Uitspraak 201606310/1/R6


Volledige tekst

201606310/1/R6.
Datum uitspraak: 15 maart 2017

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1], gevestigd te [plaats], en Midden Nederland Meetings B.V., gevestigd te Barneveld, (hierna tezamen in enkelvoud: TKB),
2. Broederij en Pluimveebedrijf "Schaffelaarbos" B.V., thans: Schaffelaarbos B.V., en [appellant sub 2A], gevestigd onderscheidenlijk wonend te Barneveld, (hierna tezamen in enkelvouw: Schaffelaarbos),
appellanten,

en

de raad van de gemeente Barneveld,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 juli 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Columbiz Park I" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben TKB en Schaffelaarbos beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Schaffelaarbos en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 december 2016, waar Schaffelaarbos, vertegenwoordigd door [appellant sub 2A] en bijgestaan door mr. J.G.J. van den Bergh, advocaat te Heerenveen, [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door mr. J. de Goeij, ing. E. Roelofsen BSc, drs. J.D. Wessels, ir. R.J.P. Henderickx, drs. E.J.A.A. de Kort en G.M. Beekers, zijn verschenen.

Buiten bezwaar van partijen zijn ter zitting foto’s in het geding gebracht.

De Afdeling heeft het onderzoek heropend om Schaffelaarbos de gelegenheid te geven de aanvraag van een revisievergunning van 18 februari 2016 over te leggen.

De raad heeft op dit stuk gereageerd en tevens toestemming verleend de zaak zonder hernieuwd onderzoek ter zitting af te doen. Schaffelaarbos heeft eveneens toestemming daarvoor gegeven.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Inleiding

1. Op 12 maart 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders voor het plangebied het uitwerkingsplan "Columbiz Park" vastgesteld. Het uitwerkingsplan is vanwege veranderde marktomstandigheden niet gerealiseerd. Vervolgens heeft de raad het bestemmingsplan "Columbiz Park I" vastgesteld. De raad meent dat door de vele functies die het bestemmingsplan toestaat, het plangebied zal transformeren naar een aantrekkelijke werkomgeving met volop ruimte voor economische functies als leisure/horeca, showrooms en bedrijvigheid.

Het plan voorziet in vijf plandelen met de bestemming "Gemengd", met elk een bouwvlak. Aan de vijf plandelen is een aantal aanduidingen toegekend, waarbij niet aan alle plandelen steeds dezelfde aanduidingen zijn toegekend. Voor het overige is aan het plangebied de bestemming "Verkeer" toegekend.

2. TKB ontwikkelt in Barneveld in het gebied Thorbeckelaan Zuid de Midden Nederland Hallen, waar zij onder meer een evenementenhal heeft gerealiseerd. Volgens TKB schendt de raad door het toestaan van een congrescentrum in het plangebied haar overeenkomst met de gemeente, die inhoudt dat de gemeente gedurende een bepaalde periode geen evenementenlocatie van derden mogelijk zal maken. TKB vreest wat de planologische aspecten betreft onder meer dat elders in de regio een congresfunctie zal wegvallen.

Schaffelaarbos exploiteert op percelen naast het plangebied een eierdrogerij. Zij vreest dat het plan zal leiden tot belemmering van haar bedrijfsvoering. Ook vreest zij dat het plan zal leiden tot leegstand in het plangebied, omdat er geen behoefte aan de aldaar mogelijk gemaakte functies bestaat.

Procedurele aspecten

Ontvankelijkheid

3. De raad betoogt dat het beroep van Schaffelaarbos voor zover ingesteld door Broederij en Pluimveebedrijf "Schaffelaarbos" B.V., thans: Schaffelaarbos B.V., niet-ontvankelijk is, omdat onduidelijk is wie het beroep heeft ingesteld. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat Broederij en Pluimveebedrijf "Schaffelaarbos" B.V., thans: Schaffelaarbos B.V., twee bedrijven uitoefent en dat het onduidelijk is welk bedrijf beroep heeft ingesteld. Het gaat om een broederij aan de Wesselseweg en de eierdrogerij aan de Industrieweg. Volgens de raad had Schaffelaarbos in haar beroepschrift de relevante handelsnaam moeten noemen. Voorts betoogt hij dat het beroep voor zover ingesteld door [appellant sub 2A] niet-ontvankelijk is, omdat onduidelijk is hoe de belangen van [appellant sub 2A] bij het besluit zijn betrokken. Volgens de raad woont [appellant sub 2A] op ongeveer 2 tot 2,5 km afstand van het plangebied en is onduidelijk wat de relatie is tussen [appellant sub 2A] en Broederij en Pluimveebedrijf "Schaffelaarbos" B.V., thans: Schaffelaarbos B.V.

