Uitspraak 202200292/1/V3


Volledige tekst

202200292/1/V3.

Datum uitspraak: 16 maart 2023

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 10 januari 2022 in zaak nr. NL21.19432 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 13 december 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

Bij uitspraak van 10 januari 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.I.T. Sopacua, advocaat te Heerlen, hoger beroep ingesteld.

Bij besluit van 28 januari 2022 heeft de staatssecretaris het besluit van 13 december 2021 ingetrokken.

Bij besluit van 12 september 2022 heeft de staatssecretaris de aanvraag alsnog ingewilligd.

Overwegingen

1.       Met de verlening van de gevraagde verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft de vreemdeling het doel van de procedure bereikt. De vreemdeling kan met zijn hoger beroep niet meer of iets anders bereiken. Daarom heeft hij geen belang bij de beoordeling van het hoger beroep.

2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.

3.       Wel moet worden bezien of de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten moet worden veroordeeld. Omdat de staatssecretaris met het besluit van 12 september 2022 de vreemdeling tegemoet is gekomen, moet hij de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;

II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 837,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, griffier.

w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Melse
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2023

191