Uitspraak 201801485/1/R1


Volledige tekst

201801485/1/R1.
Datum uitspraak: 6 maart 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.    Stichting Red de Hout, gevestigd te Alkmaar,

2.    Stichting ANIMO en Stichting Milieubelang Alkmaar (hierna: ANIMO en SMA), gevestigd te Alkmaar,

3.    Bewonersvereniging Metiusgracht, gevestigd te Alkmaar,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Alkmaar,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 14 december 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Noordwest Ziekenhuis Alkmaar" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben Red de Hout, ANIMO en SMA, en Metiusgracht beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Stichting Noordwest Ziekenhuisgroep (hierna: NWZ) heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (hierna: StAB) heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.

Red de Hout, ANIMO en SMA, Metiusgracht en de raad hebben hun zienswijzen daarop naar voren gebracht.

ANIMO en SMA en Metiusgracht hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 januari 2019, waar Red de Hout, vertegenwoordigd door [gemachtigden], ANIMO en SMA, vertegenwoordigd door [gemachtigden], Metiusgracht, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en de raad, vertegenwoordigd door J.J.S. Feron en L. Assema, bijgestaan door mr. M.H. Fleers, advocaat te Den Haag, zijn verschenen. NWZ, vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. M.J. Tunnissen, advocaat te Arnhem, is als belanghebbende gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het plan voorziet in de herontwikkeling van het terrein van de Noordwest Ziekenhuisgroep in Alkmaar. De voorgenomen ontwikkeling past niet binnen het vorige bestemmingsplan wat betreft de locatie van het bouwvlak en de maximale bouwhoogte. Daarnaast is op enkele locaties de voorgenomen verbreding van het gebruik van de bebouwing niet passend binnen de huidige bestemming. Om die reden is een nieuw plan vastgesteld.

Het streekziekenhuis ligt in de Alkmaarderhout, het stadspark ten zuidwesten van het centrum van Alkmaar. Het plangebied omvat de gronden van het huidige ziekenhuisterrein aan de Wilhelminalaan te Alkmaar, de gronden van Huize Westerlicht en de Cadettenschool en een deel van het aangrenzende parkbos Westerhout dat door de herontwikkeling zal verdwijnen. De huidige bebouwing is geconcentreerd op het noordoostelijke deel van het terrein en heeft een gemiddelde hoogte van 4 à 5 bouwlagen. Een groot deel van de huidige bebouwing zal worden vervangen door nieuwbouw of aan een grootschalige renovatie worden onderworpen. De totale oppervlakte van de bebouwing zal van ongeveer 101.500 m2 worden teruggebracht naar ongeveer 80.000 m2. Door middel van een gefaseerde herontwikkeling verwacht NWZ in de toekomst optimaal te kunnen inspelen op de ontwikkelingen in de gezondheidszorg en op die manier de continuïteit van het ziekenhuis te waarborgen. Omdat de ziekenhuisactiviteiten tijdens de herontwikkeling worden voortgezet op de oude locatie zal de sloop, nieuwbouw en renovatie gefaseerd plaatsvinden.

Aan een groot deel van de gronden in het plangebied is ten behoeve van het ziekenhuis de bestemming "Maatschappelijk" toegekend. Aan Huize Westerlicht en de Cadettenschool is de bestemming "Gemengd" toegekend. De regels van de bestemming "Gemengd" maken het onder meer mogelijk om die gebouwen te gebruiken ten behoeve van het ziekenhuis en dienstverlening. Het college van burgemeester en wethouders kan door middel van een wijzigingsbevoegdheid meewerken aan de vestiging van aanvullende functies in deze gebouwen. Het gaat daarbij onder meer om bredere maatschappelijke functies, kantoren, horeca, een hotel, (zorg)wonen en culturele bestemmingen.

2.    Red de Hout, ANIMO en SMA en Metiusgracht verzetten zich tegen de herontwikkeling van het terrein en de vergroting van het oppervlak, in het bijzonder voor zover die inbreuk maken op de Alkmaarderhout. Zij vrezen met name voor aantasting van de natuur- en erfgoedwaarden van de Alkmaarderhout en menen dat een herontwikkeling van het ziekenhuis ook kan worden gerealiseerd zonder het parkbos aan te tasten. Verder vreest Metiusgracht voor de gevolgen die de herontwikkeling van het ziekenhuis en de functies die de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid mogelijk maakt hebben voor de parkeer- en verkeersituatie rondom het ziekenhuis.

Toetsingskader

3.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Procedureel

Ingetrokken beroepsgronden

4.    Ter zitting heeft Metiusgracht haar beroepsgrond over artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening ingetrokken. Voorts heeft zij haar beroepsgronden voor zover gericht tegen de tijdelijke parkeeroplossing voor 17 jaar ingetrokken, omdat de gemeente, zoals de raad ter zitting heeft bevestigd, overeenstemming heeft bereikt over een ondergrondse parkeergarage waardoor de tijdelijke parkeersituatie gedurende drie jaar zal blijven bestaan.

Betoog over staatssteun

5.    Eerst ter zitting heeft Red de Hout aangevoerd dat sprake zou kunnen zijn van ongeoorloofde staatssteun. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting, alsmede de rechtszekerheid van de andere belanghebbenden, kan in het licht van de goede procesorde in een procedure tegen besluiten waarbij veel uiteenlopende belangen zijn betrokken, zoals een bestemmingsplan of andere besluiten op het gebied van het omgevingsrecht, niet worden aanvaard dat een dergelijk betoog eerst ter zitting naar voren wordt gebracht. Andere partijen zijn hierdoor overvallen en hebben zich niet op dit betoog kunnen voorbereiden. Dit klemt te meer nu niet valt in te zien waarom Red de Hout dit betoog niet eerder heeft kunnen aanvoeren. In dit verband wijst de Afdeling erop dat Red de Hout ter onderbouwing van haar betoog verwijst naar vragen die hierover al op 1 november 2018 zijn gesteld in de raad. Voorts blijkt uit de e-mails die bij de pleitnota zijn gevoegd, dat ook zij zelf al op 7 december 2018 vragen heeft gesteld over dit onderwerp. De Afdeling zal dit betoog van Red de Hout gelet op het voorgaande niet in de uitspraak bespreken.

Beroepsgronden

Strijd met de gemeentelijke participatieverordening

6.    Red de Hout en Metiusgracht voeren aan dat het plan in strijd met de gemeentelijke participatieverordening en de nota "Burgerparticipatie in Alkmaar" is vastgesteld. Volgens hen is er voor gekozen een klankbordgroep op te richten en die een adviesfunctie te geven bij de totstandkoming van het plan. Het gemeentebestuur is volgens Red de Hout en Metiusgracht in principe gebonden aan het advies van de klankbordgroep en kan daar bij de uiteindelijke besluitvorming slechts gemotiveerd van afwijken. De raad is in dit geval volgens hen zonder enige motivering op wezenlijke onderdelen van het advies van de klankbordgroep afgeweken.

6.1.    Zoals de raad ter zitting heeft toegelicht en ook is terug te vinden in de raadsvoorstellen van 6 oktober 2016 van 14 december 2017, is vanaf november 2016 een klankbordgroep betrokken bij de totstandkoming van het plan. Vertegenwoordigers van verschillende bewoners- en belangengroepen zijn met regelmaat bij elkaar geweest. Er is tijdens die bijeenkomsten door de gemeente antwoord gegeven op hun vragen over het plan en de opmerkingen van de klankbordgroep zijn meegenomen in de stukken. De door de klankbordgroep ingebrachte 0-bomenvariant als alternatief voor het plan is voorgelegd aan het NWZ. Dit bleek volgens de raad geen reëel alternatief. Aan de wens van de klankbordgroep om geheel buiten de Westerhout te blijven kan volgens de raad niet tegemoet worden gekomen. In de plantoelichting is uiteengezet welke overwegingen hieraan ten grondslag liggen. Wel zijn er naar aanleiding van de inbreng van de klankbordgroep verschillende andere wijzigingen in het plan doorgevoerd. Zo is het gebruiksgebied en het zoekgebied voor de ontsluiting van de ambulance verkleind en zijn er aanpassingen gemaakt in de groenbestemming. De raad heeft toegelicht dat de klankbordgroep naast de opmerkingen tijdens de bijeenkomsten geen gezamenlijk schriftelijk stuk met hun bezwaren tegen het plan heeft ingediend. Wel hebben individuele leden van de klankbordgroep hun bezwaren naar voren gebracht. Hier is door de raad op gereageerd.

