Uitspraak 201501575/1/R3


Volledige tekst

201501575/1/R3.
Datum uitspraak: 2 december 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellante sub 1], gevestigd te Dongen, en anderen (hierna: [appellante sub 1] en anderen),
2. [appellant sub 2], wonend te Dongen,
appellanten,

en

de raad van de gemeente Dongen,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 december 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Eindsestraat 45" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellante sub 1] en anderen en [appellant sub 2] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellante sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 oktober 2015, waar [appellante sub 1] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant sub 1A], bijgestaan door mr. H.A. Pasveer, advocaat te 's-Hertogenbosch, [appellant sub 2], vertegenwoordigd door mr. J.M. Smits, en de raad, vertegenwoordigd door M.G. Boonekamp, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door ing. A.C. Barten en T.A.W.M. de Kousemaeker, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de vennootschap onder firma Zorgaccommodatie ’t Zonneke, vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. W. Krijger, als belanghebbende gehoord.

Overwegingen

1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

2. Het plan voorziet in een planologische regeling voor een zorgaccommodatie ten behoeve van gezondheidszorg in de vorm van dagbesteding en logeeropvang op het perceel Eindsestraat 45 in Dongen.

Het beroep van [appellante sub 1] en anderen

3. [appellante sub 1] en anderen zijn gevestigd respectievelijk wonen in de directe omgeving van het plangebied. Zij betogen dat de raad het plan ten onrechte heeft getoetst aan de "Notitie Vitaal Buitengebied Dynamisch Buitengebied Dongen" (hierna: Notitie Vitaal Buitengebied). Volgens hen is de Notitie Vitaal Buitengebied niet aan te merken als beleid, omdat deze alleen is opgesteld ten behoeve van de in het plan voorziene ontwikkeling.

Subsidiair betogen [appellante sub 1] en anderen dat het plan is vastgesteld in strijd met de uitgangspunten in de Notitie Vitaal Buitengebied. Zij voeren hiertoe aan dat de zorgaccommodatie niet kan worden aangemerkt als zorgboerderij zoals bedoeld in de notitie. Voorts maakt het plan in strijd met de Notitie Vitaal Buitengebied een grootschalige ontwikkeling in het buitengebied mogelijk.

3.1. In haar uitspraak van 6 februari 2013 in zaak nr. 201200586/1/R3 heeft de Afdeling het bestemmingsplan "Buitengebied" wat betreft het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" voor het perceel Eindsestraat 45, dat in dezelfde ontwikkeling voorzag als het thans voorliggende plan, vernietigd. Daartoe heeft de Afdeling onder meer overwogen dat de raad de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de in afwijking van het gemeentelijke beleid toegestane bouwmogelijkheden niet had gemotiveerd. De raad erkent in het verweerschrift dat genoemde uitspraak weliswaar aanleiding is geweest het gemeentelijke beleid aan te passen, maar stelt dat de Notitie Vitaal Buitengebied ook is vastgesteld ten behoeve van andere gevallen waarin behoefte bestaat aan ruimere bouw- en gebruiksmogelijkheden. Van het voorgaande ziet de Afdeling een bevestiging in de plantoelichting, waarin staat dat het gemeentebestuur toepassing wil geven aan de verruimde mogelijkheden in het provinciale beleid voor nieuwe economische ontwikkelingen in het buitengebied. Om daar richting aan te geven, zo staat in de plantoelichting, is de Notitie Vitaal Buitengebied opgesteld. Naar het oordeel van de Afdeling bestaat gelet op het voorgaande geen aanleiding voor het oordeel dat de Notitie Vitaal Buitengebied alleen is opgesteld ten behoeve van de in het plan voorziene zorgboerderij.

3.2. In de Notitie Vitaal Buitengebied staat dat sociale of maatschappelijke functies die een duidelijke relatie hebben met het buitengebied, zoals bijvoorbeeld een zorgboerderij, niet onder de categorie van functies vallen die naar hun aard thuishoren in kernen of op bedrijventerreinen. Voor het begrip zorgboerderij is geen definitiebepaling opgenomen in de Notitie Vitaal Buitengebied. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat de in het plan voorziene zorgaccommodatie kan worden gezien als zorgboerderij als bedoeld in de Notitie Vitaal Buitengebied en daarom past in de omgeving van het plangebied, dat ligt in het buitengebied. Daartoe is van belang dat de zorgaccommodatie een voormalig agrarisch bedrijf betreft en het boerderijgebouw als bedrijfswoning bij de zorgaccommodatie is betrokken. Ter zitting heeft Bogers-van Riel voorts toegelicht dat de cliënten als dagbesteding onder meer zorgen voor de aanwezige dieren en de moestuin. Anders dan [appellante sub 1] en anderen stellen, is het standpunt van de raad dat ook het type bebouwing mag worden betrokken bij de vraag of sprake is van een zorgboerderij als bedoeld in de Notitie Vitaal Buitengebied, naar het oordeel van de Afdeling juist.