3.1. Volgens Schaffelaarbos kan bij de raad geen twijfel bestaan over haar identiteit, nu de broederij en de eierdrogerij beide eigendom zijn van Broederij en Pluimveebedrijf "Schaffelaarbos" B.V., thans: Schaffelaarbos B.V. Schaffelaarbos wijst er voorts op dat de directeur en enig aandeelhouder van Broederij en Pluimveebedrijf "Schaffelaarbos" B.V., thans: Schaffelaarbos B.V., [appellant sub 2A] is, waarvan de bestuurder [appellant sub 2A] is. [appellant sub 2A] is eigenares van de percelen Industrieweg 16, 18, 20 en 22 te Barneveld, kadastraal bekend te Voorthuizen, nummer H 1438, H 2457 en H 1397. Op deze percelen is het bedrijf van Broederij en Pluimveebedrijf "Schaffelaarbos" B.V., thans: Schaffelaarbos B.V., gevestigd.

3.2. Artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt: "Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken."

3.3. De Afdeling overweegt dat Broederij en Pluimveebedrijf "Schaffelaarbos" B.V., thans: Schaffelaarbos B.V. twee bedrijven heeft. Zoals ter zitting is toegelicht, en ook uit de inschrijving in het handelsregister volgt, heeft zij een eierdrogerij aan de Industrieweg 20 tot en met 22 te Barneveld en een broederij aan de Wesselseweg 23 te Barneveld. Het beroep is ingesteld door de rechtspersoon die eigenaar is van deze bedrijven. Naar het oordeel van de Afdeling kan geen onduidelijkheid hebben bestaan over de belangen waarvoor Schaffelaarbos in beroep opkomt, omdat in het beroepschrift staat dat het haar om de locatie aan de Industrieweg 20 tot en met 22 gaat. Het beroep van Schaffelaarbos, voor zover ingesteld door Broederij en Pluimveebedrijf "Schaffelaarbos" B.V., thans: Schaffelaarbos B.V., is dan ook ontvankelijk.

3.4. Omtrent de belanghebbendheid van [appellant sub 2A] overweegt de Afdeling als volgt. Niet in geschil is dat [appellant sub 2A] als privépersoon geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, omdat hij op ongeveer 2 km afstand van het plangebied woont en er geen zicht op heeft.

De Afdeling vat het betoog van Schaffelaarbos aldus op dat zij meent dat het beroep voor zover ingesteld door [appellant sub 2A] moet worden toegerekend aan [appellant sub 2A] In het geval dat een directeur/enig aandeelhouder beroep instelt en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid niet, is er slechts ruimte voor het toerekenen van het beroepschrift van de directeur/enig aandeelhouder aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid indien de vennootschap en haar directeur/enig aandeelhouder met elkaar vereenzelvigd kunnen worden. Hiervan is alleen sprake wanneer vaststaat dat de belangen van de één identiek zijn aan de belangen van de ander en daarover voor andere betrokkenen in het rechtsverkeer geen enkele onduidelijkheid of onzekerheid kan hebben bestaan.

[appellant sub 2A] is weliswaar eigenares van gronden in het plangebied, en is vanuit die hoedanigheid belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bij het bestreden besluit, maar [appellant sub 2A] heeft geen beroep ingesteld. Het betoog dat [appellant sub 2A] vereenzelvigd moet worden met [appellant sub 2A] treft geen doel. [appellant sub 2A] is bestuurder van [appellant sub 2A], maar geen enig aandeelhouder. Enig aandeelhouder is [appellant sub 2A] Beheer B.V. Reeds hierom kan [appellant sub 2A] niet vereenzelvigd worden met [appellant sub 2A]

Het beroep van Schaffelaarbos, voor zover ingesteld door [appellant sub 2A], is niet-ontvankelijk.

3.5. Waar in het navolgende Schaffelaarbos staat, wordt bedoeld Schaffelaarbos, voor zover het beroep is ingesteld door Broederij en Pluimveebedrijf "Schaffelaarbos" B.V., thans: Schaffelaarbos B.V.

Toetsingskader

4. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro

5. TKB richt zich tegen de bouwmogelijkheden voor een congrescentrum in het plangebied. Zij betoogt dat de raad zich ten onrechte op het standpunt stelt dat het congrescentrum voorziet in een kwalitatieve behoefte en dat dit niet zal leiden tot ruimtelijk onaanvaardbare leegstand. Volgens TKB heeft de raad geen feiten of cijfers genoemd die dit standpunt staven.

5.1. Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) luidt: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:

a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;

b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;

c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld."

Artikel 1.1.1, eerste lid, luidt: "In dit besluit en de hierop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

[…]

h. bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur;

i. stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen."

Artikel 8:69a van de Awb luidt: "De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept."

5.2. Het belang van TKB bij de toepassing van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro is uitsluitend gelegen in het concurrentiebelang. Zoals de Afdeling in de uitspraak van 20 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1585, heeft overwogen dient een concurrent als TKB, als zij stelt dat het besluit strijdt met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro, daarbij feiten en omstandigheden naar voren te brengen die het oordeel rechtvaardigen dat de voorziene ontwikkeling tot een uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening relevante leegstand zal kunnen leiden. In dat geval staat de in artikel 8:69a van de Awb neergelegde relativiteitseis niet aan inhoudelijke beoordeling van de gestelde strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro in de weg. In het kader van die beoordeling kan aan de orde komen of het bestreden besluit zodanige leegstandseffecten tot gevolg kan hebben dat dit tot een uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening onaanvaardbare situatie zal kunnen leiden. Daarbij betrekt de bestuursrechter het oordeel van het betrokken bestuursorgaan over de onaanvaardbaarheid van die leegstandseffecten.