Naast het betrekken van de klankbordgroep bij de totstandkoming van het plan heeft er gedurende zes weken een voorontwerp ter inzage gelegen waarop een ieder een inspraakreactie heeft kunnen geven. In de Nota inspraakreacties is ingegaan op de ingekomen inspraakreacties en is uiteengezet wat er met de opmerkingen is gedaan. Het plan is naar aanleiding van de ingekomen inspraakreacties op enkele punten aangepast.

6.2.    De Afdeling is van oordeel dat de raad op bovenstaande wijze de inbreng van de klankbordgroep en de inspraakreacties voldoende bij het plan heeft betrokken en voldoende heeft gemotiveerd waarom deze wel of geen aanleiding gaven tot een aanpassing van het plan. De raad heeft voldaan aan de voor het vaststellen van bestemmingsplannen geldende wettelijke bepalingen over inspraak. Daarnaast bestaat er geen grond voor het oordeel dat de gemeentelijke participatieverordening en de nota "Burgerparticipatie in Alkmaar" zijn geschonden.

De betogen falen.

Vaststellingsovereenkomst

7.    Red de Hout, Metiusgracht en ANIMO en SMA voeren aan dat de vaststellingsovereenkomst die de gemeente Alkmaar met het NWZ op 8 juli 2016 heeft gesloten de besluitvorming over het bestemmingsplan te veel heeft beïnvloed. In de vaststellingsovereenkomst zijn door het gemeentebestuur al verschillende toezeggingen gedaan waardoor volgens hen in het kader van de bestemmingsplanprocedure geen juiste belangenafweging meer kon worden gemaakt. In plaats van een inspanningsverplichting is sprake van een resultaatsverplichting. Uit de inhoud van de vaststellingsovereenkomst volgt volgens hen dat het gemeentebestuur aan alle eisen van het NWZ tegemoet wil komen, zonder te kijken naar andere belangen.

7.1.    De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat de raad door de door de gemeente gesloten vaststellingsovereenkomst te veel zou zijn beïnvloed bij de vaststelling van het plan. Vooropgesteld moet worden dat, zoals ook eerder overwogen in de uitspraak van 26 maart 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1052, een dergelijke overeenkomst niet kan leiden tot een verplichting van de raad aan gronden een bestemming te geven die de raad niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening acht. Voorts volgt uit de inhoud van de overeenkomst niet dat sprake is van een resultaatsverplichting. In artikel 3.1 is opgenomen dat de gemeente bereid is een nieuw bestemmingsplan vast te stellen voor de locatie van het ziekenhuis met als doel het scheppen van planologische randvoorwaarden om een vernieuwd, compact en volwaardig ziekenhuis te realiseren. Een en ander na vaststelling door de raad met inachtneming van haar publiekrechtelijke taken en bevoegdheden. In artikel 3.2 verklaart de gemeente zich bereid tot het uiterste in te spannen om de benodigde planologische procedures in gang te zetten en met voortvarendheid te doorlopen om de in dit artikel 3 van de vaststellingsovereenkomst overeengekomen wijzigingen van het bestemmingsplan te realiseren, een en ander met inachtneming van haar publiekrechtelijke taken en bevoegdheden. In artikel 9.6 is opgenomen dat met het ondertekenen van deze overeenkomst de door de gemeente aangegane verplichtingen met betrekking tot de aanpassing van het bestemmingsplan en de garantstelling op grond van artikelen 3.1. en 6.1, onder e, pas onvoorwaardelijk worden indien en zodra de raad besluiten heeft genomen over aanpassing van het bestemmingsplan en de garantstelling.

De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat de raad bij de vaststelling van het plan geen rekening heeft kunnen houden met andere belangen vanwege de gesloten vaststellingsovereenkomst.

Het betoog faalt.

Alternatieven

8.    Red de Hout, ANIMO en SMA en Metiusgracht voeren aan dat de raad het alternatief "0-bomenvariant" zoals ingebracht door de klankbordgroep onvoldoende heeft onderzocht. De raad heeft slechts zonder enige nadere motivering het standpunt van NWZ hierover overgenomen en voor het "Masterplan" gekozen. De 0-bomenvariant had volgens hen door de raad nader moeten worden uitgewerkt. Uit notities van de gemeentelijke stuurgroep blijkt volgens Red de Hout dat de raad het initiatief nooit serieus heeft genomen. Nu er een reëel alternatief bestaat waarvoor, in tegenstelling tot dit plan, geen bomen hoeven te worden gekapt en waardoor geen verblijfplaatsen van soorten worden aangetast, wordt niet voldaan aan de voorwaarden voor een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en voor een omgevingsvergunning voor het kappen van bomen op grond van de Bomenverordening van de gemeente Alkmaar. Ook kan volgens hen als alternatief de huisartsenpost naar Huize Westerlicht worden verplaatst. In dat geval is er geen nieuwbouw voor de huisartsenpost nodig en wordt er minder beslag gelegd op de Westerhout. Volgens ANIMO is ook niet zeker of de huisartsenpost überhaupt op het ziekenhuisterrein komt, er is daarover namelijk geen overeenkomst gesloten tussen NWZ en de organisatie van huisartsen.

8.1.    De raad dient bij de keuze van een bestemming een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.

Uit paragraaf 3.4.5. van de plantoelichting blijkt dat de raad drie alternatieven heeft afgewogen. De zogenaamde 0-bomenvariant, zoals ingebracht door enkele leden van de klankbordgroep is beschouwd als alternatief 3. In dit alternatief wordt het kappen van bomen in de Westerhout voorkomen door enkele bouwdelen in te korten. Het tekort aan ruimte wordt opgevuld door in de richting van de Wilhelminalaan een extra vleugel te realiseren. De ambulanceontsluiting is in dit alternatief aan de oostzijde van Huize Westerlicht gepland.

In de toelichting is de raad op de voor- en nadelen van dit alternatief ingegaan. In de beoordeling van de 0-bomenvariant is gekeken naar de uitgangspunten, vorm en randvoorwaarden. Gezien de doelstellingen een compacter ziekenhuis, goede faciliteiten voor excellente zorg, een gebouw in harmonie met de omgeving en monumenten behouden en herbestemmen zijn als uitgangspunten gehanteerd continuïteit, veiligheid en functionaliteit. Ten opzichte van het Masterplan is volgens de raad een groot voordeel dat er geen bomen worden gekapt in de Westerhout. Er zijn echter volgens de raad ook nadelige consequenties. Vooral de functionele concessies (onderlinge relaties acute afdelingen, overzicht afdelingen en looplijnen), maar ook de fysieke concessies (vervallen groene verbinding, bemoeilijken mogelijkheid tot ondergrondse parkeergarage en vervallen stedenbouwkundige ambities) leiden tot een ontwerp dat van mindere kwaliteit is, hetgeen voor het NWZ niet acceptabel is.

