Minister BZK hoeft niet alsnog te beslissen over referendum over intrekking referendumwet
In werking treden Intrekkingswet
Tot juli 2018 kende Nederland in de Wet raadgevend referendum (Wrr) de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden een referendum te organiseren. In juli 2018 is de Intrekkingswet van de Wet raadgevend referendum in werking getreden. Daarmee verviel die mogelijkheid. De Intrekkingswet bepaalt, in afwijking van de Wrr, dat over de Intrekkingswet zelf geen referendum kan worden gehouden. Volgens Stichting Meer Democratie is dat in strijd met de Wrr en moet de minister expliciet een besluit nemen over het al dan niet houden van een referendum over de Intrekkingswet. Pas daarna kan de Intrekkingswet in werking treden, zegt Stichting Meer Democratie.
Latere wet gaat boven eerdere wet
Eén van de uitgangspunten van het Nederlandse staatsrecht is dat een latere wet boven een eerdere wet gaat. Een ander uitgangspunt is dat een bijzondere wet boven een algemene wet gaat. Zonder deze uitgangspunten zou de wetgever sommige wetten nooit meer kunnen veranderen.
De Wrr is een gewone wet, die ook met een gewone wet als de Intrekkingswet kan worden ingetrokken. De Wrr heeft geen "afwijkende, hogere status, die noopt tot een ander oordeel", staat daarover in de uitspraak. Dat betekent dat bij een latere wet (de Intrekkingswet) kan worden afgeweken van de regels over referenda die in een eerdere wet (Wrr) staan. Dat is in dit geval ook gebeurd en dat is staatsrechtelijk toelaatbaar. Het is niet aan de rechter om de politieke keuze van de wetgever te doorbreken. Daarom kon de minister ook niet meer besluiten of er een referendum moest worden gehouden over de Intrekkingswet en is het beroep van Stichting Meer Democratie ongegrond.
Lees hier de uitspraak met zaaknummer 201806374/1.