5.3. De Midden Nederland Hallen van TKB liggen niet in de nabijheid van het plangebied, zodat leegstand van het congrescentrum in het plangebied het ondernemersklimaat van TKB niet treft. TKB heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat het realiseren van het congrescentrum zal leiden tot uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening relevante leegstand in de nabijheid van de Midden Nederland Hallen van TKB. Onder deze omstandigheden is de Afdeling van oordeel dat artikel 8:69a van de Awb aan vernietiging van het plan vanwege de door TKB gestelde strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro in de weg staat. De Afdeling ziet daarom af van inhoudelijke bespreking van deze beroepsgrond.

Kantoren

6. Schaffelaarbos betoogt dat de raad zich ten onrechte op het standpunt stelt dat de kantoren die met het plan mogelijk worden gemaakt niet aan artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro getoetst hoeven te worden. Volgens Schaffelaarbos neemt de omstandigheid dat in het voorheen geldende uitwerkingsplan "Columbiz Park" ook al 63.000 m² bedrijfsvloeroppervlakte (hierna: bvo) aan kantoren mogelijk was gemaakt niet weg dat het uitwerkingsplan "Columbiz Park" nooit is verwezenlijkt. Voorts betoogt zij dat het standpunt van de raad dat zich geen ruimtelijk relevante leegstand zal voordien onjuist is. Volgens haar gaat de raad er ten onrechte van uit dat 20.000 m² aan bestaande kantoorruimte zal worden getransformeerd, omdat deze transformatie niet zekergesteld is. Voorts is volgens haar het standpunt van de raad dat 8% frictieleegstand acceptabel is, in strijd met zijn eigen beleid dat van 5% uitgaat. Tot slot wijst Schaffelaarbos erop dat in de plantoelichting staat dat voor de bestaande planvoorraad van 63.000 m² bvo al geen interesse is.

Schaffelaarbos betoogt subsidiair dat het mogelijk maken van 63.000 m2 bvo aan kantoren geen goede ruimtelijke ordening is, wanneer het vorige plan eenzelfde hoeveelheid kantoren mogelijk maakte die niet gerealiseerd is omdat de vraag naar kantoorruimte niet dusdanig groot was.

6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het voorheen geldende uitwerkingsplan "Columbiz Park" 63.000 m² bvo aan kantoren mogelijk maakte, net zoals het voorliggende plan, zodat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Volgens de raad is artikel 3.1.6 van het Bro dan ook niet van toepassing. Voorts stelt de raad zich op het standpunt dat de oppervlakte kantoorruimte die het plan mogelijk maakt is afgestemd op de voorziene vraag op de middellange termijn.

6.2. Aan drie plandelen met de bestemming "Gemengd" is tevens de aanduiding "kantoor" toegekend.

Artikel 3, lid 3.1, van de planregels luidt: "De voor "Gemengd" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

[…]

h. ter plaatse van de aanduiding "kantoor" voor kantoren […];

[…]."

Lid 3.5, onder 6, luidt: "Ter plaatse van de aanduiding "kantoor" geldt dat de totale bedrijfsvloeroppervlakte aan kantoren in het plangebied niet meer mag bedragen dan 63.000 m²."

6.3. In het voorheen geldende uitwerkingsplan "Columbiz Park" was aan een groot deel van het plangebied de bestemming "Kantoor" toegekend, met een aantal bouwvlakken.

Artikel 5, lid 5.1, luidde: "De voor "Kantoor" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. kantoren;

[…]."

Lid 5.3, onder 1, luidde: "De bedrijfsvloeroppervlakte voor kantoren en leisure tezamen bedraagt maximaal 63.000 m², waarbij de bedrijfsvloeroppervlakte van leisure niet meer dan 5.000 m² bedraagt;

[…]."

6.4. De Afdeling laat in het midden of het mogelijk maken van 63.000 m² bvo aan kantoren een stedelijke ontwikkeling is, omdat de raad ter zitting heeft toegelicht dat deze oppervlakte aan kantoren niet gerealiseerd zal worden. Het niettemin mogelijk maken van een dergelijke vloeroppervlakte aan kantoren is niet in het belang van een goede ruimtelijke ordening. Bovendien heeft de raad ter zitting naar voren gebracht dat hij de m² bvo aan kantoren wil terugbrengen naar een aanzienlijk lager aantal. Voor zover het plan 63.000 m² bvo aan kantoren mogelijk maakt is het niet met de daarbij vereiste zorgvuldigheid voorbereid.

Het betoog van Schaffelaarbos slaagt.

Overige functies

7. Schaffelaarbos betoogt voorts dat het plan wat een aantal andere functies betreft in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro is vastgesteld. Zij richt zich in dat verband tegen het toestaan van de functies atelier, bioscoop, bowlingbaan, muziekschool, sauna en wellness, hotel, congrescentrum, restaurant, gezondheidszorg, onderwijs en religie. Volgens haar is de behoefte aan deze functies onvoldoende onderbouwd en is er te weinig aandacht besteed aan het reeds bestaande aanbod.