In paragraaf 4.2 van de plantoelichting worden de alternatieven op verschillende onderwerpen vergeleken. Er wordt geconcludeerd dat het Masterplan en de verschillende alternatieven op een aantal punten gelijkwaardig scoren. Dit komt omdat de plannen op die punten niet tot nauwelijks van elkaar verschillen. De verschillen zitten met name in het al dan niet kunnen behouden van het parkbos en de effecten van de alternatieven op de directe omgeving. Een goed en efficiënt functionerend regionaal ziekenhuis dat kwaliteit van zorg borgt wordt echter van groot maatschappelijk belang geacht en is zwaarwegend in de belangenafweging. De ingreep die in het parkbos nodig is heeft met name op het gebied van ecologie nadelige gevolgen, maar het verlies van een stuk parkbos kan volgens de raad op een verantwoorde wijze gecompenseerd worden op overige delen van het ziekenhuisterrein. Tegenover het verlies van een stuk parkbos staan voorts de positieve effecten van het Masterplan op de wandelstructuur in het park, de toename van parkwaarde op de locatie van de zusterflat en de versterking van de monumentale waarde van de Cadettenschool en Huize Westerlicht. Alles overwegende kent de raad aan het Masterplan dat een goed en efficiënt ziekenhuis borgt, het meeste gewicht toe.

De Afdeling is van oordeel dat de raad de drie alternatieven, in het bijzonder de 0-bomenvariant, voldoende heeft betrokken bij de totstandkoming van het plan. Ze ziet geen grond voor het oordeel dat de raad de 0-bomenvariant niet serieus heeft bekeken. De raad heeft voldoende gemotiveerd waarom de voorkeur uitgaat naar het Masterplan en niet naar de 0-bomenvariant. De raad heeft dit alternatief dan ook niet verder hoeven uitwerken. Ook heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat verplaatsing van de huisartsenpost naar Huize Westerlicht geen goed alternatief is. De raad heeft in dit verband ter zitting toegelicht dat het NWZ in gesprek is met de huisartsen en er geen reden is om aan te nemen dat geen huisartsenpost op de beoogde locatie in het plangebied zal komen. Vanwege de noodzakelijke ligging van de huisartsenpost bij acute functies, zoals de eerste hulp, is vestiging van de huisartsenpost in Huize Westerlicht zoals voorgesteld door ANIMO en SMA geen realistische optie. De Afdeling ziet in hetgeen Red de Hout, ANIMO en SMA en Metiusgracht naar voren hebben gebracht, geen reden om te twijfelen aan hetgeen de raad over de huisartsenpost heeft gesteld.

De betogen falen.

Flexibiliteit

9.    Red de Hout, ANIMO en SMA en Metiusgracht voeren aan dat het plan niet voldoende is uitgewerkt. Het plan maakt het mogelijk dat zowel op het nieuwe terrein als op het terrein waarop nu bebouwing staat gebouwd kan worden voor gebruik als ziekenhuis. Onvoldoende duidelijk is volgens hen hoe het nieuwe terrein precies zal worden ingericht. Uit een ontwerp van mei 2018 blijkt dat er ook een inrichtingsvariant mogelijk is waarbij veel minder groen verloren zal gaan dan het plan nu mogelijk maakt. Het plan had volgens hen eerst moeten worden geoptimaliseerd voordat het definitief kon worden vastgesteld.

9.1.    De raad heeft ter zitting toegelicht dat bewust is gekozen voor flexibiliteit en niet om het plan nu al helemaal uit te werken. Dat is volgens de raad nodig omdat de herontwikkeling van het ziekenhuis gefaseerd zal plaatsvinden. De ziekenhuisactiviteiten zullen tijdens de renovatie en nieuwbouw worden voortgezet op de oude locatie, zodat naast de nieuwe bebouwing ook de oude bebouwing in het plan als zodanig is bestemd. In de planregels is wel opgenomen dat het bestaande bruto vloeroppervlak dat tegelijkertijd ten behoeve van het ziekenhuis in gebruik is niet mag toenemen. Verder is de flexibiliteit in het plan volgens de raad ook noodzakelijk om te kunnen reageren op toekomstige ontwikkelingen. Het is mogelijk dat uiteindelijk minder parkbos nodig zal zijn voor het ziekenhuis dan in het plan vastgelegd, maar op dit moment is nog niet zeker hoe het optimale resultaat eruit ziet. Zonder planologische zekerheid dat het ziekenhuis er mag komen, kunnen ook niet de nu al benodigde investeringen worden gedaan. Er is geprobeerd om het gebied waar de bebouwing mag komen in het plan zo klein mogelijk te houden, aldus de raad. In het plan is verder het aantal vierkante meters dat maximaal nodig is voor de herontwikkeling vastgelegd en is gekeken naar de vorm die nodig is om bepaalde afdelingen bij elkaar te kunnen houden. Het plan geeft dus wel degelijk richting aan het eindontwerp. Het ontwerp van mei 2018 is volgens de raad geen eindversie en had dus ook niet kunnen worden vastgelegd in het plan.

De Afdeling is van oordeel dat de raad onder de geschetste omstandigheden in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor een zekere mate van flexibiliteit in het plan in plaats van een gedetailleerde uitwerking ervan. In het plan zijn voldoende randvoorwaarden waaraan de ontwikkeling moet voldoen opgenomen om een goede ruimtelijke ordening te kunnen waarborgen.

Het betoog faalt.

Bomenkap

10.    Volgens Red de Hout is de inventarisatie van de waardevolle bomen die moeten worden gekapt voor de herontwikkeling van het ziekenhuis niet op een juiste wijze gebeurd. Zij verwijst ter onderbouwing van haar standpunt naar de notitie "Door NWZ bedreigde bomen" van J. ’t Hooft waarin wordt geconcludeerd dat in het plangebied meer waardevolle bomen aanwezig zijn dan in de Boomeffect analyse die ten behoeve van het plan is opgesteld worden genoemd.

10.1.    Om het aantal te kappen bomen vast te stellen heeft de raad een rapport laten opstellen, de "Boomeffectanalyse Alkmaarderhout" van Sweco Nederland B.V. van 1 november 2017. Hierin wordt geconcludeerd dat er binnen het plangebied in totaal 337 bomen staan, waarvan 71 monumentale en 19 waardevolle bomen. Naar aanleiding van de zienswijze van Red de Hout waarin zij stelt dat er meer waardevolle bomen in het plangebied staan, heeft de raad opnieuw een telling laten doen en is er een aanvullende notitie opgesteld. In die aanvullende notitie van 27 maart 2018 wordt de uitkomst van de eerdere telling bevestigd. Als verklaring voor de verschillen tussen de telling die in opdracht van de raad zijn uitgevoerd en die van J. ’t Hooft waarnaar Red de Hout verwijst, stelt de raad dat de zonering die in de notitie van ’t Hooft is gehanteerd niet correspondeert met de begrenzing van de zones A en B waarvan de raad uitgaat. In zone A zijn volgens de raad bovendien drie monumentale bomen te veel meegerekend en in zone B vier. De raad heeft een luchtfoto overgelegd waarop is weergeven welke bomen dit betreft.

In hetgeen Red de Hout naar voren heeft gebracht, ziet de Afdeling geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de bevindingen in de rapporten waarnaar de raad verwijst. Gelet op de toelichting van de raad ziet de Afdeling dan ook geen grond voor het oordeel dat de bomeninventarisatie niet zorgvuldig zou zijn gebeurd.

Het betoog faalt.

Aantasting beschermd stadsgezicht

11.    Volgens ANIMO en SMA is het Westerhoutkwartier aangewezen als beschermd stadsgezicht en zal het plan leiden tot een aantasting van de beschermde waarden ervan. Bij de belangenafweging op dit punt is volgens hen ten onrechte de natuurbeleving niet betrokken.

11.1.    Bij Aanwijzingsbesluit van 3 maart 2011 is het Westerhoutkwartier aangewezen als beschermd stadsgezicht. Typerend voor het gebied zijn volgens het besluit de stedenbouwkundig-historische waarde als een kenmerkende stadsuitbreiding, die in de periode 1850-1940 is ontwikkeld, mede naar ontwerp van de landschapsarchitect L.A. Springer, gebaseerd op een prestedelijke wegenstructuur in aansluiting op de oude stad. Verder zijn typerend de landschappelijke waarde en natuurwaarde als stedelijk parkbos in karakteristieke Engelse landschapsstijl, mede naar ontwerp van L.A. Springer, waarvan de oorsprong als stedelijk groengebied teruggaat tot het begin van de 17e eeuw, de afzonderlijke deelgebieden, die gekenmerkt worden door verschillen in functie, opbouw, wegprofielen, verkaveling en dichtheid. Ten slotte is typerend het grote aantal gebouwen met architectuurhistorische en typologische waarde, zowel woonhuizen als bijzondere bebouwing: een staalkaart van Nederlandse architectuur uit de 19e en 20e eeuw.

