Uitspraak 202107922/3/R4


Volledige tekst

202107922/3/R4.
Datum uitspraak: 21 juli 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

Stichting Burgerinitiatief ter bevordering van het behoud van flora, fauna en woongeluk in de buurt Dreyeroord in Oosterbeek, gevestigd te Oosterbeek, gemeente Renkum, en anderen,

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Renkum,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 september 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Nico Bovenweg 44, 2021" (hierna: het bestemmingsplan) vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben onder meer de stichting en anderen beroep ingesteld.

De stichting en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De stichting en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 juli 2022, waar de stichting en [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. J.E. Dijk, advocaat te Haarlem, vergezeld door [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door mr. T.E.P.A. Lam, advocaat te Nijmegen, vergezeld door ing. A. Ruiter, zijn verschenen. Voorts is ter zitting TopVen Vastgoed Ontwikkeling B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigden], als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van maximaal 55 nieuwe woningen op het terrein aan de Nico Bovenweg 44. Bij besluit van 28 april 2022 is een omgevingsvergunning verleend aan TopVen Vastgoed Ontwikkeling B.V. (hierna: TopVen) voor de bouw van 52 woningen.

TopVen heeft het bestaande gebouw op het terrein tot 1 februari 2023 verhuurd aan het Centraal Orgaan opvang asielzoekers. Daarna moet het bestaande gebouw nog worden gesloopt voordat met de eventuele bouw van de woningen kan worden gestart.

De stichting en anderen kunnen zich niet verenigen met het bestemmingsplan. Zij vrezen onder meer voor de aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden.

Spoedeisend belang

3.       Tegen het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen is door de stichting en anderen bezwaar gemaakt, waarop nog moet worden beslist. Met hun verzoek om schorsing beogen de stichting en anderen te bereiken dat het bestemmingsplan niet meer als toetsingskader geldt in de bezwaarprocedure. Onder deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening.

Geen voorlopige rechtmatigheidsbeoordeling

4.       De stichting en anderen hebben verschillende beroepsgronden aangevoerd over onder meer stikstof en geluid en hebben daarbij deskundigenrapporten overgelegd. Het gaat daarmee om een complexe zaak die nadere bestudering vergt, waar deze voorlopige-voorzieningenprocedure zich niet voor leent. Dit betekent dat de voorzieningenrechter de vraag of de voorlopige voorziening al dan niet moet worden getroffen, zal beantwoorden aan de hand van een belangenafweging. De voorzieningenrechter zal daarom de belangen van de stichting en anderen enerzijds en de die van de raad en TopVen anderzijds inventariseren (in overweging 5) en vervolgens (in overweging 6) een afweging maken.

De belangen

5.       Het belang van de stichting en anderen is gelegen in het behoud van een goed woon- en leefklimaat. Ter zitting hebben de stichting en anderen verder te kennen gegeven dat zij met hun verzoek om voorlopige voorziening ook beogen de kap van bomen in het plangebied tegen te houden.

De raad en TopVen hebben belang bij het uitvoeren van voorbereidende werkzaamheden voorafgaand aan de bouw van de woningen. Het gaat dan onder meer om archeologisch onderzoek en het kappen van bomen. Daarnaast heeft de raad belang bij het slopen van de bestaande bebouwing en het bouwen van de nieuwe woningen zo snel mogelijk na de hiervoor al genoemde datum van 1 februari 2023.

Belangenafweging

6.       Voor zover de stichting beoogt om met haar verzoek de kap van bomen tegen te houden, overweegt de voorzieningenrechter dat ter zitting is gebleken dat er een kapvergunning is verleend en dat daarover een procedure bij de rechtbank loopt. De wens van de stichting en anderen om de kap van de bomen te voorkomen, kan dus niet worden vervuld door schorsing van het bestemmingsplan. Dat staat er los van.

Op het punt dat het verzoek ertoe strekt om onomkeerbare gevolgen door de geplande woningbouw te voorkomen, overweegt de voorzieningenrechter het volgende.