7.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de actuele regionale behoefte voldoende is onderbouwd, hetgeen uit de plantoelichting en het rapport "Regionale behoefte hotel-congrescentrum en leisurefuncties Columbiz Park Barneveld" van november 2016 door ZKA Consultants (hierna: het rapport) volgt.

7.2. Aan vier van de vijf plandelen met de bestemming "Gemengd" zijn onder meer de aanduidingen "atelier", "bioscoop", "bowlingbaan", "muziekschool", "sauna" en "wellness" toegekend. Aan drie plandelen met de bestemming "Gemengd" zijn onder meer de aanduidingen "gezondheidszorg", "onderwijs", "religie" en "specifieke vorm van horeca - restaurant" toegekend en aan één plandeel onder meer de aanduiding "horeca". Aan dat laatste plandeel is tevens de aanduiding "congrescentrum" toegekend en de aanduiding "maximum oppervlakte 1.200 m²".

De relevante planregels zijn opgenomen in bijlage 1. Deze bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

7.3. Het voorheen geldende uitwerkingsplan "Columbiz Park" voorzag, naast de bestemmingen "Verkeer" en "Groen", in de bestemmingen "Bedrijventerrein" en "Kantoor". Binnen de plandelen met de bestemmingen "Bedrijventerrein" voorzag het uitwerkingsplan in vier bouwvlakken, waar een bouwhoogte was toegestaan die varieerde van 10 tot 12 m. Binnen de plandelen met de bestemming "Kantoor" voorzag het uitwerkingsplan in 23 bouwvlakken. Deze bouwvlakken varieerden in omvang en lagen op ruime onderlinge afstand van elkaar. De bouwhoogte die aan de verschillende bouwvlakken was toegekend varieerde tussen 15, 22, 25 en eenmaal 35 m.

De relevante planregels zijn opgenomen in bijlage 2. Deze bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

7.4. De Afdeling ziet zich gesteld voor de vraag of de ontwikkeling die het voorliggende plan mogelijk maakt, een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro behelst. Bij de beantwoording van deze vraag moet naar het oordeel van de Afdeling in onderlinge samenhang worden beoordeeld in hoeverre het plan, in vergelijking met het voorgaande plan, voorziet in een functiewijziging en welk planologisch beslag op de ruimte het voorliggende plan mogelijk maakt in vergelijking met het voorgaande plan.

Het plan voorziet per saldo in meer bouwmogelijkheden dan waar het voorheen geldende uitwerkingsplan in voorzag. Ook staat het bestemmingsplan aanzienlijk meer en andersoortige functies toe dan het uitwerkingsplan toestond. Dit leidt de Afdeling tot de conclusie dat het plan voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro.

7.5. Omtrent de vraag of sprake is van een actuele regionale behoefte aan de door Schaffelaarbos genoemde functies, overweegt de Afdeling als volgt.

De raad heeft in de plantoelichting een paragraaf opgenomen over de actuele regionale behoefte aan de functies die het plan mogelijk maakt. Tijdens de procedure heeft de raad het hiervoor genoemde rapport overgelegd. Het rapport gaat in op de behoefte aan een hotel en een congrescentrum en herhaalt grotendeels hetgeen in de plantoelichting staat over de bioscoop, de bowlingbaan, de sauna en wellness en de horeca.

De conclusie uit het rapport dat het hotel slechts een bescheiden marktaandeel in de regio zal innemen, leidt niet tot de conclusie dat er een actuele en regionale behoefte bestaat aan het hotel. Over het congrescentrum concludeert het rapport al dat het huidige aanbod aan zalen behoorlijk omvangrijk is. Ook wordt niet aangetoond dat het congrescentrum in een kwalitatieve behoefte zal voorzien. Ten aanzien van het congrescentrum blijkt evenmin dat sprake is van een actuele regionale behoefte. Van de cultuur- en ontspanningfuncties is de omvang dan wel het aantal van de voorzieningen niet gemaximeerd, zodat het plan meer toestaat dan waaraan volgens de raad behoefte is. Voor de overige functies geldt voorts dat geen of onvoldoende onderzoek is gedaan naar het huidige aanbod en/of de marktvraag. Het voorgaande leidt de Afdeling tot de conclusie dat reeds hierom niet is aangetoond dat sprake is van een actuele regionale behoefte aan de door Schaffelaarbos genoemde functies. Het plan is in zoverre in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro vastgesteld.

Het betoog slaagt.

Strijd met beleid

8. Wat betreft het betoog van Schaffelaarbos dat het standpunt van de raad dat het plan past in het beleid omtrent Foodvalley geen stand kan houden, omdat het plan ook functies mogelijk maakt die niets met voedsel te maken hebben, overweegt de Afdeling als volgt.

De raad heeft in de Nota van zienswijzen reeds toegelicht dat de omstandigheid dat de gemeente Barneveld in de regio De Vallei samenwerkt met andere gemeenten en dat in de bedrijvigheid in de regio het accent ligt op voedsel, niet maakt dat het mogelijk maken van andersoortige functies is uitgesloten. Volgens de raad is het plan niet in strijd met de ambities van de regio Foodvalley.

