Uitspraak 202000049/1/V3 en 202000049/2/V3
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2020:63
- Datum uitspraak
- 15 januari 2020
- Inhoudsindicatie
- Bij besluit van 21 november 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
- Voorlopige voorziening / hoofdzaak
- Asiel
202000049/1/V3 en 202000049/2/V3.
Datum uitspraak: 15 januari 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 30 december 2019 in zaak nr. NL19.28376 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 21 november 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 30 december 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.A. Hardoar, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1. Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1. Een zelfstandig oordeel in de uitspraak van de rechtbank is namelijk niet met een grief bestreden, terwijl dit oordeel de uitspraak van de rechtbank alleen kan dragen.
2. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, griffier.
w.g. Drop w.g. Van Leeuwen
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2020
373.
Afdeling bestuursrechtspraak wisselt van gedachten met professionals in het vreemdelingenrecht
De Afdeling bestuursrechtspraak zal ook in 2020 weer van gedachten gaan wisselen met advocaten, rechters, de IND en wetenschappers over de vreemdelingenrechtspraak. Te denken valt bijvoorbeeld aan bijeenkomsten over belangrijke ontwikkelingen op het gebied van het vreemdelingenrecht. De bijeenkomsten die de Afdeling bestuursrechtspraak het afgelopen jaar organiseerde naar aanleiding van de overzichtsuitspraak over de zogenoemde verkorte motivering in uitspraken, zijn goed bevallen. Bovendien hebben die bijeenkomsten geleid tot een nieuwe werkwijze van de Afdeling bestuursrechtspraak in vreemdelingenzaken.
Aanleiding
In april 2019 deed de Afdeling bestuursrechtspraak een overzichtsuitspraak over de betekenis en toepassing van uitspraken die zij met toepassing van artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 met een verkorte motivering afdoet. Dit soort uitspraken ervaart de rechtspraktijk soms als onbevredigend, omdat de Afdeling bestuursrechtspraak daarin alleen met een korte standaardoverweging aangeeft waarom een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank niet slaagt.
Na deze overzichtsuitspraak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak twee bijeenkomsten georganiseerd waar met advocaten, rechters, vertegenwoordigers van de IND en wetenschappers in een open sfeer is gesproken of en hoe de werkwijze van de verkort gemotiveerde uitspraak aangepast kan worden.
Nieuwe werkwijze
Deze bijeenkomsten hebben geleid tot een nieuwe, transparantere werkwijze die op 1 januari 2020 is ingegaan. Ten eerste zal de Afdeling bestuursrechtspraak met het oog op de controlefunctie van het hoger beroep, de individuele rechtsbescherming en ter voorlichting van de rechtspraktijk vaker uitspraken gaan doen met een beknopte motivering. Het gaat dan om zaken waarbij er iets schort aan de uitspraak van de rechtbank, ook al leidt dat niet steeds tot vernietiging van die uitspraak.
Ten tweede zal de Afdeling bestuursrechtspraak, als dat kan, met korte standaardzinnen motiveren waarom zij een uitspraak met toepassing van artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 afdoet. Die toelichtende zinnen volgen op de bestaande standaardoverweging. Vandaag zijn vier uitspraken openbaar gemaakt waarin de Afdeling bestuursrechtspraak gebruikmaakt van zo’n nadere toelichtende zin.
Uitspraken
De uitspraken met zaaknummers 201908292/1, 202000049/1 en 202000049/2 en 201909349/1 zijn voorbeelden van algemene toelichtende zinnen die zowel voor het hoger beroep van de vreemdeling als de staatssecretaris kunnen worden gebruikt. De uitspraken met zaaknummers 201901369/1 en 201900503/1 gelden specifiek voor het hoger beroep van de staatssecretaris.
Met deze twee aanvullingen zijn er in totaal zes manieren waarop de Afdeling bestuursrechtspraak haar uitspraken motiveert in vreemdelingenzaken, variërend van de overzichtsuitspraak tot de verkort gemotiveerde uitspraak op grond van artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet. Een overzicht is hier te vinden.
Voorbehoud en evaluatie
De nieuwe werkwijze geldt voor heel 2020, tenzij er in de loop van dit jaar aanmerkelijk meer nieuwe vreemdelingenzaken binnenkomen dan de afgelopen jaren. Dit jaar zullen onafhankelijke wetenschappers onderzoeken of de nieuwe werkwijze oplevert wat de Afdeling bestuursrechtspraak daarvan verwacht. De resultaten van dat onderzoek zullen in het eerste kwartaal van 2021 worden gepubliceerd.