Uitspraak 202107480/2/R2


Volledige tekst

202107480/2/R2.
Datum uitspraak: 14 februari 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker] en anderen, allen wonend te Waalwijk, gemeente Waalwijk,

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Waalwijk,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 30 september 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie]" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.

[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[verzoeker] en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 februari 2022, waar [verzoeker], [verzoeker A] en [verzoeker B], bijgestaan door mr. K.M. Peters, advocaat te Tilburg, en de raad, vertegenwoordigd door drs. L.A.F. Vorster, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [partij A] en [partij B], bijgestaan door mr. drs. B.F.J. Bollen, advocaat te Tilburg, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het plan voorziet in de bouw van twee woningen met bijbehorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen en een tuin. Het plangebied is gelegen in het zuidoosten van de kern Waalwijk. Het plangebied is gesitueerd binnen het achtererfgebied van een woning gelegen op het adres [locatie]. [verzoeker] en anderen wonen in de onmiddellijke nabijheid van het plangebied. [partijen] wonen aan de [locatie]. Zij zijn initiatiefnemers van het bouwplan dat is gesitueerd op de gronden achter hun woning.

Spoedeisend belang

3.       [verzoeker] en anderen hebben verzocht om schorsing van het plan om onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding te voorkomen.

4.       Op de zitting hebben [partijen] aangegeven dat zij op korte termijn een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen zullen gaan indienen. Omdat de omgevingsvergunning dan op basis van dit plan kan worden verleend, acht de voorzieningenrechter een spoedeisend belang aanwezig bij het verzoek.

Beoordeling verzoek

Ruimtelijk beleid

5.       [verzoeker] en anderen betogen dat de bouw van de twee woningen op het terrein achter de bestaande woning aan de [locatie] zich niet verdraagt met het ruimtelijk beleid van de gemeente Waalwijk. Bebouwing op een achterterrein, waarbij woningen achter elkaar worden gesitueerd, past niet in dat beleid. De woningen zijn niet ingepast in het bestaande lint langs de Akkerlaan en niet georiënteerd op de Akkerlaan. Het toevoegen van een extra ontsluiting voor de twee woningen met een brug naar de Jozef Israëlsstraat maakt dit niet anders.

5.1.    De raad stelt dat de woningen voldoen aan het ruimtelijk beleid omdat deze woningen zich bevinden aan de zijde van de Jozef Israëlsstraat en worden ontsloten op deze straat.

5.2.    In de Nota van zienswijzen staat dat het ruimtelijk beleid van de gemeente Waalwijk er op is gericht dat woningen georiënteerd dienen te zijn op de openbare weg. Het is niet wenselijk om geheel zelfstandig woningen te realiseren op of enkel georiënteerd op achterterreinen. Woningen dienen te passen in de bestaande stedenbouwkundige (lint) bebouwingsstructuur, hetgeen betekent dat ze georiënteerd zijn op en zichtbaar zijn vanaf de openbare weg. Een opzet waarbij woningen achter elkaar zijn gesitueerd past niet binnen het bestaande stedenbouwkundige beleid. Bovendien leidt dit tot een niet acceptabel woonklimaat en gaat het ten koste van de rust en de privacy in de (aangrenzende) buitenruimte. Verder zijn woningen op achterterreinen ook onwenselijk voor onder andere de toegankelijkheid voor hulpdiensten, riolering en aansluiting van nutsvoorzieningen.

5.3.    De voorzieningenrechter stelt vast dat de bestaande woning aan de [locatie] is gesitueerd in het lint langs de Akkerlaan en op die laan is georiënteerd. De 2 nieuwe woningen zijn voorzien op de gronden achter deze woning en zijn niet georiënteerd op de Akkerlaan. In de huidige situatie is er geen ontsluiting op de Jozef Israëlsstraat, en dat is ook niet mogelijk omdat er een watergang aan de achterzijde van het perceel ligt. In de nieuwe situatie is het de bedoeling om een brug aan te leggen over de watergang en de twee nieuwe woningen te ontsluiten op de Jozef Israëlsstraat. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd dat de geplande opzet waarbij de twee nieuwe woningen zijn voorzien op een terrein achter de woning aan de [locatie] en niet zijn georiënteerd op de Akkerlaan en daarop niet worden ontsloten, past in het door de raad geschetste ruimtelijk beleid.

Stikstof

6.       Het plangebied ligt op de grens van het Natura 2000 gebied Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen. Dit gebied maakt naar voorlopig oordeel deel uit van de woon- en leefomgeving van [verzoeker] en anderen.

