Uitspraak 202002848/1/A3


Volledige tekst

202002848/1/A3.
Datum uitspraak: 3 november 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Utrecht,

appellant,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de rechtbank) van 23 maart 2020 in zaak nrs. 20/762 en 20/763 in het geding tussen:

[appellant]

en

de burgemeester van Utrecht.

Procesverloop

Bij besluit van 13 juni 2019 heeft de burgemeester de aan [appellant] verleende exploitatievergunning voor [koffiehuis] op het adres [locatie] in Utrecht ingetrokken en bepaald dat hij voor die locatie een jaar lang geen exploitatievergunning zal verlenen.

Bij besluit van 14 januari 2020 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 23 maart 2020 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 14 januari 2020 vernietigd voor zover het ziet op het besluit dat de burgemeester voor deze locatie een jaar lang geen vergunning zal verlenen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 december 2020, waar [appellant], vertegenwoordigd door drs. C. van Oosten, rechtsbijstandverlener te Utrecht, en het college, vertegenwoordigd door mr. A. Erdogan, zijn verschenen.

Na de zitting heeft de burgemeester een verzoek van [appellant] om schadevergoeding, een besluit op dat verzoek en een bezwaarschrift van [appellant] tegen dat besluit toegezonden. De Afdeling heeft dit in een afzonderlijke procedure met nummer 202101113/1/A2 in behandeling genomen als verzoek om schadevergoeding in de zin van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht.

Overwegingen

Inleiding

1.       [appellant] is eigenaar van [koffiehuis] op het adres [locatie] in Utrecht. Voor de exploitatie van het koffiehuis had de burgemeester hem een exploitatievergunning verleend. Bij een controle is geconstateerd dat in het koffiehuis een bingo werd gehouden, waarvoor geen vergunning was verleend. Naar aanleiding hiervan heeft de burgemeester de exploitatievergunning ingetrokken en bepaald dat hij voor deze locatie een jaar lang geen exploitatievergunning zal verlenen.

Regelgeving

2.       De relevante bepalingen uit de Wet op de kansspelen (hierna: de Wok), de Horecaverordening gemeente Utrecht 2018 en de Algemene plaatselijke verordening Utrecht 2010 (hierna: de Apv) zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Besluiten van de burgemeester

3.       De burgemeester stelt in de besluiten dat bij de gemeente meldingen waren binnengekomen over een illegale bingo die tijdens de ramadan werd georganiseerd in het koffiehuis. Verder heeft de gemeente videobeelden ontvangen van een illegale bingo in het koffiehuis. Deze videobeelden zijn op meerdere avonden gemaakt. De inhoud ervan is beschreven in een proces-verbaal. Naar aanleiding van de meldingen en de videobeelden hebben inspecteurs van de gemeente het koffiehuis verschillende keren 's avonds en 's nachts geobserveerd. Vervolgens hebben zij in de nacht van 24 op 25 mei 2019 een controle uitgevoerd in het koffiehuis. Daarvan is ook een proces-verbaal opgemaakt. Bij de controle is geconstateerd dat daadwerkelijk een bingo werd gehouden in het koffiehuis. Verder hebben de inspecteurs geconstateerd dat drie personen voor het koffiehuis op de uitkijk stonden, dat zij direct naar binnen gingen toen de inspecteurs naderden, dat toen de deur op slot werd gedraaid en dat er dingen door het koffiehuis werden geroepen. Toen de deur alsnog werd geopend en de inspecteurs zich legitimeerden en doorliepen naar de ruimte waarin de bingo werd gehouden, werd de deur van die ruimte aanvankelijk dichtgehouden. In de broekzakken van de vader van [appellant], die de bingo organiseerde, werd briefgeld gevonden in coupures van 5, 10, 20 en 50 euro. Uit de controle blijkt volgens de burgemeester dat in het koffiehuis illegaal werd gegokt. Dit is een overtreding van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wok en van artikel 2:21, tweede lid, van de Apv.

Verder staat in de besluiten dat de burgemeester in 2016 een rapportage heeft ontvangen over een politieonderzoek naar illegaal gokken. Volgens die rapportage kwamen de hoofdverdachten van het onderzoek maandelijks in het bedrijf aan de [locatie] en stond dat adres op de lijst van actieve, bevestigde goklocaties.