Bij afweging van de belangen is de voorzieningenrechter van oordeel dat de belangen van de stichting en anderen bij schorsing in dit geval meer wegen dan de belangen van de raad en TopVen bij het voorkomen van vertraging van de bouw van woningen in het plangebied. De voorzieningenrechter wijst erop dat een afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening onomkeerbare gevolgen zou hebben. Op 28 april 2022 is zoals gezegd een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van 52 woningen. De verwachting bestaat dat het college het nog te nemen besluit op bezwaar zal nemen voordat de Afdeling in de bodemprocedure op onder meer het beroep van de stichting en anderen zal hebben beslist. Als het bestemmingsplan niet wordt geschorst en dus in werking is op het moment dat het college beslist op het bezwaar tegen de verleende omgevingsvergunning, dan vormt dit bestemmingsplan daarbij het verplichte toetsingskader. Een mogelijke latere vernietiging van dat bestemmingsplan door de Afdeling in de bodemprocedure kan daaraan dan niet meer afdoen. De voorzieningenrechter verwijst naar de zogenoemde Tegelenrechtspraak, die onder meer is neergelegd in de uitspraak van 12 januari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP0510. Om die reden ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het bestemmingsplan te schorsen, voor zover het betreft de daarin opgenomen woonbestemming.

Het voorgaande betekent dat de woonbestemming van het bestemmingsplan totdat uitspraak is gedaan in de bodemprocedure niet het toetsingskader vormt voor de beslissing op bezwaar over de omgevingsvergunning.

De voorzieningenrechter tekent hierbij aan dat hij zal bevorderen, zoals ter zitting is besproken, dat de bodemzaak voor 1 februari 2023 op een zitting zal worden behandeld.

6.1.    De voorzieningenrechter merkt verder overigens nog het volgende op. Ter zitting is gebleken dat er een misverstand bestaat over het tijdstip van de start van de bouw en welke voorbereidende werkzaamheden voor die tijd mogen worden verricht. Daarbij hebben de stichting en anderen gewezen op afwijkende uitspraken van de burgemeester. Zoals aan partijen is uitgelegd, gaat de voorzieningenrechter uit van wat op de zitting namens de raad is verklaard. Wel is er naar de voorzieningenrechter meent aanleiding voor de gemeente om het misverstand weg te nemen door te zorgen voor eenduidigheid over het tijdstip van de start van de bouw en over welke voorbereidende werkzaamheden voor die tijd mogen worden verricht.

Conclusie

7.       Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

8.       De raad moet de proceskosten vergoeden. Over de kosten voor het opstellen van het deskundigenrapport van 3 juni 2022 door het bureau Vos ecologisch onderzoek overweegt de voorzieningenrechter dat dit rapport vooral is uitgebracht ten behoeve van de behandeling in de bodemprocedure. Omdat het verzoek uitsluitend is toegewezen aan de hand van een belangenafweging waarbij het deskundigenrapport geen rol heeft gespeeld, hoeft de raad deze kosten niet in deze procedure te vergoeden. Zoals ter zitting is besproken komt de vraag of het deskundigenrapport voor vergoeding in aanmerking komt aan de orde in de bodemprocedure.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        schorst, bij wijze van voorlopige voorziening, het besluit van de raad van de gemeente Renkum van 29 september 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Nico Bovenweg 44, 2021", voor zover het betreft de bestemming "Wonen";

II.       veroordeelt de raad van de gemeente Renkum tot vergoeding van bij Stichting Burgerinitiatief ter bevordering van het behoud van flora, fauna en woongeluk in de buurt Dreyeroord in Oosterbeek en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.579,58, waarvan € 1.518,00 is toe te rekenen aan een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

III.      gelast dat de raad van de gemeente Renkum aan Stichting Burgerinitiatief ter bevordering van het behoud van flora, fauna en woongeluk in de buurt Dreyeroord in Oosterbeek en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 360,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.

w.g. Verburg
Voorzieningenrechter

w.g. Van Loo
Griffier

Uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2022

418-991