Uitspraak 202205798/1/V3


Volledige tekst

202205798/1/V3.
Datum uitspraak: 7 november 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het verzoek van:

[de vreemdeling],

verzoeker,

om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 19 september 2022, in zaak nr. 202203599/3/V3.

Procesverloop

Bij brief van 6 oktober 2022 heeft verzoeker de Afdeling verzocht om herziening van de uitspraak van 19 september 2022 in zaak nr. 202203599/3/V3.

De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.

Overwegingen

1.       De Afdeling kan onder omstandigheden een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van nieuwe feiten en omstandigheden (artikel 8:119, eerste lid, van de Awb).

1.1.    In haar uitspraak van 27 juli 2004, ECLI:NL:RVS:2004:AT8975, heeft de Afdeling overwogen dat alleen uitspraken als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Awb en in artikel 8:86 van de Awb onherroepelijke uitspraken zijn die voor herziening in aanmerking komen. De vreemdeling vraagt om herziening van een uitspraak waarin op grond van artikel 8:81 van de Awb, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, een voorlopige voorziening is getroffen. Omdat dit geen uitspraak is als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Awb en in artikel 8:86 van de Awb, is de Afdeling kennelijk onbevoegd van het verzoek om herziening kennis te nemen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart zich onbevoegd van het verzoek kennis te nemen.

Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.

w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Van Meurs-Heuvel
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 7 november 2022

47-982