De Afdeling overweegt dat de raad het mogelijk maken van andere functies dan die een directe relatie met voedselvoorziening hebben, niet in strijd heeft hoeven achten met de uitgangspunten van het samenwerkingsverband Foodvalley.

Het betoog faalt.

Evenementenregeling

9. TKB betoogt dat de omstandigheid dat in het plan geen beperkende gebruiksvoorschriften zijn opgenomen voor de evenementen die daar gehouden kunnen worden in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Volgens TKB moeten in het plan regels worden opgenomen over het aantal bezoekers per dag, per evenement en per jaar, over het aantal evenementen per jaar en het soort evenementen, omdat dit voor haar evenementenhallen ook is gedaan.

9.1. Zoals hiervoor reeds is overwogen mag de bestuursrechter ingevolge artikel 8:69a van de Awb een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant.

TKB beroept zich met haar betoog op de norm van een goede ruimtelijke ordening die vanuit het oogpunt van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ook het houden van evenementen omvat. Dit aspect van deze norm strekt ertoe te waarborgen dat het toestaan van evenementen niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat aldaar. Dit aspect strekt kennelijk niet tot het beschermen van de belangen van TKB, die erin zijn gelegen gevrijwaard te blijven van een nieuw congrescentrum in haar verzorgingsgebied.

TKB heeft echter in verband met haar beroepsgrond over de evenementenregeling een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel. Zoals de Afdeling in haar uitspraak van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:732, heeft geoordeeld kan een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel leiden tot een correctie op de toepassing van het relativiteitsvereiste. De Afdeling zal daarom hieronder nagaan of het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt.

De oppervlakte van het congrescentrum dat met het plan mogelijk wordt gemaakt is beperkt tot 1.200 m², waar de oppervlakte van de gronden voor de evenementenhallen van TKB vele malen groter is. Ook worden op de gronden van TKB evenementen buiten het bouwvlak toegestaan. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat de door TKB met elkaar vergeleken situaties van elkaar verschillen. Het betoog faalt.

Nu het beroep van TKB op het gelijkheidsbeginsel faalt, kan dit beroep niet leiden tot een correctie op de toepassing van het relativiteitsvereiste. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen betekent dit dat artikel 8:69a van de Awb TKB kan worden tegengeworpen. De Afdeling ziet dan ook af van een inhoudelijke beoordeling van het betoog over de evenementenregeling.

Parkeren

10. TKB betoogt dat het in strijd is met het gelijkheidsbeginsel dat in een gratis parkeergarage is voorzien voor de bezoekers van het congrescentrum, terwijl zij voor haar congrescentrum voor voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein zorg moet dragen.

10.1. TKB beroept zich met haar betoog op de norm van een goede ruimtelijke ordening die ook het voorzien in voldoende parkeergelegenheid omvat. Dit aspect van deze norm strekt ertoe te waarborgen dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een onaanvaardbare parkeersituatie ter plaatse. Dit aspect strekt kennelijk niet tot het beschermen van de belangen van TKB, die erin zijn gelegen gevrijwaard te blijven van een nieuw congrescentrum in haar verzorgingsgebied.

TKB heeft echter in verband met haar beroepsgrond over de evenementenregeling een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel. Zoals hiervoor onder 9.1 is overwogen kan een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel leiden tot een correctie op de toepassing van het relativiteitsvereiste. De Afdeling zal daarom hieronder nagaan of het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt.

Het plangebied ligt nabij het station Barneveld-Noord, waar een transferium aanwezig is dat onder meer voorziet in parkeerplaatsen. Nabij de locatie van de evenementenhallen van TKB is een dergelijke voorziening niet aanwezig. Reeds hierom is de Afdeling van oordeel dat de door TKB met elkaar vergeleken situaties van elkaar verschillen. Het betoog faalt.

Nu het beroep van TKB op het gelijkheidsbeginsel faalt, kan dit beroep niet leiden tot een correctie op de toepassing van het relativiteitsvereiste. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen betekent dit dat artikel 8:69a van de Awb TKB kan worden tegengeworpen. De Afdeling ziet dan ook af van een inhoudelijke beoordeling van het betoog over de parkeergelegenheid.

11. Schaffelaarbos betoogt dat onvoldoende is bezien of bij een maximale invulling van het bestemmingsplan in voldoende parkeerplaatsen in het plangebied kan worden voorzien. Zij geeft als voorbeeld dat voor een bioscoop van 5.000 m2 550 parkeerplaatsen nodig zijn. De verwijzing in artikel 6, lid 6.2, onder 1, van de planregels naar de Nota Parkeernormen (2015) is volgens Schaffelaarbos onvoldoende.

11.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de vrees van Schaffelaarbos voor een uit de hand lopende parkeerdruk ongegrond is. Volgens de raad worden nieuwe functies pas toegelaten in het plangebied als duidelijk is dat in voldoende parkeerplaatsen kan worden voorzien.