4.       De burgemeester heeft naar aanleiding hiervan besloten om de aan [appellant] voor de exploitatie van het koffiehuis verleende vergunning in te trekken. De intrekking berust op drie grondslagen:

i) In of vanuit het koffiehuis hebben zich feiten voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de exploitatievergunning gevaar oplevert voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid (artikel 10, eerste lid, aanhef en onder e, van de Horecaverordening);

ii) De openbare orde, veiligheid of de woon- en leefsituatie in de omgeving van het koffiehuis wordt op ontoelaatbare wijze verstoord door de aanwezigheid van het koffiehuis (artikel 10, eerste lid, aanhef en onder f, van de Horecaverordening);

iii) Er wordt niet langer voldaan aan de eis dat de leidinggevenden van het koffiehuis niet in enig opzicht van slecht levensgedrag mogen zijn (artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b, gelezen in verbinding met artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Horecaverordening).

De burgemeester heeft dit als volgt gemotiveerd. Gokken kan, zeker als het in illegale gelegenheden gebeurt, leiden tot gokverslaving en financiële en sociale problemen. Daarnaast trekt het door de hoge opbrengsten criminele organisaties aan. Doordat [appellant] niet beschikt over een vergunning op grond van de Wok en de Apv, kan het gebruik van het pand als speelgelegenheid niet worden gereguleerd. Verder kan illegaal gokken de aanleiding zijn voor conflicten en geweldsdelicten. Omdat er bij de bingo's om geld wordt gespeeld, is er een verhoogde kans op ongeregeldheden. Uit de videobeelden en uit het aangetroffen briefgeld blijkt dat er veel geld omging bij de bingo. Verder is het de burgemeester ambtshalve bekend dat criminele organisaties horecabedrijven benaderen en onder druk zetten om dergelijke vormen van illegaal gokken actief te faciliteren. Hiermee zijn grote geldbedragen gemoeid. Dit komt ook naar voren bij het landelijke onderzoek, waarover de politierapportage uit 2016 gaat. Het is absoluut ongewenst dat dergelijke criminele organisaties kunnen wortelen in de samenleving met gebruikmaking van lokale horecabedrijven. Verder is het [appellant] dan wel zijn vader - die leidinggevende is in het koffiehuis - die het illegale gokken faciliteert, organiseert en beheert.

5.       De burgemeester heeft ook bepaald dat hij gedurende een jaar geen nieuwe exploitatievergunning verleent voor deze locatie (artikel 9, vierde lid, van de Horecaverordening). Gedurende deze periode kan het gevaar voor de openbare orde worden weggenomen en kan de gang naar het bedrijf en de bekendheid van het pand als pand waar gokken mogelijk wordt gemaakt, definitief worden doorbroken, aldus de burgemeester.

Aangevallen uitspraak

6.       De rechtbank heeft overwogen dat niet in geschil is dat in [koffiehuis] een bingo heeft plaatsgevonden in de weekenden tijdens de ramadan in de jaren 2016 tot en met 2019. Tijdens deze bingo-avonden zijn loten verkocht en konden op geld waardeerbare prijzen worden gewonnen. [appellant] heeft geen vergunning aangevraagd voor het organiseren van de bingo. Hiermee zijn de in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wok en artikel 2:21, tweede lid, van de Apv neergelegde verboden geschonden. Hier staat niet aan in de weg dat [appellant] heeft gesteld dat hij de opbrengsten heeft gebruikt voor iftarmaaltijden. Hij heeft deze stelling ook niet met stukken onderbouwd.

Verder heeft de rechtbank overwogen dat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat met deze illegale gokactiviteiten de openbare orde, veiligheid of woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf op ontoelaatbare wijze wordt verstoord én dat het van kracht blijven van de horecavergunning een gevaar oplevert voor de openbare orde, veiligheid en zedelijkheid. Als zonder toestemming of vergunning wordt gegokt, wordt de openbare orde nadelig beïnvloed (uitspraak van de Afdeling van 24 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3439). Bij illegale gokactiviteiten is geen sprake van consumentenbescherming, verslavingspreventie en correcte afdracht van middelen. Een toeloop van bezoekers en de aanwezigheid van geld, met tevens de kans op winst of verlies, zorgt voor een gevaar voor de openbare orde en doet afbreuk aan het woon- en leefklimaat.

Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat de burgemeester zich op het standpunt mocht stellen dat [appellant] van slecht levensgedrag is omdat er in zijn bedrijf een illegale bingo werd georganiseerd en hij dit niet heeft tegengehouden. Hij is als eigenaar verantwoordelijk voor de gang van zaken in het koffiehuis. Ook was hij op de hoogte van de bingo. Van hem mag worden verwacht dat hij er streng op toeziet dat in zijn pand geen illegale (gok)activiteiten plaatsvinden. Verder had hij kunnen weten dat voor de bingo een vergunning nodig was. Verder heeft de burgemeester uit de gang van zaken bij de controle mogen concluderen dat [appellant] op zijn minst betwijfelde of de bingo wel was toegestaan. De burgemeester mocht uit het proces-verbaal van de controle afleiden dat [appellant] de bingo probeerde te verbergen, nu de controleurs in eerste instantie niet werden binnengelaten. Hetgeen [appellant] naar voren heeft gebracht is geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het proces-verbaal. Er zijn geen aanknopingspunten om ervan uit te gaan dat de controleurs vooringenomen waren.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de burgemeester de vergunning terecht heeft ingetrokken.

7.       Voor zover de burgemeester heeft bepaald dat hij een jaar lang geen vergunning zou verlenen voor deze locatie, heeft de rechtbank geoordeeld dat deze maatregel disproportioneel is. In zoverre heeft de rechtbank het besluit van 14 januari 2020 vernietigd. Uit een politierapportage uit 2016 kan niet worden afgeleid dat [appellant] in de jaren 2016 tot en met 2019 ook buiten de ramadan bingo organiseerde. Ervan uitgaande dat de bingo alleen tijdens de ramadan plaatsvond, gaat het om een duidelijk afgebakende periode, terwijl met de maatregel een veel langere periode wordt getroffen. Niet is gebleken dat het buiten deze periode nodig is om de bekendheid van het pand als gelegenheid waar illegaal kan worden gegokt, weg te nemen en om de loop naar dat pand te doorbreken. Buiten de ramadan zou de maatregel dan ook geen doel dienen. Niet valt in te zien dat de burgemeester niet op andere, minder vergaande manieren kan bewerkstelligen dat het gevaar voor de openbare orde wordt weggenomen en dat de loop naar en bekendheid van het pand worden weggenomen.

Beoordeling van het hoger beroep

8.       Het hoger beroep is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat de burgemeester de aan [appellant] verleende exploitatievergunning terecht heeft ingetrokken. In hoger beroep gaat het dus niet over de maatregel dat de burgemeester gedurende een jaar geen nieuwe vergunning zou verlenen voor de desbetreffende locatie. Voor zover het om die maatregel gaat, is [appellant] in het gelijk gesteld door de rechtbank.

9.       [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat geen sprake is van ernstig gevaar voor de openbare orde. De bingo werd uitsluitend tijdens de ramadan georganiseerd. Hij betwist dat daarbij voor veel geld werd gespeeld. In dat verband trekt hij in twijfel of de melding en de videobeelden wel daadwerkelijk bestaan. Er konden bij de bingo uitsluitend kleine prijzen worden gewonnen. Hij verwijst hiervoor naar een eerder overgelegde prijzenlijst, die volgens hem in het koffiehuis hing. Voor zover de rechtbank heeft verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 24 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3439, is zij ten onrechte voorbijgegaan aan de verschillen tussen de feiten en omstandigheden in die uitspraak en in deze zaak. Verder is de rechtbank ten onrechte niet ingegaan op de vraag of de burgemeester illegale bingo's in andere gevallen ook ziet als gevaar voor de openbare orde. Daarnaast is de aangevallen uitspraak volgens [appellant] innerlijk tegenstrijdig als het om het gevaar voor de openbare orde gaat.

Verder betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de burgemeester zich op het standpunt mocht stellen dat hij van slecht levensgedrag is. Naast het feit dat niet voor veel geld werd gespeeld, heeft de rechtbank miskend dat het voor een niet-juridisch geschoolde horeca-exploitant moeilijk is om te weten te komen dat het niet toegestaan is om in een horecagelegenheid een bingo te organiseren. Ook is ten onrechte uit het proces-verbaal van de controle afgeleid dat hij iets probeerde te verbergen. Niet valt uit te sluiten dat de beschrijving in de processen-verbaal is gekleurd door de verwachting van de controleurs dat zij een goklocatie zouden aantreffen omdat het koffiehuis in een politierapportage uit 2016 was vermeld als actieve, bevestigde goklocatie. Er zijn aanwijzingen dat hij helemaal niets te verbergen had, aldus [appellant].