11.2.    Ingevolge de artikelen 4, lid 4.1, onder i, en 5, lid 5.1, onder i, van de planregels zijn de gronden in het plangebied mede bestemd voor het behoud van de landschappelijke waarden, natuurwaarden en cultuurhistorische waarden. In de plantoelichting staat dat bij de stedenbouwkundige opzet van het plan zoveel mogelijk rekening is gehouden met de huidige structuur van het gebied en naar mogelijkheden is gezocht om verloren structuren weer te herstellen. Het zoekgebied voor de vernieuwbouw binnen het parkbos blijft buiten de bestaande paden die door Westerhout lopen. Een deel van de compensatie van het groen wordt vervolgens aansluitend aan het bestaande parkbos gerealiseerd. In de eindfase kan dit deel verder worden vergroend, zodat de structuur die in het verleden verloren is gegaan (deels) weer hersteld kan worden, aldus de plantoelichting. Na afronding van de vernieuwbouw is het mogelijk om de verloren verbinding tussen het park en de Ropjeskuil te herstellen. Hierdoor wordt niet alleen de Westerhout aangeheeld, maar ook de historische relatie tussen stad en Westerhout versterkt. Het introduceren van een groene recreatieve zone achter het Westerlicht vormt volgens de raad een positieve bijdrage aan de wandelstructuur van het park.

De StAB heeft in haar advies vermeld dat het plan niet de mogelijkheid geeft de essentiële elementen van het beschermde stadsgezicht - de Wilhelminalaan en parallel evenwijdig daaraan de Harddraverslaan en de oost-west georiënteerde Prinses Julianalaan als dragende assen en de open ruimtes en doorkijken in het parkbos aan te tasten. Het plan leidt volgens de StAB wel tot een aantasting van de recreatieve waarde en de natuurwaarde van het parkbos, maar deze aantasting is echter niet van dien aard dat het gehele parkbos zijn recreatieve functie van natuurbeleving in een stedelijke omgeving zal verliezen. Tevens merkt de StAB op dat de dubbelbestemming "Waarde - Cultuurhistorie" in het plan ontbreekt. In reactie op het ontbreken van die dubbelbestemming stelt de raad dat hij er bewust voor heeft gekozen die bestemming niet in het plan op te nemen omdat voorafgaand aan de vaststelling van het plan is beoordeeld dat de ruimtelijke kwaliteit van het Westerhoutkwartier behouden blijft. De dubbelbestemming heeft volgens de raad dan ook geen toegevoegde waarde. Door de compacte bouw van het ziekenhuis ontstaan mogelijkheden om de structuur en de ruimtelijke kwaliteit van de Alkmaarderhout te versterken. Het voorliggende plan past daarmee binnen de kaders van het aanwijzingsbesluit, aldus de raad.

De Afdeling is van oordeel dat de raad gelet op het bovenstaande bij de vaststelling van het plan voldoende rekening heeft gehouden met de aanwijzing van het Westerhoutkwartier als beschermd stadsgezicht. Er bestaat in hetgeen Red de Hout, ANIMO en SMA en Metiusgracht naar voren hebben gebracht geen grond voor het oordeel dat het beschermd stadsgezicht onvoldoende wordt beschermd.

Het betoog faalt.

Parkeren

Berekening benodigd aantal parkeerplaatsen eindsituatie

12.    Metiusgracht stelt dat de berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen onjuist is. De parkeerplaatsen die nodig zijn voor de bezoekers van de nieuw te bouwen huisartsenpost zijn volgens haar ten onrechte niet in de berekeningen meegenomen. Volgens ANIMO en SMA is ook ten onrechte niet berekend hoeveel parkeerplaatsen er nodig zijn indien Huize Westerlicht en de Cadettenschool verkocht worden en een functie krijgen met extra verkeersaantrekkende werking. Ook is volgens ANIMO en SMA niet onderzocht hoeveel parkeerplaatsen er nodig zijn voor de wijzigingsbevoegdheid die voor deze twee gebouwen in het plan is opgenomen.

12.1.    De raad heeft toegelicht hoe het aantal van 1.250 parkeerplaatsen dat volgens de uitkomst van het onderzoek na de herontwikkeling van het ziekenhuis nodig is, is vastgesteld. Dit aantal is gebaseerd op de aanwezigheid van 2.738 formatieplaatsen, 400.000 bezoekers per jaar, 556 bedden en 12 behandelkamers van de huisartsenpost. Anders dan Metiusgracht betoogt is in die berekening derhalve wel rekening gehouden met de parkeerplaatsen die nodig zijn voor de nieuwe huisartsenpost. Metiusgracht heeft geen gegevens naar voren gebracht waaruit kan blijken dat de uitgangspunten die voor de berekeningen zijn gebruikt onjuist zouden zijn.

Aan de gronden van Huize Westerlicht en de Cadettenschool is in het plan de bestemming "Gemengd" toegekend. Deze gronden zijn volgens artikel 3, lid 3.1, van de planregels bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, medisch-gerelateerde dienstverlening en dienstverlening. In de planregels is verder een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee het onder meer mogelijk wordt ter plaatse zorgwoningen, horecabedrijven en een hotel te realiseren. De raad heeft toegelicht dat de eerste berekening van de parkeerbehoefte uitsluitend is gebaseerd op het bestaande bruto vloeroppervlak van het ziekenhuis. Voor de gronden met de bestemming "Gemengd" is geen parkeervraag berekend. Ook is geen parkeervraag berekend voor het geval gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid. ANIMO en SMA voeren derhalve terecht aan dat de berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen ten tijde van de vaststelling van het plan niet volledig was. In zoverre bestaat aanleiding het plan te vernietigen omdat het in strijd met artikel 3:2 van de Awb is vastgesteld.

12.2.    De raad heeft na de vaststelling van het plan alsnog berekend hoeveel parkeerplaatsen er nodig zijn voor de gronden met de bestemming "Gemengd" en de daarop ziende wijzigingsbevoegdheid. Gelet hierop ziet de Afdeling aanleiding te beoordelen of aanleiding bestaat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten.

Uit de berekening die de raad heeft gemaakt, blijkt dat een maximale invulling van de mogelijkheden zal leiden tot een vraag van 197 parkeerplaatsen bij de minimale norm en 259 parkeerplaatsen bij de maximale norm. Hiervoor is binnen het plan voldoende ruimte. Wat betreft de wijzigingsbevoegdheid wordt geconcludeerd dat het aantal benodigde parkeerplaatsen voor de meeste functies ook is op te lossen binnen de bij recht te realiseren parkeervoorzieningen. Alleen voor een functie met een hoge parkeeraanvraag, zoals een hotel, zal gebruik moeten worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3, lid 3.4 van de planregels. Appellanten hebben geen concrete bezwaren naar voren gebracht tegen deze nadere berekening. De vrees van appellanten dat er toch kan worden gekozen voor een functie waarvoor niet voldoende parkeerruimte aanwezig is zodat overlast zal ontstaan is ongegrond, omdat in artikel 4, lid 3.4.1 van de planregels tevens is bepaald dat van de wijzigingsbevoegdheid alleen gebruik kan worden gemaakt indien, onder andere, is aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Gelet op het bovenstaande ziet de Afdeling aanleiding voor het in stand laten van de rechtsgevolgen van het plan.

Aanvaardbare parkeeroplossing?

