Uitspraak 202001645/1/R3


Volledige tekst

202001645/1/R3.
Datum uitspraak: 2 december 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:

[appellanten] (hierna in enkelvoud: [appellant]), wonend te Hoogezand, gemeente Midden-Groningen,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Midden-Groningen,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 30 januari 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Kindcentrum Woldwijck 2" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De raad heeft nadere stukken ingediend

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 november 2020, waar de raad, vertegenwoordigd door J. Smit en M. Beishuizen, is verschenen.

Overwegingen

1.    Ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.

Inleiding

2.    Het plan maakt de bouw mogelijk van een zogenoemd integraal kindcentrum aan de Zuiderkroon in Hoogezand, dat zal bestaan uit een basisschool, gymzalen en peuter- en kinderopvang. Het doel is hier drie bestaande scholen samen te voegen, waarvan de bestaande gebouwen onvoldoende aardbevingsbestendig zijn.

Voor het bouwen van het kindcentrum is na de vaststelling van het plan een omgevingsvergunning verleend, die inmiddels in rechte onaantastbaar is geworden. Toch bestaat er nog voldoende belang bij het beroep, omdat in de toekomst op basis van het plan andere omgevingsvergunningen zouden kunnen worden verleend. Ook blijft het plan van belang voor het gebruik van het plangebied voor zover dat niet onder de omgevingsvergunning valt.

Beroepsgronden

3.    [appellant] woont aan de [locatie] in Hoogezand. De zuidgevel van zijn woning is gericht naar de Zuiderkroon, waaraan het kindcentrum zal komen. [appellant] vreest voor overlast. Hij voert aan dat volgens de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" tussen het kindcentrum en zijn woning een afstand van 30 m aangehouden moet worden, maar die afstand wordt niet gehaald. Het kindcentrum komt namelijk op 23 m van de woning. Een goede motivering over de aanvaardbaarheid van deze kortere afstand ontbreekt volgens [appellant].

Hij vreest met name voor geluidhinder van wegverkeer, dichtslaande autoportieren en spelende kinderen. [appellant] wijst erop dat volgens het akoestisch onderzoek dat de raad heeft laten uitvoeren bij de planvorming een aantal randvoorwaarden in acht moet worden genomen om onaanvaardbare geluidhinder te voorkomen. Deze randvoorwaarden zijn volgens [appellant] ten onrechte niet in het plan opgenomen.

Hij concludeert om deze redenen dat niet is verzekerd dat na de uitvoering van het plan voor hem een goed woon- en leefklimaat blijft bestaan.

Standpunt raad

4.    De raad erkent in het verweerschrift dat de richtafstand van 30 m tot het bestemmingsvlak "Maatschappelijk" niet wordt gehaald. Van deze richtafstand kan echter worden afgeweken. De raad vindt dat in dit geval een goed woon- en leefklimaat behouden blijft. In de toelichting van het plan zijn namelijk voorwaarden opgenomen voor het plaatsen van bebouwing ten opzichte van bestaande woningen. Als niet aan de voorwaarden is voldaan, wordt ook niet voldaan aan de geluidsnormen en kan het bouwplan niet rechtstreeks doorgang vinden.

Verder stelt de raad dat het bouwplan dat inmiddels is vergund voldoet aan de voorwaarden die in de toelichting zijn gesteld. Het gebouw komt op 36 m. Het dichtstbijzijnde plein komt op 40 m. Eventuele weerkaatsing van geluid van spelende kinderen gaat in oostelijke richting en dus niet in de richting van de woning van [appellant]. De raad is dan ook van mening dat het woon- en leefklimaat van [appellant] niet zal worden aangetast.

Planregeling in het kort

5.    Het plangebied is aan de kant van de Zuiderkroon bestemd als "Verkeer". Ten zuiden daarvan is het bestemd als "Maatschappelijk". Binnen dit bestemmingsvlak is het noordwestelijke deel, dat grenst aan "Verkeer", voorzien van een bouwvlak.

