Uitspraak 200400798/1


Volledige tekst

200400798/1.
Datum uitspraak: 28 juli 2004

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

1. het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk,
2. [appellant sub 2], wonend te Noordwijk,
appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 17 december 2003 in het geding tussen:

[wederpartij], wonend te Noordwijk

en

appellant sub 1.

1. Procesverloop

Bij besluit van 15 mei 2001 heeft appellant sub 1 appellant sub 2 bouwvergunning verleend voor het uitbreiden van een restaurant met vier logiesappartementen op het perceel [locatie] te Noordwijk (hierna: het perceel).

Bij besluit van 15 januari 2003 heeft appellant sub 1 het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 17 december 2003, verzonden op 22 december 2003, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en appellant sub 1 opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben appellant sub 1 bij brief van 26 januari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 28 januari 2004, en appellant sub 2 bij brief van 27 januari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 28 januari 2004, hoger beroep ingesteld. Appellant sub 1 heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 10 maart 2004. Deze brieven zijn aangehecht.

Bij brief van 7 april 2004 heeft [wederpartij] van antwoord gediend.

Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van [wederpartij]. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 juli 2004, waar appellant sub 1, vertegenwoordigd door K. Spaans, ambtenaar der gemeente, appellant sub 2 in persoon, bijgestaan door mr. R.T.M. Borsjé, advocaat te Haarlem, en [wederpartij] in persoon, bijgestaan door mr. A.M.C. Marius-Van Eeghen, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Het bouwplan ziet op het realiseren van vier appartementen op de bovenverdieping van het op het perceel gelegen restaurant. Het restaurant heeft, het terras meegerekend, een capaciteit van 220 zitplaatsen. Voorts is op het terrein een afhaalpizzeria gevestigd.

2.2. Appellanten betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat appellant sub 1 bij de beoordeling van het bouwplan artikel 2.5.30, eerste lid, van de bouwverordening van de gemeente Noordwijk (hierna: de bouwverordening) onjuist heeft uitgelegd en toegepast.

Ingevolge deze bepaling moet, indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, in voldoende mate in deze behoefte zijn voorzien in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende terrein. Volgens appellanten is hieraan voldaan, nu het aantal parkeerplaatsen zal worden uitgebreid van 24 tot 37.

2.3. Met de uitbreiding van 24 naar 37 parkeerplaatsen doelen appellanten op een in hoger beroep overgelegde schets van januari 2004, die in opdracht van appellant sub 2 is vervaardigd. Hiermee kan echter geen rekening worden gehouden, nu pas na de uitspraak van de rechtbank de schets is gemaakt en de parkeerplaatsen zijn gerealiseerd, terwijl de bestuursrechter de rechtmatigheid van het aangevochten besluit ex tunc beoordeelt.

2.4. Bij het besluit op bezwaar is ervan uitgegaan dat het aantal parkeerplaatsen na de verbouwing 24 blijft. Uit dat besluit op bezwaar blijkt tevens dat appellant sub 1 slechts heeft overwogen dat het bestaande aantal van 24 parkeerplaatsen voldoende is, aangezien voor in totaal acht appartementen, één woning en vier arbeidskrachten 12 parkeerplaatsen nodig zijn. Ter zitting is namens appellant sub 1 erkend dat daarbij niet is getoetst aan artikel 2.5.30 van de bouwverordening van de gemeente Noordwijk. De rechtbank heeft dan ook terecht vastgesteld dat onvoldoende is gemotiveerd dat met het bestaande aantal parkeerplaatsen aan artikel 2.5.30 van de bouwverordening is voldaan.

2.5. De hoger beroepen zijn ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

Appellant sub 1 dient derhalve een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Zoals ook volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 20 april 2000, in zaak no. H01.99.0617 (aangehecht), behoort in dat verband bij de beoordeling of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid alleen rekening te worden gehouden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van het realiseren van het bouwplan.

2.6. Appellant sub 1 dient op de hierna aangegeven wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. bevestigt de aangevallen uitspraak;

II. veroordeelt appellant sub 1 in de door [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Noordwijk te worden betaald aan [wederpartij].

Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Ettekoven w.g. Lodder
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2004

17.