Uitspraak 201508707/1/A2


Volledige tekst

201508707/1/A2.
Datum uitspraak: 1 juni 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

het bestuur van de raad voor rechtsbijstand (hierna: de raad),
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 oktober 2015 in zaak nr. 15/602 in het geding tussen:

[wederpartij A] en [wederpartij B] (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [wederpartij])

en

de raad.

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 21 augustus 2014 heeft de raad de vergoedingen voor drie toevoegingen voor rechtsbijstand, verleend door [wederpartij], lager vastgesteld.

Bij besluit van 30 december 2014 heeft de raad het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 21 oktober 2015 heeft de rechtbank Amsterdam het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 30 december 2014 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de raad hoger beroep ingesteld.

[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 mei 2016, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. C.W. Wijnstra, werkzaam bij de raad, en [wederpartij A], in persoon, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Bij afzonderlijke besluiten van 6 februari en 3 maart 2014 heeft de raad, er daarbij van uitgaande dat de reisafstand van het kantooradres van [wederpartij] naar het bezoekadres van de rechtbank Haarlem en terug ten minste 60 km is, vergoedingen voor toevoegingen van [wederpartij] voor het verlenen van rechtsbijstand in procedures bij die rechtbank vastgesteld. In hoger beroep is in geschil of de raad, bij afzonderlijke besluiten van 21 augustus 2014, de vergoedingen terecht heeft gewijzigd en lager vastgesteld, omdat de voormelde reisafstand volgens de meest recente ANWB-routeplanner minder dan 60 km is.

2. Ingevolge artikel 24, eerste lid, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (hierna: Bvr) wordt voor het tijdverlet in verband met reizen ten behoeve van de verlening van rechtsbijstand in een andere zaak dan een piketzaak, uitgaande van de totale afstand die is afgelegd bij reizen naar de zitting, per volle gereisde 60 km een half punt toegekend.

Ingevolge het vierde lid bepaalt de raad de reisafstand op gestandaardiseerde wijze.

Ingevolge artikel 25, eerste lid, wordt voor de kosten die worden gemaakt voor reizen naar de zitting, een kilometervergoeding toegekend.

Ingevolge het vierde lid bepaalt de raad de reisafstand op gestandaardiseerde wijze.

Het door de raad toegepaste beleid voor vaststelling van de declaratie van de rechtsbijstandverlener is neergelegd in de werkinstructie Vaststellen, onderdeel Reiskostenvergoeding Binnenland.

Volgens deze werkinstructie wordt bij het berekenen van de reiskostenvergoeding gebruik gemaakt van de ANWB-routeplanner, waarbij de optie ‘routekeuze op basis van actueel verkeer’ wordt uitgeschakeld, omdat de berekening gestandaardiseerd plaatsvindt. Hierbij wordt uitgegaan van de snelste route van de postcode van het kantooradres naar de postcode van het bezoekadres. Met incidenten als wegomleidingen en dergelijke wordt geen rekening gehouden. Het aantal kilometers wordt gecontroleerd als het totaal aantal gedeclareerde kilometers 60 of meer is. Uitgegaan wordt van twee keer enkele reis. Als het totaal aantal kilometers onder de 60 blijft, wordt marginaal getoetst. Voor de berekening van de kilometers wordt uitgegaan van de volle kilometers.

3. De rechtbank Amsterdam heeft geoordeeld dat de raad bij het vaststellen van de vergoedingen in dit geval niet heeft kunnen uitgaan van de met gebruikmaking van de ANWB-routeplanner berekende reisafstand. Niet in geschil is dat de route van het kantooradres van [wederpartij] naar het bezoekadres van de rechtbank Haarlem en terug, waarvan de routeplanner op gestandaardiseerde wijze de reisafstand van 58 km heeft bepaald, in werkelijkheid niet met de auto afgelegd kan worden, omdat delen van die route sinds jaar en dag autovrij zijn. De raad heeft niet betwist dat een alternatieve route volgens de routeplanner ten minste 60 km is. Hoewel uit het Bvr niet volgt dat de werkelijk gereden kilometers moeten worden vergoed, is het onredelijk in dit geval rigide vast te houden aan de gestandaardiseerde wijze van vaststellen van de reisafstand, omdat deze reeds lange tijd niet meer in overeenstemming met de situatie ter plaatse is, aldus de rechtbank.

4. De raad betoogt dat ook in de situatie, waarbij een deel van de route door voetgangersgebied loopt en niet met de auto kan worden gereden, van de door de ANWB-routeplanner berekende reisafstand mag worden uitgegaan. De wetgever heeft beoogd dat de raad de reisafstand met gebruikmaking van een computerprogramma eenvoudig kan vaststellen. Het oordeel van de rechtbank Amsterdam leidt ertoe dat de raad net als vroeger rekening dient te houden met afwijkingen in een door de ANWB-routeplanner beschreven route en dient bij te houden wanneer wordt afgeweken van de gestandaardiseerde wijze van het vaststellen van de reisafstand. Dit beleid is verlaten, omdat het door de vele discussies over het vaststellen van de reisafstand onuitvoerbaar was geworden, aldus de raad.

4.1. Niet in geschil is dat een deel van de door de ANWB-routeplanner opgegeven route sinds jaar en dag niet met de auto is af te leggen, die situatie niet binnen afzienbare tijd zou veranderen en de kortste alternatieve route ten minste 60 km was. Die situatie was derhalve duurzaam en niet te herleiden tot een incident zoals een tijdelijke wegomlegging in de zin van de werkinstructie. Gelet hierop was het niet redelijk onverkort aan de beleidsregel vast te houden. De rechtbank Amsterdam is terecht tot hetzelfde oordeel gekomen. Dat de wetgever heeft beoogd dat de raad de reisafstand gestandaardiseerd kan vaststellen, laat onverlet dat de beleidsregel in dit geval, waarin de gegevens van de gehanteerde routeplanner klaarblijkelijk onjuist of onvolledig zijn, buiten toepassing dient te worden gelaten. Niet valt in te zien dat de beleidsregel daardoor in de praktijk onuitvoerbaar is.

Het betoog faalt.

5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. De Afdeling ziet aanleiding het geschil definitief te beslechten door met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien. Daartoe zal zij de besluiten van 21 augustus 2014 herroepen en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 30 december 2014. Dit betekent dat de raad uitvoering dient te geven aan de besluiten van 6 februari en 3 maart 2014.

6. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. bevestigt de aangevallen uitspraak;

II. herroept de besluiten van het bestuur van de raad voor rechtsbijstand van 21 augustus 2014;

III. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde besluiten;

IV. bepaalt dat van het bestuur van de raad voor rechtsbijstand een griffierecht van € 497,00 (zegge: vierhonderdzevenennegentig euro) wordt geheven.

Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, griffier.

w.g. Bijloos w.g. Hazen
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2016

452.