De afstand van de woning van [appellant] tot het bestemmingsvlak "Verkeer" is ongeveer 12 m. Tot het bestemmingsvlak "Maatschappelijk" is de kortste afstand ongeveer 24 m. Op die afstand is ook het bouwvlak voorzien.

Plantoelichting en akoestisch onderzoek

6.    In de toelichting van het plan staat in de paragraaf over de VNG-brochure (4.2.1) onder meer:

"Geconcludeerd kan worden dat het plangebied, gelet op de verschillende functies in de omgeving van het plangebied, niet aangemerkt kan worden als een 'gemengd gebied'. Hiermee moet de afstand tussen enerzijds de grens van het bestemmingsvlak van het KC tot de uiterste situering van de woningen die volgens het bestemmingsplan of vergunningsvrij mogelijk is, minimaal 30 meter bedragen.

Tegenover het plangebied, gescheiden door de Zuiderkroon, staan woningen. In het bestemmingsplan is er middels het opnemen van een bouwvlak rekening mee gehouden dat er een minimale afstand van 30 meter bestaat tussen de bebouwing van het KC en de woningen."

Verder bevat de toelichting een paragraaf over geluidhinder, waarin een samenvatting staat van het rapport waarin de bevindingen van het akoestisch onderzoek zijn opgeschreven. Deze bevindingen zijn neergelegd in het rapport "Akoestisch onderzoek Invloed op de omgeving, Kindcentrum Woldwijck 2 Hoogezand" (hierna: het rapport) van Adviesbureau WMA van 12 september 2019.

In het rapport is aan de hand van het stappenplan in de VNG-brochure beschreven hoe het kindcentrum kan worden ingepast in de omgeving. Hierbij is als uitgangspunt genomen dat als niet aan de richtafstand van 30 m kan worden voldaan, voor een rustige woonwijk in beginsel een maximale geluidbelasting van 45 dB(A) geldt voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau. Voor piekgeluiden zou 65 dB(A) aangehouden moeten worden. Voor het verkeer is 50 dB(A) het uitgangspunt.

Er zijn vier varianten voor de inrichting van het terrein van het kindcentrum onderzocht, die alle uitgaan van een hoofdingang aan de kant van de Zuiderkroon. Bij de variant waarbij de speelterreinen ook aan deze kant worden gesitueerd, is de gemiddelde geluidbelasting 54 dB(A). Gezien de richtwaarde voor de woonomgeving is deze geluidsbelasting volgens het rapport te hoog. Door een andere terrein-/gebouwindeling aan te houden zijn lagere geluidsniveaus echter mogelijk. Er worden vijf randvoorwaarden gegeven, waaronder het aanhouden van 30 m tussen een speelterrein en een woning en het verdelen van speelterreinen over het plangebied. Als deze in acht worden genomen, dan is een maximale geluidbelasting van 50 dB(A) mogelijk. Als nog twee maatregelen met een afschermende werking worden genomen, dan is 45 dB(A) mogelijk.

Verder gaat het rapport in op de geluidbelasting vanwege het verkeer en het parkeren in het noorden van het plangebied, aan de Zuiderkroon. Er wordt voldaan aan zowel de voorkeurswaarde van 45 dB(A) voor de gemiddelde geluidbelasting als de voorkeurswaarde van 65 dB(A) voor piekgeluiden zoals dichtslaande autodeuren. Ook wordt voor het verkeer op de Zuiderkroon voldaan aan de voorkeurswaarde van 50 dB(A).

Het oordeel van de Afdeling

7.    Wat betreft de geluidbelasting vanwege het verkeer en het parkeren aan de Zuiderkroon overweegt de Afdeling dat uit het rapport volgt dat de geldende voorkeurswaarden niet worden overschreden. [appellant] heeft dit niet betwist. Gelet op de uitkomsten van het onderzoek heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze geluidbelasting aanvaardbaar is.