13.    Metiusgracht, ANIMO en SMA voeren aan dat de oplossingen voor het parkeren zowel voor de tijdelijke situatie van drie jaar als in de eindsituatie onvoldoende zijn. Metiusgracht voert aan dat het aantal bestaande parkeerplaatsen in de omliggende straten niet toereikend is om de nieuw benodigde parkeerplaatsen in te passen. De parkeerdruk zal met name in de tijdelijke situatie onaanvaardbaar toenemen. In de huidige situatie is immers al sprake van een parkeertekort. Ook moeten bezoekers straks te ver lopen naar het ziekenhuis. De parkeermaatregelen op de openbare weg vallen volgens appellanten buiten het plan, zodat niet is gegarandeerd dat die ten behoeve van het ziekenhuis zullen worden gebruikt. Het plan verzekert volgens hen niet dat er voldoende parkeergelegenheid zal komen.

13.1.    De raad stelt dat er in de eindsituatie voor het ziekenhuis 248 parkeerplaatsen extra nodig zijn in vergelijking met de huidige situatie. Om daarin te voorzien zullen er extra parkeerplaatsen op eigen terrein komen. Hiervoor bestaat binnen het plangebied voldoende ruimte en het plan maakt dit ook mogelijk, aldus de raad. 25 procent van het aantal benodigde parkeerplaatsen op het terrein mag worden gerealiseerd op het maaiveld. Dit om te voorkomen dat er niet voldoende groen overblijft. Voor de andere benodigde parkeerplaatsen zal een ondergrondse parkeergarage worden gebouwd. De gronden nabij de hoofdingang hebben daarvoor de aanduiding "parkeergarage" in het plan gekregen. In de eindsituatie zullen er nog 140 parkeerplaatsen, in plaats van 390 in de huidige situatie, op de omgeving afgewenteld worden. Dit betekent volgens de raad dat de parkeerdruk in de omgeving zal afnemen. Ook voor de extra parkeerplaatsen die nodig zijn voor de gronden met de bestemming "Maatschappelijk" en ‘Gemengd" is er voldoende ruimte in het plangebied. Deze gronden zijn in het plan aangewezen voor parkeervoorzieningen. In de eindsituatie kunnen alle bezoekers binnen 150 m parkeren.

De Afdeling is van oordeel dat de raad zich gelet op het voorgaande op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan wat betreft de eindsituatie voorziet in voldoende parkeergelegenheid. De Afdeling ziet, anders dan appellanten, geen grond voor de vrees dat er in de eindsituatie onvoldoende ruimte is om in de extra parkeergelegenheid te kunnen voorzien.

Het betoog faalt.

13.2.    Wat betreft de tijdelijke situatie geldt volgens de raad dat de parkeerdruk niet onaanvaardbaar zal toenemen hoewel er voor die situatie in een parkeerbehoefte van 354 parkeerplaatsen buiten het plangebied is voorzien. De parkeerplaatsen van het personeel worden namelijk herverdeeld, zodat parkeerplaatsen die dichtbij het ziekenhuis liggen vrijkomen voor bezoekers. De parkeerplaatsen voor personeel worden toegekend in straten waar de parkeerbezetting lager is dan 60% en in de Singelgarage. De parkeerdruk in straten met een hoge parkeerbezetting wordt daardoor ontzien. Uit tellingen blijkt dat er voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn in de straten met een lagere parkeerdruk. In de tijdelijke situatie zullen maximaal 136 bezoekers tussen de 150 en 400 m moeten lopen naar het ziekenhuis. Volgens het gemeentelijk beleid is een afstand tot 150 m aanvaardbaar. Een uitzondering op het beleid wordt voor dit aantal gedurende deze periode echter aanvaardbaar geacht.

Gelet op deze toelichting van de raad ziet de Afdeling geen aanleiding appellanten te volgen in hun stelling dat ook voor de tijdelijke situatie van 3 jaar moet worden gevreesd voor een onaanvaardbare toename van de parkeerdruk ter plaatse.

Het betoog faalt.

Verkeer

14.    Metiusgracht voert aan dat de verplaatsing van de hoofdingang van het ziekenhuis aan de Wilhelminalaan naar de Metiusgracht tot een verslechtering van de verkeerssituatie en daarmee tot overlast voor de omwonenden zal leiden. ANIMO en SMA stellen dat de slechte bereikbaarheid van het ziekenhuis niet wordt opgelost.

14.1.    Het plan maakt de ontsluiting van het ziekenhuisterrein via een in- of uitgang aan de Metiusgracht mogelijk en ook een in- en uitrit aan de Wilhelminalaan. De bedoeling is om aan de Metiusgracht een in - of uitgang te realiseren. Om de juiste wijze van ontsluiting te kunnen bepalen, heeft de raad een verkeersonderzoek laten uitvoeren. Hierin staat dat een in- of uitgang aan de Metiusgracht in combinatie met een uit- of ingang aan de Wilhelminalaan 4.300 motorvoertuigbewegingen per etmaal tot gevolg zal hebben. In het verkeersonderzoek staat verder dat de gemeente Alkmaar voor een weg als de Wilhelminalaan een maximale capaciteit van 5.000 mvt per etmaal hanteert. De in- of uitgang aan de Metiusgracht brengt daarmee een verkeersintensiteit met zich mee die in de gemeente toelaatbaar wordt geacht. Wel is in het verkeersonderzoek aangegeven dat een gescheiden fietsstructuur gewenst is. De raad heeft aan de StAB toegelicht dat hiervoor ruimte aanwezig is. Over de bereikbaarheid van het ziekenhuis heeft de StAB opgemerkt dat dit in de huidige situatie geen zware belemmering vormt voor zijn functioneren. Het plan hoeft hier geen verbetering in te brengen.

In hetgeen appellanten hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de verplaatsing van de ingang tot een vanuit ruimtelijk en verkeerskundig oogpunt onaanvaardbare verkeerssituatie zal leiden.

Het betoog faalt.

15.    ANIMO en SMA hebben bezwaren tegen de gekozen route in het plan voor de ambulances. De ambulances in de Prinses Julianalaan zullen volgens ANIMO en SMA een toename van piekgeluiden met zich brengen. De sirenes zullen in het park te horen zijn en een grotere verstoring voor bezoekers dan op dit moment met zich meebrengen.

15.1.    De raad stelt dat als voor een andere route wordt gekozen de ambulance het ziekenhuisterrein moet doorkruisen. Daarnaast acht de raad het niet wenselijk dat de ambulance dezelfde route rijdt als verkeer dat geen spoed heeft. De raad erkent dat de sirenes bij de in het plan voorziene route hoorbaar zullen zijn voor de bezoekers van het park. Dit acht de raad echter niet onaanvaardbaar. Volgens de raad staan de sirenes ’s nachts niet aan en gaat het om ongeveer 30 ambulances per etmaal.

15.2.    De Afdeling is van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de in het plan voorziene route voor de ambulances verkeerskundig beter is dan de door appellanten gewenste route en niet leidt tot een onaanvaardbare verstoring voor de bezoekers van de Westerhout.

Het betoog faalt.

Compensatie

16.    Volgens Red de Hout, ANIMO en SMA en Metiusgracht wordt het verlies aan groen dat het plan mogelijk oplevert onvoldoende gecompenseerd. Bij de manier waarop wordt gecompenseerd is volgens appellanten ten onrechte geen rekening gehouden met de waarde van de bomen in het stadspark. Een compensatie van 1:1 is volgens hen niet voldoende. ANIMO en SMA stellen dat het plan onvoldoende garanties heeft voor extra vergroening van het ziekenhuisterrein. Er had meer groen binnen het bouwvlak moeten worden voorzien en er had moeten worden vastgelegd dat op de plekken waar nu gesloopt gaat worden groen zal terugkomen. Red de Hout stelt dat onvoldoende is verzekerd dat de groencompensatie gelijkwaardig en blijvend zal zijn, omdat het NWZ zelf verantwoordelijk zal zijn voor de groencompensatie en het onderhouden van het groen. Metiusgracht voert aan dat het oppervlak van 3.500 m2 compensatiegroen op de hoek van de Metiusgracht/Wilhelminalaan niet tegelijkertijd kan worden benut voor de hoofdentree en de verkeersontsluiting van het ziekenhuis. Deze twee functies gaan niet samen. Het groen in het gebied is volgens haar ook te versnipperd en niet openbaar toegankelijk.