11.2. De Afdeling overweegt dat artikel 6, lid 6.2, onder 1, van de planregels niet voorschrijft dat de parkeerplaatsen binnen het plangebied aanwezig moeten zijn. Er is niet gebleken dat binnen het plangebied en in de directe omgeving daarvan onvoldoende mogelijkheden bestaan om in voldoende parkeerplaatsen voor de met het plan mogelijk gemaakte functies te voorzien.

Het betoog faalt.

Milieueffecten bedrijf Schaffelaarbos

12. Schaffelaarbos betoogt dat haar bedrijf door de planregeling ten onrechte op slot wordt gezet. Volgens haar heeft de raad ten onrechte niet de bestaande vergunning voor haar bedrijf als uitgangspunt genomen voor het bestemmingsplan, maar het bestemmingsplan "Harselaar West". Ook betoogt zij dat het plan de door haar gewenste uitbreiding niet toestaat. Schaffelaarbos is eigenaar van een aantal percelen in het plangebied waarop zij de uitbreiding wil realiseren. Zij heeft op 18 februari 2016 een revisievergunning voor haar bedrijf en de beoogde uitbreiding aangevraagd, die niet in behandeling is genomen.

12.1. De raad stelt zich op het standpunt dat rekening is gehouden met de belangen van Schaffelaarbos. Hij hanteert bij de vaststelling van het bestemmingsplan het uitgangspunt dat de bedrijfsactiviteiten met het bestemmingsplan niet verder belemmerd mogen worden dan op grond van het voorheen geldende uitwerkingsplan het geval was. Volgens de raad heeft hij het bedrijf van Schaffelaarbos overeenkomstig dit uitgangspunt bestemd.

Verder heeft de raad de milieueffecten voor het plan aan de hand van de aan Schaffelaarbos verleende omgevingsvergunningen beoordeeld en afgewogen. Volgens de raad is aangetoond dat de legale activiteiten van Schaffelaarbos en het bestemmingsplan verenigbaar zijn. Schaffelaarbos heeft volgens de raad door toepassing van de beste beschikbare technieken nog uitbreidingsruimte. De raad stelt dat de aanvraag van een revisievergunning door Schaffelaarbos niet-ontvankelijk was, omdat informatie ontbrak.

12.2. De gronden waarop het bedrijf van Schaffelaarbos thans is gevestigd liggen direct ten westen van het plangebied. Op deze gronden is het bestemmingsplan "Harselaar-West" van toepassing, dat op 28 juni 2011 is vastgesteld. Aan deze gronden is de bestemming "Bedrijventerrein" toegekend, met een bouwvlak en de aanduiding "bedrijf van categorie 2 tot en met categorie 3.2". Ook is aan een deel van deze gronden de aanduiding "specifieke vorm van bedrijventerrein - eierdrogerij" toegekend.

Artikel 4, lid 4.1, van de planregels van het bestemmingsplan "Harselaar-West" luidt: "De voor "Bedrijventerrein" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

[…]

c. bedrijven van categorie 2 tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, die als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd, ter plaatse van de aanduiding "bedrijf van categorie 2 tot en met categorie 3.2";

[…]

met dien verstande dat:

[…]

g. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijventerrein - eierdrogerij" tevens een eierdrogerij is toegestaan;

[…]."

12.3. [appellant sub 2A], directeur en enig aandeelhouder van Broederij en Pluimveebedrijf "Schaffelaarbos" B.V., thans: Schaffelaarbos B.V., is eigenares van een aantal percelen binnen het plangebied. Aan deze percelen is de bestemming "Gemengd" toegekend, met een bouwvlak. Tevens zijn de volgende aanduidingen aan deze gronden toegekend: "atelier", "bedrijf", "bioscoop", "bowlingbaan", "dansschool", "dienstverlening", "maatschappelijk", "muziekschool", "sauna", "wellness", "maximum bouwhoogte: 12 m", "maximum goothoogte: 12 m" en "maximum bebouwingspercentage: 90".

Aan een deel van de gronden in het plangebied naast de gronden van Schaffelaarbos is de aanduiding "milieuzone -geurzone" toegekend.

De relevante planregels zijn opgenomen in bijlage 1. Deze bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

12.4. In het stelsel van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) is een bestemmingsplan het ruimtelijke instrument waarin de wenselijke toekomstige ontwikkeling van een gebied wordt neergelegd. De raad dient bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met een particulier initiatief betreffende ruimtelijke ontwikkelingen, voor zover dat initiatief voldoende concreet is, tijdig kenbaar is gemaakt en ten tijde van de vaststelling van het plan op basis van de op dat moment bekende gegevens de ruimtelijke aanvaardbaarheid daarvan kan worden beoordeeld.