9.1.    Niet in geschil is dat van 2016 tot en met 2019 in de weekenden tijdens de ramadan zonder vergunning bingo's werden georganiseerd in het koffiehuis. Ook niet in geschil is dat dit in strijd is met artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wok en artikel 2:21, tweede lid, van de Apv.

9.2.    [appellant] trekt op verschillende punten de juistheid en betrouwbaarheid van de processen-verbaal in twijfel. De processen-verbaal zijn op ambtseed opgemaakt en ondertekend door een inspecteur van de gemeente. Een bestuursorgaan mag, onverminderd zijn eigen verantwoordelijkheid om een besluit zorgvuldig voor te bereiden, in beginsel afgaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal, voor zover deze bevindingen eigen waarnemingen van de opsteller van het proces-verbaal weergeven. Evenals de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat wat [appellant] heeft aangevoerd geen grond oplevert voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de besluiten ten grondslag mochten worden gelegd.

9.3.    De burgemeester heeft die processen-verbaal en een politierapportage aan zijn besluitvorming ten grondslag gelegd. De vraag is of hetgeen is waargenomen en gemeld voldoende is om daaruit in redelijkheid de conclusie te trekken dat de exploitatie van het koffiehuis gevaar oplevert voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid en de openbare orde, veiligheid of woon- en leefsituatie in de omgeving van het koffiehuis op ontoelaatbare wijze verstoort en dat de exploitant van slecht levensgedrag is. De burgemeester heeft veel nadruk gelegd op de omstandigheid dat bij de bingo's veel geld omging. Hij heeft dit echter niet aannemelijk gemaakt. Weliswaar staat in de anonieme melding dat veel geld wordt verdiend aan de bingo en dat er veel wordt verspeeld, maar het is onduidelijk wat wordt bedoeld met 'veel geld'. Over de bingo's gedurende de ramadan in de jaren 2016 tot en met 2018 is verder in het geheel niets bekend. Over de bingo's in 2019 staat in de beschrijving van de videobeelden dat te zien is dat voor de bingokaarten wordt betaald met verschillende coupures briefgeld. Verder hebben de inspecteurs bij de controle geconstateerd dat 21 bingokaarten op tafel lagen en dat de vader van [appellant] allemaal briefgeld in zijn broekzak had zitten. Het ging om coupures van 5, 10, 20 en 50 euro. Om hoeveel geld het in totaal ging, is niet geconstateerd. Of het bij de bingo om tientallen euro's ging of om honderden of duizenden euro's, blijkt daaruit niet. Verder staan op de door [appellant] overgelegde prijzenlijst uitsluitend prijzen met een kleine geldwaarde. De burgemeester trekt weliswaar in twijfel dat deze lijst in de bingoruimte aanwezig was, maar hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat feitelijk andere prijzen konden worden gewonnen met een veel grotere geldwaarde dan de prijzen die op de lijst staan.

9.4.    Omdat de burgemeester niet aannemelijk heeft gemaakt dat bij de bingo's veel geld omging, blijft als motivering voor de intrekking van de vergunning in de kern slechts over dat enkele jaren achtereen enkele weekenden per jaar bingo werd gespeeld zonder dat daarvoor vergunning was verleend. Dat was weliswaar in strijd met de wet, maar het is niet zo dat om die reden alle denkbare negatieve gevolgen van illegale kansspelen voor de openbare orde ook in dit geval aan de orde zijn. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten om ervan uit te gaan dat er een reële dreiging was dat door de bingo's tijdens de ramadan ongeregeldheden en gewelddadigheden zouden ontstaan in het koffiehuis. In de besluiten staat ook niet dat in enig jaar tijdens de bingo-weekenden meldingen van overlast zijn gedaan of dat er andere aanwijzingen voor ongeregeldheden of verstoringen van de openbare zijn geweest.

Anders dan de rechtbank heeft overwogen, heeft de burgemeester daarom niet deugdelijk gemotiveerd dat de bingo's in het koffiehuis de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de exploitatievergunning gevaar oplevert voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid en dat de openbare orde, veiligheid of woon- en leefsituatie in de omgeving van het koffiehuis op ontoelaatbare wijze wordt verstoord door de aanwezigheid van dat bedrijf. De intrekking van de exploitatievergunning op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder e en f, van de Horecaverordening is dus niet deugdelijk gemotiveerd.

