Uitspraak 202107213/2/R3 en 202107213/1/R3


Volledige tekst

202107213/2/R3 en 202107213/1/R3.
Datum uitspraak: 19 augustus 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:

[verzoekster], wonend te Bovensmilde, gemeente Midden-Drenthe,

verzoekster,

en

provinciale staten van Drenthe,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 september 2021 hebben provinciale staten het inpassingsplan "PIP N373 Norgervaart" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoekster] beroep ingesteld.

[verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Provinciale staten hebben een verweerschrift ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 2 augustus 2022, waar [verzoekster] en provinciale staten, vertegenwoordigd door mr. S.T. Wiersema, zijn verschenen.

Partijen hebben toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

Overwegingen

Inleiding

1.       In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

2.       Het provinciaal inpassingsplan voorziet in een reconstructie van de provinciale weg N373 (Norgervaart) tussen de Norgerbrug en de afslag naar Veenhuizen (N919). Een belangrijk doel van de reconstructie is het verbeteren van de verkeersveiligheid voor fietsers.

3.       [verzoekster] woont in de directe nabijheid van de N373 en is het niet eens met de vaststelling van het inpassingsplan. Zij heeft beroep ingesteld, omdat het inpassingsplan volgens haar leidt tot een verslechtering van de verkeersveiligheid voor fietsers en een aantasting van cultuurhistorische waarden en de landschappelijke structuur.

Toetsingskader

4.       Bij de vaststelling van een inpassingsplan moeten provinciale staten bestemmingen aanwijzen en regels geven die provinciale staten uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig achten. Provinciale staten hebben daarbij beleidsruimte en moeten de betrokken belangen afwegen. De voorzieningenrechter oordeelt niet zelf of het inpassingsplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De voorzieningenrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het inpassingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het inpassingsplan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Verkeersveiligheid

5.       [verzoekster] richt zich tegen het plandeel met de bestemming "Verkeer". Zij voert aan dat provinciale staten ten onrechte hebben gekozen voor een wegontwerp met middenbermen. Een oversteek voor fietsers met een middengeleider is volgens haar niet veilig op de drukke N373 waar hard wordt gereden. Een oversteek met stoplichten - zoals aanwezig in de huidige situatie - is volgens [verzoekster] veiliger dan middengeleiders.

5.1.    Provinciale staten stellen dat de huidige oversteek met stoplichten niet veilig is, omdat door rood wordt gefietst en gereden.

5.2.    In paragraaf 4.1 van de plantoelichting staat het volgende: "De oversteekbaarheid voor fietsers fietsverkeer ter plaatse van de aansluitingen Domeinweg en Koelenweg laat te wensen over. De intensiteit van de N373 is dusdanig hoog dat een oversteek voor fietsers in 2 fases gewenst is. De N373 wordt daarom ter plaatse van de aansluitingen voorzien van middengeleiders met een breedte van 3,00 meter. Het fietsverkeer kan de N373 dan in twee keer oversteken. Bovendien wordt het fietsverkeer gescheiden van het overige verkeer om de oversteek voor het fietsverkeer zo optimaal mogelijk te maken. Daartoe worden de dam en de brug vervangen door nieuwe bruggen voor gemotoriseerd verkeer en aparte fietsbruggen over de Norgervaart. Omwille van leefbaarheid/beeldkwaliteit van de omgeving en cultuurhistorie is gekozen voor bruggen in plaats van dammen.

5.3.    Provinciale staten hebben onder verwijzing naar de ontwerprichtlijn uit de CROW-publicatie 330 "Handboek Wegontwerp 2013 - Gebiedsontsluitingswegen" (hierna: CROW-publicatie 330) toegelicht de voorkeur te geven aan een oversteek voor fietsers met een middengeleider boven een oversteek met stoplichten. Provinciale staten stellen zich op het standpunt dat de aanleg van een middengeleider ter plaatse van de aansluitingen van de N373 met de Domeinweg en de Koelenweg leidt tot een verbetering van de verkeersveiligheid. Dit is volgens  provinciale staten het geval omdat de middengeleider snelheidsremmend werkt en het onmogelijk maakt voor gebruikers van gemotoriseerde voertuigen om elkaar in te halen. Stilstaande fietsers hebben op deze manier goed zicht op naderend verkeer op de hoofdrijbaan en ook zijn fietsers goed zichtbaar voor dit naderend verkeer, zo stellen provinciale staten. De voorzieningenrechter ziet in de enkele stelling van [verzoekster] dat zij van mening is dat de huidige stoplichten beter werken geen aanleiding voor het oordeel dat provinciale staten niet hebben kunnen kiezen voor een wegontwerp met middengeleiders.

