Samenvatting voorlichting over AOW Surinaamse Nederlanders

Gepubliceerd op 29 oktober 2021

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft op verzoek van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorlichting gegeven over de mogelijkheid van een gerichte tegemoetkoming voor Surinaamse Nederlanders met een zogenoemd AOW-gat. De regering heeft de Afdeling advisering gevraagd in te gaan op de vraag hoe zo’n onverplichte tegemoetkoming voor deze groep in de wet kan worden ingepast. Ook heeft de regering gevraagd in te gaan op de mogelijke relatie met de in het Statuut van het Koninkrijk beschreven verantwoordelijkheid van de landen voor de eigen sociale zekerheid. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de voorlichting op 29 oktober 2021 openbaar gemaakt.

Achtergrond en aanleiding

De voorlichting gaat over Nederlanders van Surinaamse afkomst die van 1957 tot 1975 in Suriname hebben gewoond en er in verband met de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 voor hebben gekozen om naar Nederland te verhuizen. Zij waren over de periode van 1957 tot hun verhuizing naar Nederland niet verzekerd voor de Algemene Ouderdomswet (AOW), omdat zij tijdens die periode geen ingezetene waren van Nederland. Deze mensen hebben een zogenoemd AOW-gat, omdat volgens het systeem van de AOW hun uitkering met een vast jaarlijks percentage wordt gekort voor elk jaar dat zij niet in Nederland woonden. De Tweede Kamer heeft de regering gevraagd de juridische mogelijkheid te onderzoeken van een onverplichte tegemoetkoming voor deze groep.

AOW

De werking van de AOW wordt bepaald door het ingezetenschap. Alleen voor de jaren waarin men in Nederland woont, worden AOW-rechten opgebouwd. Andere aspecten, zoals bijvoorbeeld nationaliteit, spelen daarbij geen rol. Dit is in lijn met het Statuut van het Koninkrijk. op grond waarvan alle landen binnen het Koninkrijk zelfstandig moeten voorzien in hun eigen sociale zekerheid. In de rechtspraak is daarnaast steeds bevestigd dat ingezetenschap in Nederland een gerechtvaardigd criterium is. De Afdeling advisering wijst erop dat het verlaten van dit uitgangspunt aanzienlijke precedentwerking heeft en potentieel grote financiële consequenties kan hebben.

Grondslagen tegemoetkoming

De AOW biedt geen aanknopingspunten voor een tegemoetkomingsregeling voor Surinaamse Nederlanders die voor 25 november 1975 naar Nederland zijn gekomen en een AOW-gat hebben. De duidelijke en eenduidige grondslagen van de AOW verzetten zich tegen het hanteren van andere criteria dan het ingezetenschap. Het introduceren van bijvoorbeeld nationaliteit in het kader van de AOW heeft grote gevolgen voor de AOW als geheel. Zulke criteria zouden leiden tot precedentwerking voor verschillende andere groepen en aanzienlijke financiële gevolgen hebben. Daarnaast is voor situaties met een AOW-gat voorzien in vangnetregelingen, zoals de inkoopregeling en de aanvullende inkomensvoorziening ouderen.

Onverplichte tegemoetkoming

Ook bij een onverplichte tegemoetkomingsregeling zal met deze uitgangspunten rekening moeten worden gehouden. Ook dan zal het uitgangspunt moeten zijn dat een tegemoetkoming aan een specifieke groep gebaseerd moet zijn op een deugdelijk en sluitend criterium dat uitsluitend betrekking heeft op deze groep. Dit om precedentwerking te voorkomen. Hierbij moet onder meer rekening worden gehouden met vergelijkbare verwachtingen bij andere groepen. De Afdeling advisering noemt in de voorlichting nog andere complicaties bij het bepalen van maatstaven om de omvang van een onverplichte tegemoetkoming te bepalen.

Conclusie

De Afdeling advisering ziet dan ook geen juridische grondslag die ruimte geeft om gericht en uitsluitend deze groep toenmalige rijksgenoten tegemoet te komen voor hun onvolledige AOW-opbouw in de periode 1957-1975. Dat een regeling het karakter zou hebben van een onverplichte tegemoetkoming maakt hiervoor niet uit.


Lees hier de volledige tekst van de voorlichting van de Afdeling advisering.