8.    Wat betreft de geluidbelasting vanwege spelende kinderen overweegt de Afdeling het volgende. Zoals hiervoor is vastgesteld, is de afstand van de woning van [appellant] tot het bestemmingsvlak "Maatschappelijk" en het daarin voorziene bouwvlak 24 m. In de toelichting staat daarom ten onrechte dat de richtafstand van de VNG-brochure van 30 m wordt gehaald.

In het verweerschrift erkent de raad inmiddels dat de richtafstand niet wordt gehaald. Volgens de raad blijft desondanks een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bestaan, omdat zou zijn gewaarborgd dat bij de verdere vergunningverlening en uitvoering van het plan de randvoorwaarden uit het akoestisch onderzoek, zoals overgenomen in de plantoelichting, in acht moeten worden genomen.

De Afdeling kan de raad daarin echter niet volgen. De genoemde randvoorwaarden zijn bedoeld om te voorkomen dat het stemgeluid van spelende kinderen leidt tot overschrijding van de aanbevolen grenswaarde van 45 dB(A). In de regels van het plan is hiervoor echter geen regeling opgenomen. Overal in de bestemming "Maatschappelijk" zijn speelvoorzieningen toegestaan, zolang die ondergeschikt zijn aan de maatschappelijke voorzieningen (artikel 3.1, onder g). Hier komt bij dat ook in de bestemming "Verkeer", nog dichter bij de woning van [appellant], speelvoorzieningen mogelijk zijn (artikel 4.1, onder k).

Anders dan de raad kennelijk meent, is het niet mogelijk om op basis van alleen de toelichting van het plan een aanvraag voor een omgevingsvergunning af te wijzen of handhavend op te treden indien de randvoorwaarden niet in acht zouden worden genomen. De toelichting is immers geen bindend onderdeel van het plan. Verder is van belang dat het stemgeluid van kinderen op het (buiten)terrein van een school of kinderopvang buiten beschouwing blijft bij het bepalen van de geluidniveaus in het Activiteitenbesluit milieubeheer (artikel 2.18, eerste lid, aanhef en onder h en i van dat besluit). Ook in zoverre is handhaving niet mogelijk. Voor zover de raad verwijst naar de inmiddels verleende omgevingsvergunning is van belang dat het plan meer mogelijk maakt dan daarbij is vergund.

Het betoog slaagt.

Conclusie en opdracht aan de raad

9.    De Afdeling komt op basis van overweging 8 tot het oordeel dat de raad het plan niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft voorbereid, wat in strijd is met artikel 3:2 van de Awb.

10.    De Afdeling ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, omdat de randvoorwaarden zoals zij in de toelichting zijn geformuleerd niet geschikt zijn om als regels in het plan op te nemen. Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling de raad opdragen binnen 20 weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen. De raad dient daarvoor met inachtneming van overweging 8 het plan zo aan te passen dat aan de in het rapport, zoals overgenomen in de toelichting, vermelde randvoorwaarden wordt voldaan.

De raad dient de Afdeling en [appellant] de uitkomst mee te delen en een eventueel gewijzigd of nieuw besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mee te delen. Afdeling 3.4 van de Awb hoeft bij de voorbereiding van een gewijzigd of nieuw besluit niet opnieuw te worden toegepast. Dit betekent dat niet eerst een nieuw ontwerpbestemmingsplan ter inzage hoeft te worden gelegd.

Proceskosten en griffierecht

11.    In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en de vergoeding van het betaalde griffierecht.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

draagt de raad van de gemeente Midden-Groningen op:

- om binnen 20 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van wat onder 10 is overwogen het onder 9 omschreven gebrek in het besluit van de raad van de gemeente Midden-Groningen van 30 januari 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kindcentrum Woldwijck 2" te herstellen, en

- de Afdeling en de andere partij de uitkomst mede te delen en een eventueel gewijzigd of nieuw besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.

Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 2 december 2020

270.