekt die de raad onder meer uit oogpunt van landschappelijke inpassing en de te nemen maatregelen ten behoeve van het behoud van natuurwaarden heeft beoogd, acht de voorzitter niet uitgesloten dat het plan in de bodemprocedure niet in stand zal kunnen blijven. Door het ontbreken van het bedoelde inrichtingsplan is het voorts niet mogelijk te beoordelen of de voorziene inrichting in voldoende mate voldoet aan de daarmee beoogde doeleinden.

2.10. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

2.11. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Amersfoort van 14 december 2010, kenmerk 3604495;

II. veroordeelt de raad van de gemeente Amersfoort tot vergoeding van bij de stichting Stichting Behoud de Eemvallei en de vereniging Vereniging Vogelwacht Utrecht in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 904,31 (zegge: negenhonderdvier euro en eenendertig cent), waarvan € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro) is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

III. gelast dat de raad van de gemeente Amersfoort aan de stichting Stichting Behoud de Eemvallei en de vereniging Vereniging Vogelwacht Utrecht het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 298,00 (zegge: tweehonderdachtennegentig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.

Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld-Mak, ambtenaar van staat.

w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Langeveld- Mak
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2011

317.