Uitspraak 202101599/2/R2


Volledige tekst

202101599/2/R2.
Datum uitspraak: 21 juli 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) in het geding tussen:

1.       [verzoeker sub 1A] en [verzoeker sub 1B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker sub 1]), beiden wonend te Roermond,

2.       [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker sub 2]) en anderen, allen wonend te Roermond,

verzoekers,

en

1.       de raad van de gemeente Roermond,

2.       het college van burgemeester en wethouders van Roermond,

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 17 december 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Herontwikkeling Minister Bongaertsstraat" vastgesteld.

Bij besluit van 26 januari 2021 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van 74 woningen aan de Minister Bongaertsstraat en de Doctor Philipslaan te Roermond.

De besluiten zijn gecoördineerd voorbereid en bekend gemaakt met toepassing van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro).

Tegen deze besluiten hebben [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] en anderen beroepen ingesteld. Zij hebben de voorzieningenrechter ook verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad en het college hebben een verweerschrift ingediend. Stichting Wonen Zuid, initiatiefnemer en vergunninghouder, heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 5 juli 2022, waar [verzoeker sub 1], bijgestaan door mr. W. Graafland, rechtsbijstandsverlener te Apeldoorn, [verzoeker sub 2] en anderen, vertegenwoordigd door [verzoeker sub 2], bijgestaan door [gemachtigde A] en de raad en het college, vertegenwoordigd door mr. C. Thielen en P.W.F. Boesten zijn verschenen. Verder is Stichting Wonen Zuid, vertegenwoordigd door mr. J. van Vulpen, advocaat te Nijmegen, bijgestaan door [gemachtigde B], [gemachtigde C] en [gemachtigde D], als partij gehoord.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het plan en omgevingsvergunning maken de bouw van 74 woningen, waarvan 41 eengezinswoningen en 33 zogenoemde nultredewoningen mogelijk in een gebied gelegen aan de Minister Bongaertsstraat en Doctor Philipslaan te Roermond, ter vervanging van 76 seniorenwoningen. Verder bieden de besluiten een planologisch-juridische basis voor de herinrichting van het gebied. [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] en anderen wonen in de directe nabijheid van het plangebied. Zij stellen zich op het standpunt dat onvoldoende rekening is gehouden met de belangen van de toekomstige bewoners en met de belangen van direct omwonenden. Zij hebben een voorlopige voorziening ingediend, om onomkeerbare gevolgen te voorkomen.

Spoedeisend belang

3.       De voorzieningenrechter is van oordeel dat een spoedeisend belang bestaat bij de gevraagde voorlopige voorziening. Stichting Wonen Zuid heeft aangegeven dat de 74 woningen reeds in aanbouw zijn en dat zij niet bereid is te wachten totdat uitspraak is gedaan in de bodemprocedure.

Beoordeling van de verzoeken

4.       De voorzieningenrechter stelt vast dat [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] en anderen veel gronden naar voren hebben gebracht. Het karakter van de voorlopige voorzieningenprocedure leent zich niet goed voor het geven van een oordeel over al die beroepsgronden. De voorzieningenrechter zal zich beperken tot een bespreking van enkele beroepsgronden, die blijkens de beroepschriften en het verhandelde ter zitting gelden als de voor [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] en anderen belangrijkste beroepsgronden.

Participatie

5.       [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] en anderen betogen dat direct omwonenden ten onrechte niet zijn betrokken bij de besluitvorming over de herontwikkeling van het gebied. Zij voeren aan dat gedurende het gehele besluitvormingsproces geen ruimte is geweest om te reageren en dat de input van omwonenden ten onrechte niet is meegenomen bij de besluitvorming. Dit terwijl de gemeente Roermond, blijkens het door de gemeente gevoerde beleid, burgers actief wil betrekken bij beslissingen.

5.1.    De Afdeling stelt vast dat het besluit tot vaststelling van het plan en tot verlening van de omgevingsvergunning zijn voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb en dat niet is gebleken van beleid waaruit blijkt dat de gemeente zich heeft verplicht om bovenop de procedure genoemd in afdeling 3.4 van de Awb burgers actief te betrekken bij ruimtelijke plannen. Evenmin is gebleken dat de raad niet op de juiste wijze toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in afdeling 3.4 van de Awb. Het ontwerpplan en de ontwerpomgevingsvergunning zijn ter inzage gelegd en er is aan een ieder gelegenheid geboden tot het naar voren brengen van zienswijzen. De bedoelde burgerparticipatie maakt geen deel uit van de in de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde procedure. Daarom ziet de voorzieningenrechter in het betoog over de burgerparticipatie geen aanleiding de bestreden besluiten te schorsen.

Woon- en leefklimaat

6.       [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] en anderen betogen dat het plan en de omgevingsvergunning niet voorzien in een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor zowel de toekomstige bewoners van de 74 woningen binnen het plangebied, als voor de direct omwonenden. Zij voeren aan dat het aantal bewoners binnen het plangebied zal gaan toenemen door de komst van de nieuwe woningen, terwijl tegelijkertijd het bestaande openbaar groen vermindert en niet is voorzien in afdoende speelplekken. Verder zal volgens [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] en anderen de verkeersveiligheid verminderen door de toename van het aantal bewoners. Er worden volgens [verzoeker sub 2] en anderen te weinig parkeerplaatsen gerealiseerd.

