Uitspraak 202105387/1/R1


Volledige tekst

202105387/1/R1.
Datum uitspraak: 13 april 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante A], [appellant B] en [appellant C] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), gevestigd dan wel wonend te Rilland, gemeente Reimerswaal,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Reimerswaal,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 juni 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Herontwikkeling kerklocatie Bathseweg, Rilland" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[partij] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 22 februari 2022, waar [appellant], vertegenwoordigd door [appellant B] en [appellant C], bijgestaan door mr. M.J.C. Mol, rechtsbijstandverlener te Apeldoorn, en ir. A.C.R. Kessen, en de raad, vertegenwoordigd door drs. ing. D.J. Steenbergen en drs. ing. C. den Hertog, zijn verschenen. Verder is op de zitting [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het plangebied van het vastgestelde bestemmingsplan ligt in het oosten van de kern Rilland en maakte voorheen deel uit van het gebied van het bestemmingsplan "Rilland". Op grond van dat laatste plan had het de bestemmingen "Maatschappelijk" en "Groen". Het bestemmingsplan "Herontwikkeling kerklocatie Bathseweg, Rilland" kent aan het plangebied de bestemmingen "Groen", "Maatschappelijk", "Wonen", "Tuin", en "Verkeer" toe. Het plan voorziet in de sloop van een kerk met uitzondering van de daarbij behorende toren en de bouw van negen wooneenheden en de aanleg van openbaar groen. [appellant] exploiteert ten westen van het plangebied een akkerbouw- en veeteeltbedrijf aan de [locatie]. Zij kan zich niet verenigen met het plan omdat zij vreest voor klachten van de toekomstige bewoners vanwege geur- en geluidsoverlast veroorzaakt door haar bedrijfsactiviteiten. Deze klachten kunnen volgens haar een beperking van de bedrijfsvoering opleveren. [partij] is de ontwikkelaar van het plan.

Toetsingskader

2.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Geur

3.       [appellant] betoogt dat de raad zich ten onrechte op het standpunt stelt dat omwonenden geen geurhinder zullen ondervinden. Volgens haar is het plan in verband met de te verwachten hinder niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening omdat zij geschaad wordt in de uitbreidingsmogelijkheden. De raad is afgeweken van de normaal gesproken aangehouden minimale afstand van 100 meter tussen het emissiepunt en de gevel van een geurgevoelig object. [appellant] voert aan dat de omstandigheden die de raad in de toelichting op het besluit noemt om af te wijken, die afwijking niet rechtvaardigen. In het bijzonder plaatst [appellant] kanttekeningen bij de opmerking in de toelichting dat er geen klachten zijn binnengekomen van omwonenden. Volgens [appellant] biedt dit geen garanties doordat de voorziene ontwikkeling ten opzichte van de huidige bebouwing minder gunstig ligt, ook gelet op de windrichting. In de toekomst zal [appellant] mogelijk 80 dieren houden, zoals haar ook is vergund. Verder wijst [appellant] op een, in haar opdracht uitgevoerde, geurnotitie van ZLTO van 8 februari 2022. Volgens [appellant] volgt hieruit dat ter plaatse van de verblijfsruimte van de voorziene ontwikkeling sprake zal zijn van 9,3 ou/m3. Dit is boven de grenswaarde van 8 ou/m3 die de raad aanhoudt, aldus [appellant].

3.1.    Uit de toelichting volgt dat, in opdracht van de raad, op 23 juli 2020 een geurrapport is opgesteld door De Roever Omgevingsadvies (hierna: geurrapport). In dit geurrapport staat dat de voorziene ontwikkeling ligt binnen de afstandsnormen die voor de diercategorieën gelden ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Wet geurhinder en veehouderij. Het geurrapport vermeldt dat voor de veehouderij op 3 februari 1976 een vergunning op grond van de toenmalige Hinderwet is verleend, en dat bij die vergunning het houden van 80 stuks rundvee is toegestaan. In de vergunning is niet gespecificeerd om welk type runderen het gaat. In het geurrapport is daarom zowel rekening gehouden met het houden van melkvee, vrouwelijk jongvee en zoogkoeien als met het houden van vleesvee. Voor het eerste type dieren kent de Regeling geurhinder en veehouderij geen geuremissiefactoren, voor het tweede type dieren wel. In het rapport is verder vermeld dat het vergunde aantal dieren waarschijnlijk niet in die omvang wordt gehouden. Als toch uitgegaan wordt van 80 stuks vleesvee, is er een geurbelasting in het plangebied van 3,2 ou/m3. Dat blijft volgens het geurrapport binnen de bandbreedte die de Wet geurhinder en Veehouderij biedt. Die bandbreedte geldt namelijk tot een maximum van 8 ou/m3. Dat de voorziene ontwikkeling ligt binnen een afstand van 100 meter van het bedrijf van [appellant] leidt volgens het geurrapport niet tot een onaanvaardbare situatie. In alle richtingen van het bedrijf van [appellant], en dus ook in andere richtingen dan die van het plangebied, zijn geurgevoelige objecten aanwezig binnen de geurcontouren. Daarom zal de veehouderij door het plan niet in haar belangen worden geschaad, aldus het geurrapport. Dat er geen klachten van omwonenden zijn, duidt er volgens de raad op dat er geen contra-indicaties zijn. Op de zitting heeft de raad toegelicht dat de geurnotitie van ZLTO een geurbelasting van 9,3 ou/m3 noemt doordat er van andere factoren (onder andere natuurlijke ventilatie) wordt uitgegaan en gemeten is op de locatie van de kerktoren en het voorziene parkeerterrein van het nieuwe appartementencomplex. Volgens de raad zijn de kerktoren en het parkeerterrein geen verblijfsgebieden en tellen ze niet mee voor de geurbelasting. Als de werkelijke verblijfsgebieden in aanmerking worden genomen en voor het overige zou worden vastgehouden aan de uitgangspunten die in de geurnotitie van ZLTO worden gehanteerd, blijft de geurbelasting volgens de raad onder de grens van 8 ou/m3. Die grens wordt ook niet overschreden op de bij de appartementen behorende balkons, aldus de raad. Volgens de raad is de geurbelasting op de dichtstbijzijnde bestaande woning aanmerkelijk hoger, ook als in aanmerking wordt genomen dat die woning wat de gemiddelde windrichting betreft iets gunstiger is gelegen dan de in het plan voorziene appartementen.