16.1.    In het plan is vastgelegd dat binnen maximaal 10 jaar na vaststelling van het plan de groencompensatie dient plaats te vinden in de verhouding 1:1. Deze 1:1 compensatie vloeit voort uit het gemeentelijk beleid zoals dat is vastgelegd in de notitie "Kaders groencompensatie". In het plan is daartoe een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Er zal 1.500 m2 parkbos aan de zijde van de Akerslaan, 3.000 m2 op de hoek Metiusgracht/Wilhelminalaan en 600 m2 elders op het terrein worden gecompenseerd. De bomen zullen daarbij zoveel mogelijk behouden of verplaatst worden. Iedere boom met een stamdiameter van meer dan 15 cm die gekapt wordt, moet worden gecompenseerd door een boom van gelijke soort. In artikel 12, leden 12.1, 12.2 en 12.3, van de planregels is bij wijze van voorwaardelijke verplichting vastgelegd dat het groen duurzaam wordt ingericht en in stand gehouden. De uiteindelijke compensatie zal worden vastgelegd in een compensatieplan.

16.2.    De Afdeling stelt voorop dat er in dit geval geen wettelijke verplichting is het verloren groen te compenseren. De Alkmaarderhout is geen onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland en is ook niet aangewezen als een Natura 2000-gebied. Vastgesteld wordt voorts dat uit het gemeentelijk beleid in de Kaders Groencompensatie van 2 november 2017 niet volgt dat de compensatie vanuit ecologisch punt gelijkwaardig moet zijn, zoals door appellanten gewenst. Het beleid gaat ook niet uit van een boomkroonvolume maar van een oppervlakte en een aantal bomen dat moet worden gecompenseerd. In de nota is vastgelegd dat 1 vierkante meter bestaand groen door 1 vierkante meter nieuw groen gecompenseerd wordt, waarbij iedere gekapte boom met een doorsnee van meer dan 20 cm en alle vierkante meters onderbeplanting worden gecompenseerd. Nu in het plan is bepaald dat de oppervlakte en het aantal bomen 1:1 worden gecompenseerd, volgt de Afdeling appellanten niet in hun stelling dat de groencompensatie in het plan onvoldoende is.

Ook bestaat er geen grond voor het oordeel dat het plan onvoldoende waarborgen biedt dat het groen ook daadwerkelijk wordt gecompenseerd. In de planregels is immers de omvang van het te compenseren groen opgenomen en de voorwaardelijke verplichting vastgelegd dat dit binnen 10 jaar moet gebeuren. Dat het NWZ zelf verantwoordelijk is voor de aanleg van het groen biedt geen grond voor een ander oordeel. Indien NWZ het ziekenhuis in werking heeft zonder dat zij  het groen aanlegt of onderhoudt wordt immers gehandeld in strijd met het bestemmingsplan en kan de gemeente handhavend optreden.

Wat betreft de stelling van Metiusgracht dat de verkeersontsluiting op de hoek van de Metiusgracht en de Wilhelminalaan niet samengaat met de groencompensatie, heeft de raad toegelicht dat een entree in het groen de inbedding van het ziekenhuis in de groene omgeving benadrukt. De ontsluitingsweg kan niet komen op de gronden waar de compensatie is voorzien, wel is de aanleg aan de rand daarvan mogelijk. De Afdeling ziet in hetgeen Metiusgracht heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat die bestemmingen onverenigbaar met elkaar zouden zijn. De raad heeft voorts ter zitting toegelicht dat het groen openbaar toegankelijk zal zijn.

Het betoog faalt.

Beschermde soorten

17.    Red de Hout voert aan dat het verrichte natuuronderzoek naar de gevolgen van het plan voor de beschermde soorten onvoldoende is geweest. De uitvoerder van het onderzoek Sweco is volgens Red de Hout niet onafhankelijk en de resultaten zijn niet controleerbaar. Het onderzoek is niet verricht volgens de relevante richtlijnen. Door Sweco is volgens Red de Hout niet onderkend dat vleermuizen gebruik maken van een netwerk van verblijfplaatsen en daarom niet uitgesloten is dat meer verblijfplaatsen dan in het rapport genoemd zullen verdwijnen. De maatregelen die worden getroffen voor de vleermuizen zijn volgens Red de Hout niet voldoende.

Verder stelt Red de Hout eigen waarnemingen te hebben van een paartje bosuilen dat leeft in het parkbos. De wetenschappelijke commissie van de Vogelwerkgroep Alkmaar en omstreken en de Koninklijke Natuurhistorische Vereniging kunnen dit bevestigen. Het onderzoek van Sweco biedt volgens Red de Hout geen garantie dat een ontheffing op grond van de Wnb kan worden verleend.

17.1.    De vragen of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling dan wel een ontheffing op grond van het soortenbeschermingsregime in de Wnb nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Wnb. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid heeft moeten inzien dat het soortenbeschermingsregime in de Wnb aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

17.2.    Sweco heeft in opdracht van de raad natuuronderzoek verricht. De Afdeling stelt voorop dat de enkele omstandigheid dat Sweco al lang met de gemeente samenwerkt onvoldoende grond biedt voor het oordeel dat het onderzoek niet onafhankelijk zou zijn Voor die conclusie is nodig dat er concrete aanwijzingen voor partijdigheid zijn. Deze zijn echter niet gesteld.     Wat betreft het betoog dat de uitgevoerde natuuronderzoeken niet voldoen aan de eisen van relevante standaarden en richtlijnen stelt de Afdeling vast dat Sweco desgevraagd door de raad, heeft toegelicht dat bij de onderzoeken de algemeen geaccepteerde werkwijze is gevolgd. In hoofdstuk 3 van het aanvullende rapport is de methode van onderzoek weergegeven. Voor vleermuizen is het Vleermuisprotocol 2017 gevolgd en voor vogels de SOVON telrichtlijnen. De StAB stelt dat niet is gebleken dat de door Sweco gehanteerde onderzoeksmethodes niet deugdelijk zouden zijn.

De Afdeling ziet in hetgeen Red de Hout heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het onderzoek niet aan zijn besluit ten grondslag heeft kunnen leggen.

17.3.    In het onderzoek staat dat er geen vogels met jaarrond beschermde nestplaatsen zijn waargenomen in het plangebied. Wel is in het plangebied een potentiële verblijfplaats van de bosuil aangetroffen. Er zijn evenwel geen in gebruik zijnde nesten van de bosuil gevonden. Ook zijn er geen bosuilen waargenomen. Hiernaar is wel specifiek gezocht. Opgemerkt is dat er waarnemingen bekend zijn van de bosuil. Geconcludeerd wordt dat het onderzoeksgebied incidenteel kan worden gebruikt door de bosuil als leefgebied, maar dat er geen sprake is van essentieel leefgebied dat van wezenlijk belang is voor het functioneren van de verblijfplaats van de bosuil.

Wat betreft vleermuizen is in de onderzoeken geconcludeerd dat uitsluitend de boom waarin een verblijfplaats van de ruige dwergvleermuis is aangetroffen in het plangebied staat en mogelijk zal moeten worden gekapt. Hiervoor is een ontheffing nodig. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat voor zover deze vleermuizen niet in nestkasten kunnen worden ondergebracht er nieuwe holtes in bomen kunnen worden gemaakt. Er zijn andere verblijfplaatsen aangetroffen, maar die bevinden zich buiten het plangebied en worden fysiek niet aangetast. Ten aanzien van verstoring wordt gewezen op mogelijke verstoring door licht en geluid van sirenes en heiwerkzaamheden tijdens de bouwfase. Door maatregelen kunnen die verstoringen voorkomen worden. Dit geldt ook voor verlichting die vliegroutes zou kunnen verstoren. Wat betreft de foerageergebieden staat in het rapport dat een klein deel van de gewone grootoorvleermuis gebruik maakt van het Westerhout. Het grootste gedeelte daarvan laat het plan echter onverstoord, zodat de functionaliteit van de verblijfplaatsen niet wordt aangetast. De foerageergebieden van de gewone en ruige dwergvleermuis liggen buiten het plangebied. Tevens is erop gewezen dat op 20 februari 2018 een ontheffing is verleend voor het verstoren van exemplaren van de gewone dwergvleermuis en de gewone grootoorvleermuis en het beschadigen en/of vernielen van rustplaatsen van exemplaren van deze soorten ten behoeve van grootschalig onderhoud van Huize Westerlicht.