[verzoeker sub 1] betoogt dat het vrije uitzicht vanuit haar woning aan de achterzijde wordt aangetast door de komst van de nieuwe woningen.

[verzoeker sub 2] betoogt dat zij ten onrechte geen reactie heeft gehad op haar wens om toegang te krijgen tot de brandgang, waarin wordt voorzien en die zal komen te lopen aan de achterzijde van het meest noordelijke bouwblok, gelegen direct achter haar perceel.

6.1.    Voor wat betreft het standpunt van [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] en anderen, dat het woon- en leefklimaat van de toekomstige bewoners verslechtert, wordt overwogen dat in artikel 8:69a van de Awb besloten ligt dat degene die vernietiging van een besluit beoogt zich in beginsel niet met succes kan beroepen op belangen van anderen (vergelijk de overzichtsuitspraak over het relativiteitsvereiste van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, r.o. 10.10).

6.2.    Voor wat betreft het standpunt van [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] en anderen, dat hun woon- en leefklimaat verslechtert, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.

6.3.    In het plan is voorzien in 3 woningbouwblokken. Aan de betreffende gronden is de bestemming "Wonen" toegekend en aan een deel van die gronden de aanduiding "bouwvlak". Aan de gronden gelegen tussen de woningbouwblokken is de bestemming "Verkeer" toegekend. Aan 4 stroken grond, gelegen in de nabijheid van het meest zuidelijke woningbouwblok, is de bestemming "Groen" toegekend, bestemd voor onder meer openbare groenvoorzieningen met bijbehorende speeltoestellen. Gelet op de verbeelding, gelezen in samenhang met artikel 5.2.2, onder c, van de planregels, bedraagt de maximale bouwhoogte 8 m respectievelijk 10,5 m.

6.4.    De raad en het college erkennen dat op grond van het plan en de omgevingsvergunning groter en hoger mag worden gebouwd, dan op grond van het onderliggende bestemmingsplan "Vrijveld Lommerveld" mogelijk was en dat gedeeltelijk wordt gebouwd voor gezinnen, ter vervanging van kleine seniorenwoningen, zodat het niet onaannemelijk is dat daardoor ook het aantal bewoners binnen het plangebied zal gaan toenemen. Zij stellen zich echter op het standpunt dat de keuze om niet te voorzien in een groter oppervlakte aan openbaar groen en in grotere en hogere woningen het resultaat is van een belangenafweging, waarbij het algemene belang dat ziet op de beschikbaarheid van voldoende en kwalitatief goede sociale huurwoningen en de aanleg van veilige wegen en voldoende parkeerplaatsen, zwaarder weegt dan het door [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] en anderen gestelde belang dat ziet op minder bebouwing met meer openbaar groen met speelvoorzieningen. Zij hebben daarnaast toegelicht dat de

76 seniorenwoningen en de inrichting van het gebied niet meer voldeden aan de eisen van deze tijd. Verder hebben zij toegelicht dat ervoor is gekozen om niet alleen seniorenwoningen terug te bouwen, maar om ook te voorzien in  gezinswoningen, teneinde een gezonde mix van woontypen te bewerkstelligen. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter mochten de raad en het college in beginsel een groot gewicht toekennen aan het algemene belang, dat ziet op de beschikbaarheid van voldoende en kwalitatief goede sociale huurwoningen en aan inrichting van het gebied volgens de huidige normen.

6.5.    Over het openbare groen overweegt de voorzieningenrechter daarnaast als volgt. De raad heeft erop gewezen dat de bestemming "Wonen" en "Verkeer" mede zijn bestemd voor groenvoorzieningen en speelvoorzieningen en dat door middel van een voorwaardelijke verplichting, neergelegd in artikel 5.4.2 van de planregels, is verzekerd dat de woningen uitsluitend in gebruik mogen worden genomen en na ingebruikname in gebruik mogen blijven, indien binnen het plangebied minimaal 29 bomen in de openbare ruimte uiterlijk 1 jaar na gereed melding van de laatste woning aanwezig zijn, en vervolgens in stand gehouden worden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad zich op het standpunt mogen stellen dat met het toekennen van de bestemming "Groen" en de mogelijkheid om groenvoorzieningen aan te leggen op gronden met andere bestemmingen die daaraan zijn toegekend, tezamen met de voorwaardelijke verplichting, een voldoende groene invulling wordt bewerkstelligd. Overigens heeft Stichting Wonen Zuid ter zitting de toezegging gedaan om niet 29, maar 58 bomen binnen het plangebied aan te planten.