[verzoeker] en anderen betogen dat in het stikstofdepositieonderzoek dat aan het plan ten grondslag ligt de gevolgen van het plan ten opzichte van de zogenoemde referentiesituatie niet deugdelijk zijn onderzocht. Bij de referentiesituatie is ten onrechte uitgegaan van de aanwezigheid van een hobbypaard op het perceel [locatie]. Zij stellen dat er al jaren geen hobbypaard aanwezig is op het perceel. Als het hobbypaard buiten beschouwing wordt gelaten, was de stikstofdepositie in de referentiesituatie lager.

6.1.    De raad stelt dat in het door De Roever omgevingsadvies uitgevoerde stikstofdepositieonderzoek van 15 maart 2021, dat aan het plan ten grondslag is gelegd, is uitgegaan van een juiste referentiesituatie omdat op het terrein feitelijk al jaren een hobbypaard werd gehouden en dat als bron van stikstof in aanmerking is genomen.

6.2.    Uit artikel 2.8 van de Wet natuurbescherming, in samenhang gelezen met artikel 2.7 van de Wnb, volgt dat een passende beoordeling moet worden gemaakt als een plan significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. De gevolgen van het plan ten opzichte van de zogenoemde referentiesituatie dienen te worden onderzocht. Als daaruit volgt dat significante gevolgen niet op voorhand op grond van objectieve gegevens kunnen worden uitgesloten (voortoets), dient een passende beoordeling te worden gemaakt.

6.3.    Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter staat niet vast dat in de referentiesituatie op het terrein feitelijk een hobbypaard werd gehouden. Weliswaar hebben [partijen] gesteld dat op hun terrein al jaren een hobbypaard wordt gehouden. Het terrein is ook geschikt om een hobbypaard te houden. Op het terrein zijn een paardenbak en paardenstal aanwezig. De raad heeft verklaard dat door de initiatiefnemers desgevraagd verschillende bewijsmiddelen zoals foto’s en overgelegde facturen omtrent de afvoer van mest zijn aangeleverd. [verzoeker] en anderen hebben hun eigen waarnemingen daar tegenover gesteld en de bewijsmiddelen in twijfel getrokken. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter bestaat nog onvoldoende zekerheid dat in het stikstofdepositieonderzoek van 15 maart 2021 is uitgegaan van een juiste referentiesituatie en dit onderzoek op de juiste uitgangspunten is gebaseerd. Dat vraagt om nader onderzoek in de bodemprocedure.

Ontsluiting

7.       [verzoeker] en anderen betogen dat het plan niet uitvoerbaar is onder meer omdat de brug die nodig is om het terrein met de twee nieuwe woningen te ontsluiten niet past in het ter plaatse geldende bestemmingsplan.

7.1.    De raad stelt dat het ter plaatse geldende bestemmingsplan het aanleggen van de brug mogelijk maakt.

7.2.    De gronden met de watergang waar de brug is voorzien liggen buiten het plangebied. Ter plaatse van deze gronden is de beheersverordening "Woonwijken (incl. parkeerregeling)" van kracht. Deze beheersverordening verklaart ter plaatse van de betreffende gronden de planregels en plankaart uit het bestemmingsplan "Woonwijken", dat is vastgesteld door de raad op 23 februari 2006, van toepassing. Ingevolge dit bestemmingsplan rust op de gronden met de watergang de bestemming "Water". Ingevolge artikel 15.1, aanhef en onder e, van de planregels zijn de op de plankaart voor water aangewezen gronden bestemd voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder bruggen ten behoeve van het wegverkeer, dammen en/of duikers.

7.3.    De voorzieningenrechter is er niet van overtuigd dat de brug kan worden aangelegd op de gronden met de bestemming "Water". Ter zitting is verder naar voren gebracht dat een ontsluiting op de Akkerlaan niet mogelijk is vanwege een privaatrechtelijke belemmering. Als er geen ontsluiting mogelijk is, is het plan niet uitvoerbaar.

Conclusie

8.       Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toewijzen.

9.       De raad moet de proceskosten vergoeden. Hierbij merkt de voorzieningenrechter het volgende op. [verzoeker], [verzoeker A] en [verzoeker B] hebben verzocht om vergoeding van de reiskosten voor drie personen. Indien meerdere personen gezamenlijk één beroepschrift en verzoekschrift hebben ingediend, worden als regel slechts voor een van de gezamenlijk procederende appellanten reiskosten vergoed. Er bestaat geen aanleiding om daarop in dit geval een uitzondering te maken. Dit betekent dat de raad slechts de reiskosten van één van hen hoeft te vergoeden voor het bijwonen van de zitting.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Waalwijk van 30 september 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "[locatie]" ;

II.       veroordeelt de raad van de gemeente Waalwijk tot vergoeding van bij [verzoeker] en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1559,98, waarvan € 1.518,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

III.      gelast dat de raad van de gemeente Waalwijk aan [verzoeker] en anderen het door hun voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 181,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2022

224