17.4.    Red de Hout heeft naar het oordeel van de Afdeling niet aannemelijk gemaakt dat moet worden getwijfeld aan de juistheid van de uitkomsten van de natuuronderzoeken van Sweco waar het gaat om de aanwezigheid van de bosuilen en vleermuizen in het plangebied. Gezien ook de op 20 februari 2018 verleende ontheffing acht de Afdeling door appellanten evenmin aannemelijk gemaakt dat moet worden getwijfeld aan de realiteitswaarde van eventuele mitigerende maatregelen voor vleermuizen. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het soortenbeschermingsregime in de Wnb niet op voorhand aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

Het betoog faalt.

Water

18.    ANIMO en SMA voeren aan dat de gevolgen van het dempen van de waterloop tussen Huize Westerlicht en het ziekenhuis onvoldoende zijn onderzocht. Volgens hen kan dit een negatieve invloed hebben op de grondwaterstand in de Westerhout. De twee peilbuizen waarop het hydrologisch onderzoek is gebaseerd liggen volgens de verenigingen ver buiten de Westerhout, zodat niet van de onderzoeksresultaten kan worden uitgegaan. De voorziene ondergrondse parkeergarage kan de grondwaterstromen volgens hen voorts zodanig belemmeren dat de fluctuaties groter worden en een risico vormen voor de bomen in de Westerhout. Volgens ANIMO en SMA is in de onderzoeken ten onrechte niet bekeken of het dempen ook kan leiden tot een verdroging van de Westerhout.

18.1.    Om de effecten van het plan op de grondwaterstand te beoordelen is een watertoets en een hydrologisch onderzoek uitgevoerd. In het hydrologisch onderzoek wordt geconcludeerd dat er geen problemen worden verwacht ten aanzien van de ontwatering van bomen. De ontwateringsnorm wordt ruim gehaald voor het ziekenhuisterrein en voor omliggende woningen worden geen negatieve effecten verwacht. De effecten van de extra opbolling als gevolg van de demping van de westelijke watergang zijn beperkt. Naar aanleiding van de kritiek die ANIMO en SMA in het beroepschrift naar voren hebben gebracht heeft SWECO in opdracht van de raad nader onderzoek gedaan. Hierin wordt geconcludeerd dat de grondwaterstand in de toekomstig situatie kan zakken tot ongeveer 15 centimeter onder het niveau van het oppervlaktewater, tussen de ontwateringsmiddelen. Door de aanwezigheid van omliggend oppervlaktewater en de goed doorlatende bodem is het risico op uitzakken van de grondwaterstand beperkt en is het risico op verdroging klein. Om dit te voorkomen kunnen maatregelen worden getroffen.

18.2.    De Afdeling heeft in de stellingen van SMA en ANIMO geen grond gevonden om te twijfelen aan de juistheid van de uitkomsten van voormelde hydrologische onderzoeken. De Afdeling volgt ANIMO en SMA niet in hun betoog dat de uitkomsten van de hydrologische onderzoeken niet betrouwbaar zijn omdat de peilbuizen buiten het plangebied staan. In dit verband verwijst de Afdeling naar het rapport van de StAB. Daarin staat dat de afstanden van deze peilbuizen tot het plangebied beperkt zijn en er geen breuken in de grond bekend zijn. Breuken zouden volgens de StAB een sterke invloed kunnen hebben op de waterstroming. In de gegeven situatie kunnen de gegevens van de peilbuizen volgens de StAB worden gebruikt als basis voor de berekeningen.

Gelet op het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat de effecten op de grondwaterstand niet van dien aard zijn dat het plan vanuit ruimtelijk oogpunt niet aanvaardbaar kan worden geacht. De Afdeling tekent hierbij aan dat er maatregelen kunnen worden getroffen om de effecten te compenseren. In het plan is in artikel 11, lid 11.1, onder b, van de planregels vastgelegd dat de demping van de waterloop zal worden gecompenseerd binnen het plangebied.

Het betoog faalt.

Conclusie

19.    De beroepen van Red de Hout en Metiusgracht zijn ongegrond.

20.    Gelet op hetgeen de Afdeling onder 12.1 heeft overwogen, is het beroep van ANIMO en SMA gegrond. Het besluit van 14 december 2017 dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd. De Afdeling zal gelet op wat zij onder 12.2 heeft overwogen evenwel bepalen dat de rechtsgevolgen ervan geheel in stand blijven. Dit betekent dat het bestemmingsplan "Noordwest Ziekenhuis Alkmaar" zoals dat door de raad is vastgesteld in stand blijft.

21.    Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart de beroepen van Stichting Red de Hout en Bewonersvereniging Metiusgracht ongegrond;

II.    verklaart het beroep van Stichting ANIMO en Stichting Milieubelang Alkmaar gegrond;

III.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Alkmaar van 14 december 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Noordwest Ziekenhuis Alkmaar";

IV.    bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;

V.    gelast dat de raad van de gemeente Alkmaar aan Stichting ANIMO en Stichting Milieubelang Alkmaar het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. W.D.M. van Diepenbeek en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.J.R.R. Brock, griffier.

w.g. Slump    w.g. Brock
voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2019

603.

Bijlage

Planregels

Artikel 1 Begrippen

1.25 dienstverlening

commerciële activiteiten met een baliefunctie voor de verrichting van diensten aan of ten gerieve van het publiek, niet zijnde detailhandel. Dienstverlening omvat zowel persoonlijke als zakelijke dienstverlening.

1.37 maatschappelijke voorzieningen

(para)medische, sociaal medische voorzieningen, sociaal-culturele, jeugd/kinderopvang en vergelijkbare maatschappelijke doeleinden, met inbegrip van bijbehorend en aan de maatschappelijke doeleinden ondergeschikte detailhandel, dienstverlening en horeca van categorie 3.

1.39 medisch-gerelateerde dienstverlening

het verrichten van activiteiten welke bestaan uit het al dan niet bedrijfsmatig verlenen van diensten, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek, op het gebied van de uitvoering van medische zorg, medisch onderwijs en medisch onderzoek met daarbij behorende laboratoria, onderzoeksruimten, bedrijfsruimten en ondersteunende kantoorruimten (al dan niet met baliefunctie) alsmede voor cyclotrons en radiotherapiebunkers.

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.  maatschappelijke voorzieningen;

b.  medisch-gerelateerde dienstverlening;

c.  dienstverlening;

met de daarbij behorende:

d. bouwwerken;

e. wegen en paden;

f. laad- en losplaatsen;

g. speelvoorzieningen;

h. parkeervoorzieningen;

i. nutsvoorzieningen;

j. ontsluitingswegen;

k. voet- en rijwielpaden;

l. verkeer- en verblijfsgebied;

m. waterlopen en waterpartijen;

n. groenvoorzieningen.

3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigingen in die zin dat de gronden tevens worden bestemd voor:

a. bedrijven en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten van categorie A en B die staan vermeld in bijlage 1, Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging, met dien verstande dat inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) niet zijn toegestaan;

b. (zorg)woningen;

c. kantoren, tot maximaal 1.500 m2;

d. vergader- en congresfaciliteiten;

e. cultuur en ontspanning;

f. maximaal één hotel;

g. horecabedrijven uit categorie 2, 3 en 4.

