Uitspraak 201702446/1/R6


Volledige tekst

201702446/1/R6.
Datum uitspraak: 24 januari 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Amersfoort, (hierna samen en in enkelvoud: [appellant])
appellant,

en

het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 september 2016 heeft het college hogere waarden als bedoeld in artikel 110a van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) vastgesteld ten behoeve van het bestemmingsplan "Westelijke ontsluiting".

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] en het college hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 september 2017, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. J.S. Haakmeester, advocaat te Baarn, en het college, vertegenwoordigd door mr. A. de Snoo en mr. A.E.M. Langerhuizen, beiden advocaat te Amsterdam, zijn verschenen. Voorts is ter zitting E. Willighagen als deskundige voor het college ter zitting gehoord.

Overwegingen

1. [appellant] heeft zijn beroepsgrond, dat de reflectie van geluid van de westelijke ontsluiting bij zijn woning onvoldoende is onderzocht, ter zitting ingetrokken.

2. Het bestemmingsplan "Westelijke ontsluiting" maakt de aanpassing van de (rond)weg mogelijk tussen de Stichtse Rotonde tot aan de Birkstraat aan de westelijke zijde van Amersfoort. Voor woningen langs deze voorziene weg zijn hogere waarden vastgesteld. [appellant] woont aan de [locatie] tussen het voormalige klooster Onze Lieve Vrouw ter Eem en de voorziene ontsluiting op ongeveer 50 m afstand van die weg. Voor zijn woning is een hogere waarde van 50 dB vastgesteld.

3. De relevante wetsbepalingen luiden als volgt:

Artikel 82, eerste lid, van de Wgh: "Behoudens het in de artikelen 83, 100 en 100a bepaalde is de voor woningen binnen een zone ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel, vanwege de weg, 48 dB."

Artikel 83, eerste lid: "Voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in artikel 82, eerste lid, kan een hogere dan de in dat artikel genoemde waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde, buiten de in de volgende leden bedoelde gevallen, voor woningen in buitenstedelijk gebied 53 dB en voor woningen in stedelijk gebied 58 dB niet te boven mag gaan."

Artikel 83, het derde lid: "Bij toepassing van het eerste lid met betrekking tot woningen die reeds aanwezig of in aanbouw zijn, kan voor de toekomstige geluidsbelasting vanwege een weg die nog niet geprojecteerd is:

a. voor zover het woningen in stedelijk gebied betreft, een hogere dan de in dat lid genoemde waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde 63 dB niet te boven mag gaan;

b. […]."

Artikel 110a, eerste lid: "Burgemeester en wethouders zijn binnen de grenzen van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting."

Artikel 110a, vijfde lid: "Het eerste en tweede lid vinden slechts toepassing indien toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein, de weg of spoorweg, van de gevel van de betrokken woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen onderscheidenlijk aan de grens van de betrokken geluidgevoelige terreinen tot de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting onvoldoende doeltreffend zal zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. […]".

4. [appellant] betoogt dat de geluidbelasting bij zijn woning in het geluidonderzoek is onderschat. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft hij de "Aanvulling Second opinion Westelijke ontsluiting Amersfoort", opgesteld door Econsultancy, bij de nader ingediende stukken op 16 augustus 2017 in procedure gebracht, waarin wordt gesteld dat het akoestische onderzoek dat ten grondslag is gelegd aan het besluit tot vaststelling van hogere waarden gebreken vertoont. In dat verband wordt gesteld dat de kruispunt- en hellingcorrecties niet correct zijn toegepast en wordt er gewezen op de wijziging van de ontsluitingsweg naar het kloostercomplex OLV en de nieuwe tweede ontsluitingsweg op dat terrein. Volgens [appellant] is de cumulatie van de geluidbelasting niet voldoende onderzocht.

5. In het "Akoestisch onderzoek" van 9 september 2015, opgesteld door Alcedo, (hierna: het akoestisch onderzoek) zijn de resultaten van het onderzoek naar de gevolgen van de aanleg van de weg in de geluidsituatie in het kader van de Wgh neergelegd. Het onderzoeksgebied betreft de zone aan weerszijden van de nieuw te realiseren weg en de weggedeelten waaraan fysieke wijzigingen worden uitgevoerd. Wegen waar maximaal 30 km/uur gereden mag worden, hoeven op grond van de Wgh niet in het onderzoek betrokken te worden. Gelet hierop zijn de ontsluitingswegen van het kloostercomplex OLV terecht buiten beschouwing gelaten en zijn deze wegen terecht niet bij de cumulatieve geluidbelasting betrokken. Verder volgt uit het akoestisch onderzoek dat er een kruispuntcorrectie is toegepast. De raad heeft toegelicht dat van een groter kruispuntvlak is uitgegaan waardoor het punt waar de rijlijn het kruispuntvlak doorsnijdt dichter bij de woningen ligt en dat derhalve van een worst case scenario is uitgegaan. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat hiermee bij de kruispuntcorrectie een verkeerd uitgangspunt is gehanteerd. De betogen falen.

6. Wat betreft de hellingcorrectie is in de "Reactie op de second opinions van Econsultancy" van 25 augustus 2017, opgesteld door Alcedo, (hierna: het nadere akoestisch onderzoek) erkend dat deze ten onrechte niet is toegepast. Gelet hierop ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het akoestisch onderzoek waarop het besluit hogere waarden is gebaseerd niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen. Het betoog slaagt.

In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit voor zover dat ziet op de vaststelling van de hogere waarden voor [locatie] is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.

De Afdeling ziet evenwel aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb geheel in stand te laten en overweegt hiertoe het volgende. In het nadere akoestisch onderzoek is alsnog de hellingcorrectie in het model toegepast. Uit de berekening blijkt dat er geen sprake is van een relevant effect op de geluidbelasting bij toepassing van die correctie. De Afdeling ziet geen aanleiding aan deze conclusie te twijfelen. Dit betekent dat er geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat de hogere waarde voor de [locatie] onjuist is vastgesteld.

7. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Daarbij heeft de Afdeling voor de vergoeding van de door Econsultacy opgevoerde kosten 12 uur x € 75,-, zijnde een forfortair maximaal bedrag, =€ 900,- in aanmerking genomen.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep van [appellant A] en [appellant B] gegrond;

II. vernietigt het besluit van 6 september 2016 van het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort tot vaststelling van hogere waarden ten behoeve van het bestemmingsplan "Westelijke ontsluiting";

III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;

IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort tot vergoeding van bij [appellant A] en [appellant B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1902,00 (zegge: negentienhonderdentwee euro), waarvan € 1002,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

V. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort aan [appellant A] en [appellant B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 334,00 (zegge: driehonderdvierendertig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzitter, en mr. F.C.M.A. Michiels en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, griffier.

w.g. Hoekstra w.g. Vogel-Carprieaux
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2018

661.