Het betoog slaagt niet. Overigens hebben provinciale staten ter zitting verklaard dat zal worden gemonitord of het wegontwerp met middengeleiders in de praktijk ook veilig functioneert. Als daar aanleiding voor is kunnen als aanvullende maatregelen verkeerslichten worden geplaatst.

Aantasting cultuurhistorische/landschappelijke waarden?

6.       [verzoekster] richt zich verder tegen het plandeel met de bestemming "Verkeer", voor zover de N373 wordt verbreed naar 6,6 m met een bermbreedte van 3 m, wat ertoe leidt dat de Norgervaart gemiddeld met 2,2 m wordt versmald. [verzoekster] voert aan dat de vaart een belangrijke ontginningsstructuur vormt in het veenkoloniale landschap en dat versmalling van de vaart deze structuur aantast. [verzoekster] vindt het ook niet nodig om de vaart te versmallen met het doel om bermen van 3 m mogelijk te maken.

6.1.    De Norgervaart is in het Cultuurhistorisch Kompas van de provincie Drenthe van 2009 aangewezen als een lijnelement van de provinciale cultuurhistorische hoofdstructuur. De bescherming van de samenhang tussen het systematische ontginningspatroon van grootschalige openheid met een kenmerkende wijkenstructuur en bebouwingslinten met daaruit opgaande percelen is geborgd in de Provinciale Omgevingsvisie. In paragraaf 4.3.2 van de plantoelichting staat dat de reconstructie van de N373 geen negatief effect heeft op het hoogveenontginningslandschap, omdat de specifieke kenmerken niet worden aangetast door de verbreding van de weg en de aanleg van de bruggen over de Norgervaart. In de plantoelichting staat verder dat de vervanging van de dammen door twee bruggen ter plaatse van de Domeinweg en de Kolonievaart vanuit cultuurhistorisch perspectief een verbetering vormen, omdat het doorgaande karakter van de vaart wordt hersteld. Ook wordt in de plantoelichting geconcludeerd dat de reconstructie van de Norgervaart weliswaar tot gevolg heeft dat de Norgervaart 2,2 m wordt versmald, maar dat deze versmalling geen afbreuk doet aan de Norgervaart als cultuurhistorisch lijnelement. De toekomstige breedte van de Norgervaart zal 12,5 m bedragen en dit is voldoende voor de beleving daarvan, zo staat in de plantoelichting.

6.2.    De Afdeling is van oordeel dat provinciale staten in de plantoelichting voldoende hebben verantwoord waarom zij zich op het standpunt stellen dat de cultuurhistorische/landschappelijke waarden door het plan niet worden aangetast. [verzoekster] heeft niet onderbouwd waarom niet van deze verantwoording kan worden uitgegaan. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat met de reconstructie van de N373 en de daarmee gepaard gaande versmalling van de Norgervaart onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige cultuurhistorische en landschappelijke waarden.

Het betoog slaagt niet.

6.3.    Wat betreft het betoog van [verzoekster] dat het niet nodig is om bermen te realiseren met een breedte van 3 m, overweegt de voorzieningenrechter dat provinciale staten hebben toegelicht dat de keuze voor verbreding van de berm is gebaseerd op paragraaf 8.1 van CROW-publicatie 330. In deze CROW-publicatie wordt voor niet-autosnelwegen buiten de bebouwde kom als uitgangspunt geadviseerd om een obstakelvrije zone te realiseren van 4,5 m om risico’s voor inzittenden van uit de koers geraakte voertuigen te beperken of te voorkomen. Provinciale staten stellen dat de berm langs de Norgervaart in de huidige situatie amper 1 m breed en schuin aflopend is, wat leidt tot een onveilige situatie. Een bermbreedte van 3 m is volgens provinciale staten meer in lijn met de obstakelvrije zone van 4,5 m die CROW-publicatie 330 adviseert en noodzakelijk uit het oogpunt van verkeersveiligheid. De Afdeling is van oordeel dat provinciale staten hiermee voldoende hebben gemotiveerd waarom er een noodzaak is voor verbreding van de berm langs de Norgervaart.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

7.       Het beroep is ongegrond. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

Proceskosten

8.       Provinciale staten hoeven geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep ongegrond;

II.       wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, griffier.

w.g. Sevenster
voorzieningenrechter

w.g. Priem
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2022

646