9.5.    Hetzelfde geldt voor de intrekking op de grond dat [appellant] niet langer voldeed aan de eis dat leidinggevenden van een horecabedrijf niet in enig opzicht van slecht levensgedrag mogen zijn (artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b, gelezen in verbinding met artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Horecaverordening). Gelet op de beschikbare informatie kan het ook zijn dat het ging om een kleinschalige bingo die [appellant] enkele weekenden per jaar organiseerde zonder daaraan veel geld te willen verdienen. In dat geval is het enkele feit dat voor de bingo niet de verplichte vergunning was verleend, onvoldoende om te spreken van slecht levensgedrag. Andere feiten en omstandigheden kunnen tot een andere conclusie leiden, bijvoorbeeld als daaruit blijkt dat [appellant] met de bingo's criminele netwerken faciliteerde. Dergelijke feiten en omstandigheden blijken echter niet uit de processen-verbaal of uit andere dossierstukken.

9.6.    De betogen slagen alleen al hierom. Hetgeen [appellant] voor het overige heeft aangevoerd, behoeft geen bespreking.

10.     Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover de rechtbank heeft nagelaten het besluit van de burgemeester van 14 januari 2020 te vernietigen voor zover dat gaat over de intrekking van de exploitatievergunning. Dat besluit komt in zoverre wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht voor vernietiging in aanmerking. De burgemeester moet een nieuw besluit nemen op het bezwaar van [appellant], voor zover dat gaat over de intrekking van de exploitatievergunning. Als er geen andere relevante feiten en omstandigheden zijn over de exploitatie van het koffiehuis dan die al in de besluiten en in de processen-verbaal zijn vermeld, ligt het in de rede dat de burgemeester het besluit van 13 juni 2019 herroept. Met het oog op een efficiënte afdoening van het geschil ziet de Afdeling ook aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen het nieuwe besluit alleen bij haar beroep kan worden ingesteld.

11.     De burgemeester moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het hoger beroep gegrond;

II.       vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 23 maart 2020 in zaak nrs. 20/762 en 20/763 voor zover de rechtbank heeft nagelaten het besluit van de burgemeester van Utrecht van 14 januari 2020, kenmerk 6316772, te vernietigen voor zover dat besluit ziet op de intrekking van de exploitatievergunning;

III.      vernietigt dat besluit in zoverre;

IV.      bepaalt dat tegen het te nemen nieuwe besluit alleen bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld;

V.       veroordeelt de burgemeester van Utrecht tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.496,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VI.      gelast dat de burgemeester van Utrecht aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 265,00 voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Herweijer, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer

is verhinderd de uitspraak

te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 3 november 2021

640.

BIJLAGE

Wet op de kansspelen

Artikel 1

1 Behoudens het in Titel Va van deze wet bepaalde is het verboden:

a. gelegenheid te geven om mede te dingen naar prijzen of premies, indien de aanwijzing der winnaars geschiedt door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen, tenzij daarvoor ingevolge deze wet vergunning is verleend;

[…]

Horecaverordening gemeente Utrecht 2018

Artikel 7 Eisen

1. Voor het verkrijgen van een exploitatievergunning moeten leidinggevenden aan de volgende eisen voldoen:

[…]

b. zij mogen niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn;

[…]

Artikel 9 Weigeringsgronden

[…]

4. Voor horecabedrijven waarvan de exploitatievergunning op grond van artikel 10, eerste lid, onder e of f is ingetrokken, kan worden bepaald dat een exploitatievergunning voor dat horecabedrijf gedurende een bij die intrekking vastgestelde termijn van ten hoogste vijf jaar wordt geweigerd.

Artikel 10 Intrekkingsgronden

1. De burgemeester trekt de exploitatievergunning in, indien:

[…]

b. Niet langer wordt voldaan aan de in artikel 7 gestelde eisen.

[…]

e. Zich in of vanuit het betrokken horecabedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de exploitatievergunning gevaar oplevert voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid.

f. De openbare orde, veiligheid of de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf op ontoelaatbare wijze wordt verstoord door de aanwezigheid van dat bedrijf.

[…]

Algemene plaatselijke verordening Utrecht 2010

Artikel 2:21 Speelgelegenheden

1. In dit artikel wordt verstaan onder:

a. speelgelegenheid: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waarin de mogelijkheid wordt geboden een spel te beoefenen;

b. spel: spel, gespeeld in een speelgelegenheid als bedoeld onder a, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.

2. Onverminderd hetgeen is bepaald in de Wet op de kansspelen is het verboden zonder vergunning een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren.

[…]