De Afdeling stelt vast dat om het bedrijf van [appellant] gronden liggen waarop volgens het bestemmingsplan "Rilland" de bestemmingen "Wonen" en "Centrum" rusten. Omdat deze bestemmingen ook binnen een afstand van 100 meter van de bedrijfsactiviteiten van [appellant] liggen, is er geen reden om te verwachten dat [appellant] vanwege het aspect geurhinder extra beperkingen in de bedrijfsvoering zal ondervinden door het nieuwe bestemmingsplan. In wat [appellant] naar voren heeft gebracht ziet de Afdeling onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het geuronderzoek dat in opdracht van de raad is uitgevoerd. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de raad de uitgangspunten en conclusies in de notitie van ZLTO gemotiveerd heeft weersproken.

De raad heeft zich gelet op het voorgaande op het standpunt mogen stellen dat [appellant] door het bestemmingsplan "Herontwikkeling kerklocatie Bathseweg, Rilland" niet meer in zijn bedrijfsvoering wordt beperkt dan nu al het geval is.

Het betoog faalt.

Geluid

4.       [appellant] betoogt dat de raad zich ten onrechte op het standpunt stelt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening, omdat niet aan de afstand voor geluid uit de brochure ‘Bedrijven en milieuzonering: handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten uit 2009 (hierna: VNG-brochure) wordt voldaan. Verder zijn volgens [appellant] de akkerbouwactiviteiten en de bijbehorende verkeersbewegingen met zwaar verkeer niet in de belangenafweging betrokken. Het gaat om 15 à 20 keer per jaar nachtelijke transporten van slachtdieren. Daarnaast is geen rekening gehouden met de ventilatoren die nodig zijn om binnen het bedrijf aardappelen en uien te drogen, aldus [appellant]. Deze ventilatoren bevinden zich op het bedrijfsperceel juist aan de kant van het plangebied. Verder betoogt [appellant] dat de geldende geluidsgrenswaarden overschreden zullen worden. Ter onderbouwing verwijst hij naar een in zijn opdracht opgestelde berekening van het bureau Peutz.

4.1.    Op grond van het bestemmingsplan "Rilland" kent het perceel van [appellant] de bestemming "Agrarisch" en de functieaanduiding "grondgebonden veehouderij". Uit de toelichting bij het nieuwe bestemmingsplan volgt dat de raad aansluiting heeft gezocht bij de in de VNG-brochure opgenomen richtafstanden. Volgens de VNG-brochure geldt bij bedrijfsgebouwen van akkerbouw en fruitteelt en voor het fokken en houden van rundvee of een combinatie daarvan een richtafstand van 30 meter. Deze afstand wordt berekend vanaf de grens van de bestemming die de bedrijven toelaat tot aan de uiterste situering van de gevel van de woning die volgens het bestemmingsplan gebouwd kan worden. De Afdeling wijst in dat verband op haar uitspraak van 22 augustus 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX5263, onder 2.6.5.

4.2.    De Afdeling stelt vast dat de afstand tussen de grens van het bestemmingsvlak en de situering van de voorgevel van de voorziene woningen circa 33 meter is. Daarmee is aan de richtafstand uit de VNG-brochure voldaan.

4.3.    De berekening gemaakt door Peutz is een indicatieve berekening van een rijdende tractor op het voorterrein bij [appellant]. De raad stelt zich op het standpunt dat er geen reden is om aan te nemen dat de activiteiten van het bedrijf van [appellant] meer hinder veroorzaken dan een gemiddeld agrarisch bedrijf. Het drogen van aardappelen en uien, incidentele nachtelijke transporten, het rijden met een tractor en het in werking zijn van ventilatoren zijn volgens de raad dan ook geen bijzondere geluidveroorzakende activiteiten die niet meegenomen zijn in de richtafstand uit de VNG-brochure. De Afdeling ziet geen grond om de raad daarin niet te volgen. Er is naar het oordeel van de Afdeling daarom geen reden waarom de raad geen aansluiting heeft mogen zoeken bij de VNG-brochure. Daarbij is van belang dat op de zitting is besproken dat het bedrijf van [appellant] in vergelijking met soortgelijke bedrijven in de gemeente Reimerswaal en elders in Nederland een klein bedrijf is, ook als wordt uitgegaan van het maximum aantal te houden dieren. De raad wijst er verder met juistheid op dat er al woonbebouwing is die dichterbij ligt. Voor zover [appellant] ter plaatse van de nieuwe appartementen niet zou kunnen voldoen aan de geldende geluidgrenswaarden, is dit dus ook al, en in sterkere mate, het geval bij bestaande woningen.

Gelet op het voorgaande mocht de raad ervan uitgaan dat ter plaatse van de voorziene ontwikkeling wat het aspect geluid betreft een aanvaardbaar woon- en leefklimaat verzekerd is. De raad mocht het plan in zoverre dan ook in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening achten.

Het betoog faalt.

Conclusie

5.       Het beroep is ongegrond.

6.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.

w.g. De Moor-van Vugt
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Sparreboom

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 13 april 2022

195-989