3.4.1 Voorwaarden

Van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in 3.4 wordt alleen gebruik gemaakt indien is aangetoond dat:

a. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;

b. wordt voldaan aan de Wet geluidhinder (Wgh);

en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

a. de woonsituatie;

b. het straat- en bebouwingsbeeld;

c. de verkeersveiligheid;

d. de sociale veiligheid;

e. de milieusituatie;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. groenvoorzieningen;

b. voet- en rijwielpaden;

c. een ontsluitingsweg ten behoeve van nooddiensten en spoedeisende hulp, uitsluitend binnen de 'overige zone - ontsluiting nooddiensten';

d. een ontsluitingsweg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'weg';

e. nutsvoorzieningen;

f. kunstwerken;

g. waterlopen en waterpartijen;

h. beeldende kunst;

en mede bestemd voor:

i. het behoud van de landschappelijke waarden, natuurwaarden en cultuurhistorische waarden;

met de daarbijbehorende

j. bouwwerken.

Artikel 5 Groen - Park

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen - Park aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. park- en groenvoorzieningen;

b. dagrecreatieve voorzieningen;

c. maatschappelijke en medische gerelateerde voorzieningen, tot maximaal 4.300 m2 ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gebruiksgebied - 1;

d. een ontsluitingsweg ten behoeve van nooddiensten en spoedeisende hulp, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gebruiksgebied - 2;

e. voet- en rijwielpaden;

f. kunstwerken;

g. waterlopen en waterpartijen;

h. evenementen van categorie 1;

en mede bestemd voor:

i. het behoud van de landschappelijke waarden, natuurwaarden en cultuurhistorische waarden.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. het bouwen van gebouwen is niet toegestaan;

b. in afwijking van het bepaalde onder a. is binnen het gebied met de aanduiding 'overige zone -  gebruiksgebied - 1' het bouwen van gebouwen ten behoeve van maatschappelijke en medisch gerelateerde voorzieningen toegestaan met dien verstande dat:1. de regels voor het bouwen van overeenkomstige toepassing zijn zoals opgenomen in 6.2 met dien verstande dat het vereiste van 6.2.1 onder a. niet geldt en een bouwhoogte is toegestaan van maximaal 29 m;

2. parkeren en parkeervoorzieningen niet zijn toegestaan;

3. de totale grondoppervlakte ten behoeve van maatschappelijke en medisch gerelateerde functies binnen het gebied met de aanduiding 'overige zone - gebruiksgebied - 1' maximaal 4.300 m2 bedraagt;

4. de voorwaardelijke verplichting in acht wordt genomen zoals opgenomen in artikel 12.1;

5. de voorwaardelijke verplichting in acht wordt genomen zoals opgenomen in artikel 12.2;

6. de voorwaardelijke verplichting in acht wordt genomen zoals opgenomen in artikel 12.3.

5.3 Specifieke gebruiksregels

5.3.1 overige zone - gebruiksgebied - 1

Binnen het gebied met de aanduiding 'overige zone - gebruiksgebied - 1' mogen gronden met een maximum oppervlakte van 4.300 m2 worden ingericht en gebruikt ten behoeve van de functies zoals omschreven in 6.1 met dien verstande dat:

a. de totale grondoppervlakte ten behoeve van maatschappelijke en medisch gerelateerde functies binnen het gebied met de aanduiding 'overige zone - gebruiksgebied - 1' maximaal 4.300 m2 bedraagt;

b. parkeren en parkeervoorzieningen niet zijn toegestaan;

c. de voorwaardelijke verplichting in acht wordt genomen zoals opgenomen in artikel 12.1;

d. de voorwaardelijke verplichting in acht wordt genomen zoals opgenomen in artikel 12.2;

e. de voorwaardelijke verplichting in acht wordt genomen zoals opgenomen in artikel 12.3.

5.3.2 overige zone - gebruiksgebied - 2

Binnen het gebied met de aanduiding 'overige zone - gebruiksgebied - 2' mogen gronden met een maximum oppervlakte van 800 m2 worden ingericht en gebruikt ten behoeve van een ontsluitingsweg ten behoeve van nooddiensten en spoedeisende hulp met dien verstande dat:

a. de totale grondoppervlakte ten behoeve van een ontsluitingsweg ten behoeve van nooddiensten en spoedeisende hulp binnen het gebied met de aanduiding 'overige zone - gebruiksgebied - 2' maximaal 800 m2 bedraagt;

b. parkeren en parkeervoorzieningen niet zijn toegestaan;

c. de voorwaardelijke verplichting in acht wordt genomen zoals opgenomen in artikel 12.1;

d. de voorwaardelijke verplichting in acht wordt genomen zoals opgenomen in artikel 12.2;

e. de voorwaardelijke verplichting in acht wordt genomen zoals opgenomen in artikel 12.3.

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.  maatschappelijke voorzieningen;

b.  medisch-gerelateerde dienstverlening;

c.  zorghotel;

d.  gastenverblijf;

e. een standplaats voor detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats';

f. een parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage'

met daarbij behorende:

g. bouwwerken;

h. wegen en paden;

i. laad- en losplaatsen;

j. speelvoorzieningen;

k. (ondergrondse)parkeervoorzieningen;

l. nutsvoorzieningen;

m. ontsluitingswegen;

n. voet- en rijwielpaden;

o. verkeer- en verblijfsgebied;

p. waterlopen en waterpartijen;

q. groenvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

b. het bouwperceel, voor zover gelegen binnen het bouwvlak, mag niet meer worden bebouwd dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;

c. het bestaande bruto vloeroppervlak van 101.500 m2 dat tegelijkertijd ten behoeve van het ziekenhuis in gebruik is mag niet toenemen;

d. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

e. de bouwhoogte van gebouwde parkeervoorzieningen mag niet meer bedragen dan 2.5 meter, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarare' waar de bestaande bouwhoogte (12 meter) is toegestaan;

f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk uitgesloten - gevoelige functies' zijn geen geluidgevoelige functies toegestaan.

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

a. het bepaalde in 6.2.1 onder e. voor het bouwen van een bovengrondse parkeervoorziening met een bouwhoogte tot maximaal 6 meter;

b. het bepaalde in 6.2.2 voor het, binnen en buiten de bouwvlakken, bouwen van ondergrondse bouwwerken, waaronder begrepen parkeervoorzieningen en fietsenstallingen, tot een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10,00 m onder NAP.

6.3.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in 6.3.1 is alleen mogelijk indien geen onevenredige aantasting plaatvindt van:

a. de waterhuishouding;

b. de stedenbouwkundige inpassing en beeldkwaliteit;

c. de verkeersveiligheid.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. waterberging;

b. waterhuishouding;

c. waterlopen en waterpartijen;

d. oeverstroken;

e. infiltratievoorzieningen;

f. kunstwerken;

met de daarbij behorende:

g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

7.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd overeenkomstig de landelijk geldende regels voor vergunningvrij bouwen.

7.3 Specifieke gebruiksregels

7.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van grond;

b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

c. ligplaatsen ten behoeve van woonschepen/woonarken/drijvende woningen;

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Algemeen

Voor het gebruiken van de gronden binnen dit bestemmingsplan gelden de volgende algemene regels:

kleinschalige duurzame energiewinning wordt niet tot een strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt gerekend;

in het geval water wordt gedempt wordt dit binnen het plangebied gecompenseerd in de verhouding 1:1;

parkeren ten behoeve van bestemmingen Gemengd en Maatschappelijk mag onderling worden uitgewisseld;

de footprint ten behoeve van parkeervoorzieningen op maaiveld en bovengronds gebouwde voorzieningen mag maximaal 15.500 m2 bedragen.

11.2 Parkeren

11.2.1 Voorwaarden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of wijzigen van het gebruik van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

11.2.2 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.1:

indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of

voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

11.2.3 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 11.2.2 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

de parkeersituatie in de openbare ruimte;

de woon- en leefsituatie.

11.2.4 Beleidsregels

Burgemeester en wethouders passen deze regels toe met inachtneming van de door hen vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren ten behoeve van het ziekenhuis, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.