Vast staat dat Schaffelaarbos op 18 februari 2016 een aanvraag heeft gedaan voor een revisievergunning voor haar huidige bedrijf en voor de door haar gewenste uitbreiding op de percelen die in het plangebied liggen. Dit was ruim voor de vaststelling van het plan , zodat de raad tijdig van het plan van Schaffelaarbos op de hoogte was. Het plan van Schaffelaarbos is dusdanig concreet dat de raad daarmee rekening had moeten houden. In de aanvraag van 18 februari 2016 staat dat slechts één scenario wordt aangevraagd, hoewel in het geuronderzoek indicatief verschillende scenario’s zijn doorgerekend. Het betoog van de raad dat op het moment van vaststellen van het bestemmingsplan onvoldoende gegevens beschikbaar waren, omdat een uitgebreide projectbeschrijving ontbrak en de verwerkingscapaciteit van de installatie onvoldoende was gemotiveerd, kan niet slagen. De aanvraag gaat vergezeld van een uitgebreide toelichting en ook zijn de onderzoeken in het ruimtelijke spoor aanwezig (geluid, geur). Van belang is dat de raad ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het plan van Schaffelaarbos kon beoordelen. De omstandigheid dat een uitgebreide projectbeschrijving ontbrak en de verwerkingscapaciteit van de installatie onvoldoende was gemotiveerd raakt niet de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het plan van Schaffelaarbos, althans niet in die mate dat de raad dit niet kon beoordelen.

Gelet op het voorgaande heeft de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de aanvraag van Schaffelaarbos van 18 februari 2016 niet bij de vaststelling van het bestemmingsplan betrokken hoefde te worden. Het plan is op dit punt niet met de daarbij vereiste zorgvuldigheid voorbereid.

Het betoog slaagt.

Uitvoerbaarheid

13. Gelet op het voorgaande behoeft de beroepsgrond van Schaffelaarbos omtrent de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan geen bespreking meer.

Zienswijze herhaald en ingelast

14. TKB en Schaffelaarbos hebben zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van hun zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. TKB en Schaffelaarbos hebben in hun beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.

Conclusie

15. Gelet op het voorgaande is het beroep van TKB ongegrond.

16. In hetgeen Schaffelaarbos heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de toekenning van de aanduidingen "kantoor", is genomen in strijd met artikel 3.1 van de Wro en artikel 3:2 van de Awb.

Tevens ziet de Afdeling in hetgeen Schaffelaarbos heeft aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de toekenning van de aanduidingen "atelier", "bioscoop", "bowlingbaan", "muziekschool", "sauna", "wellness", "gezondheidszorg", "praktijkruimte", "onderwijs", "religie", "horeca", "specifieke vorm van horeca - restaurant" en "congrescentrum", is genomen in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro.

Tot slot ziet de Afdeling in hetgeen Schaffelaarbos heeft aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de vaststelling van het meest zuidwestelijk gelegen plandeel met de bestemming "Gemengd", is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb.

Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.

Proceskosten

17. Ten aanzien van TKB bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.

18. De raad dient ten aanzien van Schaffelaarbos op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep van Broederij en Pluimveebedrijf "Schaffelaarbos" B.V., thans: Schaffelaarbos B.V., en [appellant sub 2A] niet-ontvankelijk voor zover het beroep is ingesteld door [appellant sub 2A];

II. verklaart het beroep van Broederij en Pluimveebedrijf "Schaffelaarbos" B.V., thans: Schaffelaarbos B.V., en [appellant sub 2A], voor zover niet ingesteld door [appellant sub 2A], gegrond;

III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Barneveld van 6 juli 2016 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Columbiz Park I", wat betreft:

- het meest zuidwestelijk gelegen plandeel met de bestemming "Gemengd";

- de aanduidingen "kantoor", "atelier", "bioscoop", "bowlingbaan", "muziekschool", "sauna", "wellness", "gezondheidszorg", "onderwijs", "praktijkruimte", "religie", "horeca", "specifieke vorm van horeca - restaurant" en "congrescentrum";

IV. draagt de raad van de gemeente Barneveld op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel III wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

V. verklaart het beroep van [appellant sub 1] en Midden Nederland Meetings B.V. ongegrond;

VI. veroordeelt de raad van de gemeente Barneveld tot vergoeding van bij Broederij en Pluimveebedrijf "Schaffelaarbos" B.V., thans: Schaffelaarbos B.V., in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.237,50 (zegge: twaalfhonderdzevenendertig euro en vijftig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VII. gelast dat de raad van de gemeente Barneveld aan Broederij en Pluimveebedrijf "Schaffelaarbos" B.V., thans: Schaffelaarbos B.V., het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 334,00 (zegge: driehonderdvierendertig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, voorzitter, en mr. D.J.C. van den Broek en mr. B.P.M. van Ravels, leden, in tegenwoordigheid van mr. Y. Verhage, griffier.

w.g. Kranenburg w.g. Verhage
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2017

655.


Bijlage 1: planregels bestemmingsplan "Columbiz Park I"

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Gemengd" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' voor bedrijven die zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 2);

b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen' voor broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen;

c. ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, zijn alleen de specifieke, met die aanduiding corresponderende voorzieningen toegestaan:

Tabel_1

d. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' voor dienstverlening;

e. ter plaatse van de aanduiding "horeca" voor horeca;

f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - avondhorecabedrijf' voor avondhorecabedrijf;

g. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca - restaurant" voor een restaurant;

h. ter plaatse van de aanduiding "kantoor" voor kantoren, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, want daar is ook de specifieke, met die aanduiding corresponderende voorziening toegestaan:

Tabel_2

i. ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk" voor maatschappelijke voorzieningen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, want daar zijn alleen de specifieke, met die aanduiding corresponderende maatschappelijke voorzieningen toegestaan:

