Europees Hof beantwoordt vraag over uitreisstempels in paspoorten

Gepubliceerd op 5 februari 2020

Vandaag (5 februari 2020) heeft het Hof van Justitie in Luxemburg een prejudiciële vraag beantwoord over de Europese Schengengrenscode. In mei 2018 vroeg de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State aan het Hof op welk moment uitreisstempels moeten worden geplaatst in de paspoorten van zeelieden van buiten het Schengengebied die aanmonsteren op zeeschepen die in de Rotterdamse haven liggen.

Achtergrond

Het gaat in deze zaken om ruim driehonderd zeelieden die Nederland en daarmee het Schengengebied zijn ingereisd via de luchthaven Schiphol. Daar hebben zij ook een inreisstempel zoals bedoeld in de Schengengrenscode in hun paspoort gekregen. De zeelieden zijn meteen doorgereisd naar de Rotterdamse haven om daar aan boord te gaan van verschillende zeeschepen om daar te werken. Die zeeschepen varen onder buitenlandse vlag. Voor hun aanmonstering hebben de zeelieden gevraagd om een uitreisstempel in hun paspoort zoals bedoeld in de Schengengrenscode. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de stempels geweigerd, omdat niet bekend was dat en wanneer de zeelieden met de schepen het Schengengebied zouden verlaten. Voor de zeelieden is het belangrijk om zo snel mogelijk een uitreisstempel te krijgen. Zonder zo’n stempel mogen zij namelijk maar korte tijd in het Schengengebied blijven. Als zij niet meteen een uitreisstempel krijgen, lopen zij het risico dat ze het Schengengebied moeten verlaten voordat hun werkzaamheden zijn afgerond.

Antwoord van het Hof van Justitie

De Schengengrenscode bepaalt in artikel 11 dat de paspoorten van vreemdelingen systematisch worden afgestempeld als zij het Schengengebied in‑ en uitreizen. Maar uit de Schengengrenscode volgt niet waar de buitengrenzen precies liggen en wanneer deze precies worden overschreden. Het Hof oordeelt in zijn arrest dat het volgens de Schengengrenscode zo is dat het uitreisstempel niet op het moment van aanmonstering op het schip moet worden aangebracht, maar wanneer de gezagvoerder van dat schip de bevoegde nationale autoriteiten in kennis stelt van de op handen zijnde afvaart van dat schip.

Voortzetting behandeling

Met dit antwoord van het Hof van Justitie is nog geen einde gekomen aan de procedures bij de Afdeling bestuursrechtspraak. Zij heeft de behandeling van de zaken geschorst in afwachting van het antwoord van het Hof in Luxemburg. Nu het Hof van Justitie de prejudiciële vraag heeft beantwoord, zal de Afdeling bestuursrechtspraak de behandeling van deze zaken voortzetten en daarna definitieve uitspraken doen.


Lees hier de volledige tekst van het arrest van het Hof van Justitie met nummer C-341/18.