6.6.    Over de parkeerdruk overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Gelet op artikel 4.1, onder b, van de planregels zijn de voor "Verkeer" aangewezen gronden mede bestemd voor parkeervoorzieningen. Blijkens de omgevingsvergunning bestaat een tekort aan 30 parkeerplaatsen. In totaal wordt voorzien in 81 parkeerplaatsen, terwijl een parkeerbehoefte bestaat van 111 parkeerplaatsen. Volgens de geldende Nota Parkeernormen 2014 kan echter, ingeval niet kan worden voorzien in parkeren op eigen grond, gebruik worden gemaakt van de beschikbare capaciteit in het openbare gebied. Daarbij geldt dat de parkeerplaatsen in het openbare gebied zich binnen een acceptabele loopafstand moeten bevinden en dat de bezettingsgraad van de betreffende parkeerplaatsen, inclusief het beoogde gebruik van de door de initiatiefnemer te realiseren functies, niet hoger mag uitkomen dan op 85%.

De raad en het college hebben zich op het standpunt gesteld dat het tekort van 30 parkeerplaatsen kan worden opgevangen in de omliggende wijken en dat het plan daarom niet leidt tot een onaanvaardbare toename van de parkeerdruk in de omliggende woonwijken. Zij verwijzen naar het door Stichting Wonen Zuid verrichte parkeeronderzoek ("Parkeerbalans nieuwbouw", bijlage 2 bij de plantoelichting). Daarin wordt geconcludeerd dat in de openbare ruimte rondom het plangebied de bezettingsgraad op maatgevende momenten minder bedraagt dan 85%.

In hetgeen door [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] en anderen is aangevoerd ziet de voorzieningenrechter geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het parkeeronderzoek onzorgvuldig is uitgevoerd of dat anderszins niet op de resultaten van dat onderzoek mag worden afgegaan. De raad en het college hebben zich dan ook, onder verwijzing naar de Nota Parkeernormen 2014 en het parkeeronderzoek, op het standpunt mogen stellen dat de parkeerdruk in de omringende wijken niet onaanvaardbaar zal gaan toenemen.

6.7.    Over de verkeerssituatie overweegt de voorzieningenrechter als volgt. De raad en het college hebben erkend dat het niet is uitgesloten dat het totaal aantal bewoners binnen het plangebied zal toenemen en dat het daardoor niet is uitgesloten dat het aantal verkeersbewegingen binnen het plangebied zal gaan toenemen. Zij hebben zich echter op het standpunt gesteld dat deze toename geen verslechtering van de verkeersveiligheid met zich zal brengen.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben de raad en het college zich terecht op het standpunt gesteld dat het plan en de omgevingsvergunning de juridisch-planologische basis bieden voor een totale herstructurering van het gebied, waarbij in het plan ruimte is opgenomen voor voldoende brede wegen met aan weerszijde een trottoir, al dan niet gecombineerd met parkeerstroken. De ontsluiting van het plangebied via de Minister Bongaertsstraat en Doctor Philipslaan wordt niet gewijzigd en de bestaande doodlopende wegen binnen het plangebied worden doorgetrokken, zodat het verkeer niet hoeft te keren. Gelet hierop hebben de raad  en het college zich, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, op het standpunt mogen stellen dat het niet aannemelijk is dat de verkeerssituatie zal gaan verslechteren door de geringe toename van het aantal verkeersbewegingen.

6.8.    Over het betoog van [verzoeker sub 1] over de aantasting van het vrije uitzicht overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Gelet op artikel 5 van de planregels, gelezen in samenhang met de verbeelding, voorziet het plan in de mogelijkheid om op een afstand van 4,5 m van het perceel van [verzoeker sub 1] een woning te bouwen met een bouwhoogte van 10,5 m, terwijl op grond van onderliggende bestemmingsplan een bouwhoogte van 4 m  was toegestaan. Aannemelijk is dat door die hogere bouwhoogte het uitzicht vanaf het perceel en vanuit de woning van [verzoeker sub 1] afneemt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben de raad en het college deze vermindering van het uitzicht aanvaardbaar mogen achten. In zijn algemeenheid bestaat geen recht op vrij uitzicht. De raad en het college hebben bovendien toegelicht dat voor wat betreft de bouwhoogten van de nieuwe woningen is aangesloten bij de woonbebouwing van de omgeving en zich daarnaast op het standpunt gesteld dat de aangehouden afstanden tussen de omliggende woningen en de nieuw te bouwen woningen niet ongebruikelijk zijn in een stedelijke woonwijk.

6.9.    Gelet op het voorgaande hebben de raad en het college zich op het standpunt mogen stellen dat het woon- en leefklimaat van direct omwonenden niet onaanvaardbaar verslechtert door de door het plan en de omgevingsvergunning mogelijk gemaakte 74 woningen en de herinrichting van het gebied. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter in het betoog van [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] en anderen over de aantasting van het woon- en leefklimaat geen aanleiding om de besluiten te schorsen.

6.10.  Overigens heeft Stichting Wonen Zuid ter zitting de toezegging gedaan aan [verzoeker sub 2] dat zij toegang krijgt tot de brandgang die komt te lopen in het plangebied, achter haar perceel.

Conclusie

7.       Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan niet heeft mogen vaststellen en dat het college de omgevingsvergunning niet heeft mogen verlenen. Gelet hierop wordt het verzoek afgewezen.

8.       De raad en het college hoeven de proceskosten niet te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F. Nales, griffier.

w.g. Sevenster
voorzieningenrechter

w.g. Nales

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2022

680