Tabel_3

j. ter plaatse van de aanduiding 'sporthal' voor sporthal;

k. ter plaatse van de aanduiding 'sportschool' voor sportschool;

met daaraan ondergeschikt:

l. wegen en paden;

m. groenvoorzieningen;

n. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

o. gebouwen;

p. tuinen, erven en terreinen;

q. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

3.5 Specifieke gebruiksregels

[…]

2. Ter plaatse van de aanduiding "atelier" mag de oppervlakte per unit niet meer bedragen dan 100 m²;

3. Ter plaatse van de aanduiding "bioscoop" mag de oppervlakte van de voorziening niet minder bedragen dan 5.000 m² en niet meer dan 8.000 m², en het totale aantal bioscopen in het plangebied bedraagt 1;

4. Ter plaatse van de aanduiding "sauna" mag de oppervlakte per unit niet minder bedragen dan 2.500 m²;

5. Ter plaatse van de aanduiding "wellness" mag de oppervlakte per unit niet minder bedragen dan 2.500 m²;

6. Ter plaatse van de aanduiding "kantoor" geldt dat de totale bedrijfsvloeroppervlakte aan kantoren in het plangebied niet meer mag bedragen dan 63.000 m²;

[…]

10. Het totale aantal restaurants in het plangebied mag niet meer bedragen dan 4;

11. Ter plaatse van de aanduiding "congrescentrum" mag de maximum oppervlakte ten behoeve van het congrescentrum niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum oppervlakte" op de verbeelding is weergegeven.

Artikel 7

7.1 Milieuzone - geurzone

Ter plaatse van de aanduiding "milieuzone - geurzone" geldt dat op die gronden geen geurgevoelige objecten mogen worden opgericht.

Bijlage 2: planregels uitwerkingsplan "Columbiz Park"

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 1 tot en met categorie 3.1' bedrijven van categorie 1 tot en met categorie 3.1 uit bijlage 1;

b. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' alleen voor een nutsvoorziening;

c. ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen is tevens het specifieke met die aanduiding corresponderende bedrijf toegestaan:

Tabel_4

Tabel_4

met dien verstande dat Wgh-inrichtingen en Bevi-inrichtingen zijn uitgesloten;

met daaraan ondergeschikt:

d. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens voor een kantoor;

e. wegen en paden;

f. groenvoorzieningen;

g. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

h. gebouwen;

i. terreinen;

j. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b. de voorgevel van gebouwen wordt minimaal 0,5 meter en maximaal 2 meter achter de gevellijn gerealiseerd, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' want daar moet de voorgevel in de gevellijn worden gerealiseerd;

c. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is weergegeven;

d. de bedrijfsvloeroppervlakte bedraagt maximaal 10.000 m2;

e. de onderlinge afstand tussen de gebouwen mag niet minder dan 5 m bedragen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afstand tussen gebouwen', want daar geldt geen minimale afstand;

f. de afstand van een gebouw tot een weg mag niet minder dan 5 m bedragen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afstand tot weg', want daar geldt geen minimale afstand;

g. de goot- en bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is weergegeven.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a. erf- of terreinafscheidingen moeten op de gevellijn worden gebouwd;

b. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;

c. per bouwvlak is één overkapping toegestaan met een bouwhoogte van niet meer dan 3 m en een oppervlakte van niet meer dan 5% van de oppervlakte van het bouwvlak;

d. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 6 m bedragen;

e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

Artikel 5 Kantoor

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. kantoren;

b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - leisure' ook voor leisure:

met daaraan ondergeschikt:

c. wegen en paden;

d. groenvoorzieningen;

e. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

f. gebouwen;

g. tuinen, erven en terreinen;

h. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is weergegeven;

c. de gronden buiten het bouwvlak mogen voor maximaal 1% worden bebouwd, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' want daar geldt het percentage dat op de verbeelding is weergegeven;

d. de goot- en bouwhoogte van gebouwen binnen een bouwvlak mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is weergegeven;

e. de bouwhoogte van gebouwen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan de goothoogte die voor een hoofdgebouw is toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' want daar gelden de maten zoals op de verbeelding zijn weergegeven;

f. het aantal gebouwen mag niet minder bedragen dan ter plaatse van het de aanduiding 'minimum aantal gebouwen' is weergegeven;

g. tussen de gebouwen wordt een aaneengesloten bebouwingsvrije zone van minimaal 10 meter breed gerealiseerd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 m bedragen;

b. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen;

c. per bouwvlak is één overkapping toegestaan met een bouwhoogte van niet meer dan 3 m en een oppervlakte van niet meer dan 5% van de oppervlakte van het bouwvlak;

d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

5.3 Specifieke gebruiksregels

1. De bedrijfsvloeroppervlakte voor kantoren en leisure tezamen bedraagt maximaal 63.000 m2, waarbij de bedrijfsvloeroppervlakte van leisure niet meer dan 5.000 m2 bedraagt;

2. Voor het parkeren op eigen terrein geldt dat minimaal 1 parkeerplaats wordt gerealiseerd per 75 m² bedrijfsvloeroppervlakte.