Uitspraak 200706227/1


Volledige tekst

200706227/1.
Datum uitspraak: 2 april 2008

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te [woonplaats],

en

de minister van Verkeer en Waterstaat,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 24 oktober 2006 heeft de minister van Verkeer en Waterstaat (hierna: de minister) het wegaanpassingsbesluit "Oostbaan A7 knooppunt Zaandam - Purmerend-Zuid" vastgesteld.

Hangende de beroepen die destijds tegen het wegaanpassingsbesluit van 24 oktober 2006 waren ingesteld, heeft de minister bij besluit van 9 juli 2007 besloten voormeld wegaanpassingsbesluit gewijzigd vast te stellen.

Tegen dit wijzigingsbesluit heeft [appellant] bij faxbericht, bij de Raad van State ingekomen op 28 augustus 2007, beroep ingesteld.

De minister heeft een verweerschrift ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht. [appellant] en de minister hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.

De minister heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 januari 2008, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. E.F.J.A.M. de Wit, alsmede de minister, vertegenwoordigd door mr. M.H.M. de Rooij, advocaat te Den Haag, en mr. ing. F. van Gogh, drs. E. de Heij, ir. F.B.J. Elbers en ing. B. de Boer, ambtenaren van het ministerie, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. [appellant] heeft aangevoerd dat waar bij het wijzigingsbesluit hogere grenswaarden en het aantal woningen met een hogere geluidbelasting gewijzigd zijn vastgesteld, een afweging van de daarbij betrokken belangen ten onrechte ontbreekt en dat van een zorgvuldige voorbereiding van dit besluit geen sprake is.

De Afdeling begrijpt dit bezwaar aldus dat [appellant] zich richt tegen de wijze waarop het wijzigingsbesluit is voorbereid.

2.2. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Spoedwet wegverbreding (hierna: de Spoedwet), voor zover hier van belang, is op de voorbereiding van het wegaanpassingsbesluit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

2.3. Blijkens de stukken is het wijzigingsbesluit in strijd met artikel 7, eerste lid, van de Spoedwet niet met afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht voorbereid. Voor zover de minister heeft betoogd dat toepassing is gegeven aan artikel 6:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, nu het wijzigingsbesluit is genomen hangende de inmiddels ingetrokken beroepen tegen het wegaanpassingsbesluit van 24 oktober 2006, overweegt de Afdeling dat de minister weliswaar bevoegd is om hangende een beroep een wegaanpassingsbesluit te wijzigen dat naar zijn mening onjuist is, maar dat deze bevoegdheid niet meebrengt dat artikel 7, eerste lid, van de Spoedwet in dat geval niet van toepassing is. Dat, zoals ter zitting door de minister is betoogd, een ontwerp-tracébesluit als bedoeld in de Tracéwet op ondergeschikte punten zonder toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht gewijzigd kan worden vastgesteld en zich in dit geval een situatie voordoet die hiermee vergelijkbaar is, leidt - wat daarvan ook zij - evenmin tot het oordeel dat artikel 7, eerste lid, van de Spoedwet niet van toepassing is op het wijzigingsbesluit. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de Spoedwet niet voorziet in een uitzondering op de in artikel 7, eerste lid, van die wet voorgeschreven procedure.

2.4. De conclusie is dat hetgeen [appellant] heeft aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het wijzigingsbesluit in strijd met artikel 7, eerste lid, van de Spoedwet niet met afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is voorbereid. Het beroep is gegrond, zodat het wijzigingsbesluit dient te worden vernietigd. In verband hiermee behoeft het beroep van [appellant] geen verdere bespreking.

Nu een nieuw wijzigingsbesluit van belang is voor de vastgestelde hogere waarde als bedoeld in de Wet geluidhinder voor onder andere de woning van [appellant] binnen de zone van de A7, gaat de Afdeling ervan uit dat de minister een nieuw wijzigingsbesluit neemt met inachtneming van deze uitspraak.

2.5. De minister dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van de minister van Verkeer en Waterstaat van 9 juli 2007;

III. veroordeelt de minister van Verkeer en Waterstaat tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 805,00 (zegge: achthonderdenvijf euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de Staat der Nederlanden aan [appellant] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

IV. gelast dat de Staat der Nederlanden aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. M.W.L. Simons-Vinckx, leden, in tegenwoordigheid van mr. B.S. Jansen, ambtenaar van Staat.

w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Jansen
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 2 april 2008

399.