Voorts is in de Notitie Vitaal Buitengebied geen definitiebepaling opgenomen voor het begrip grootschalige ontwikkeling. Voor de vraag of de in het plan voorziene ontwikkeling grootschalig is, heeft de raad onder meer aansluiting gezocht bij de definitie voor grootschalige ontwikkeling in de Verordening ruimte 2014 van de provincie Noord-Brabant (hierna: Verordening 2014), hetgeen de raad in redelijkheid heeft kunnen doen. De in het plan voorziene ontwikkeling leidt volgens de raad tot 14.000 bezoekers per jaar. In artikel 1.36 van de Verordening 2014 wordt een ontwikkeling waarbij de som van het te verwachten aantal bezoekers en overnachtingen meer dan 150.000 bedraagt als grootschalige ontwikkeling aangemerkt. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat naast het bezoekersaantal ook is gekeken naar de hinder van milieufactoren. Ook op basis daarvan is geconcludeerd dat de omvang van de ontwikkeling passend is in het buitengebied. De Afdeling is van oordeel dat gelet op het bovenstaande geen grond bestaat voor het oordeel dat het plan in strijd met de Notitie Vitaal Buitengebied een grootschalige ontwikkeling in het buitengebied mogelijk maakt.

Het betoog faalt.

4. [appellante sub 1] en anderen betogen dat het plan in strijd is met de Structuurvisie Dongen 2020, 2009. Het plan voorziet volgens hen in bebouwing die aan het in de structuurvisie voorgestane behoud en herstel van het lintvormig bebouwingspatroon in de weg staat.

4.1. De raad stelt dat de structuurvisie een beleidsdocument is en geen bindende voorschriften bevat die op perceelsniveau doorwerken. Behoud en herstel van het lintvormig bebouwingspatroon sluit volgens de raad niet uit dat er enige bebouwing achter het lint wordt gerealiseerd. Er stond al bebouwing van een champignonkwekerij achter het lint. De bebouwing in het lint vanaf de kern van Dongen naar het buitengebied wordt volgens de raad steeds losser. Dichtbij de kern is veel aaneen gebouwde bebouwing aanwezig en bestaan relatief weinig doorzichten naar het buitengebied. Naar mate de afstand tot de kern toeneemt ontstaan steeds meer doorzichten. Het plangebied is relatief dicht bij de kern gelegen, zodat het realiseren van wat meer aaneen gebouwde bebouwing volgens de raad op zijn plaats is.

4.2. De Afdeling is van oordeel dat de raad zich met bovenstaande motivering terecht op het standpunt heeft gesteld dat de voorziene ontwikkeling niet in strijd is met de Structuurvisie Dongen 2020, 2009.

Het betoog faalt.

5. [appellante sub 1] en anderen vrezen geluidoverlast te zullen ondervinden ten gevolge van de zorgboerderij en betogen dat de raad zich ten onrechte op het akoestisch rapport "Akoestisch Onderzoek Zorgaccommodatie ’t Zonneke Dongen" van het onderzoeksbureau Sain milieuadvies van 11 juli 2014 (hierna: het akoestisch rapport) heeft gebaseerd. Zij voeren aan dat het akoestisch rapport onjuistheden bevat. Zo is in het akoestisch rapport van verkeerde geluidnormen uitgegaan. Het plangebied en de omliggende woningen liggen volgens [appellante sub 1] en anderen in een buitengebied waar zowel van lagere normen voor het gemiddelde geluidniveau als voor het maximale geluidniveau moet worden uitgegaan, mede gelet op de bestaande geluidbelasting ter plaatse. Volgens hen diende de raad bij de vaststelling van het plan uit te gaan van de normen in de Handreiking Industrielawaai en vergunningverlening (hierna: Handreiking).

Voorts wordt in het akoestisch rapport uitgegaan van 35 kinderen die spelen op speelterrein 2. Ingevolge artikel 3, lid 3.3.1, aanhef en onder b, aanhef en sub 2, van de planregels mogen daar echter 45 kinderen spelen. In deze bepaling staat volgens [appellante sub 1] verder ten onrechte dat op speelterrein 2 het maximaal aantal speeluren 420 bedraagt met dien verstande dat maximaal 45 kinderen gedurende 9 uren mogen spelen. Het maximaal aantal speeluren op het speelterrein 2 moet volgens hen in dat geval 405 zijn.

[appellante sub 1] en anderen betogen verder dat in artikel 3, lid 3.3.1, aanhef en onder d, van de planregels het aantal spelende kinderen per speelterrein ten onrechte niet is gemaximeerd.

Volgens [appellante sub 1] en anderen is ten onrechte in het plan toegestaan dat 20 kinderen tussen 20.00 en 0.00 mogen buiten spelen op korte afstand tot de woningen van derden. Voorts is de logeeropvang volgens hen in de planregels ten onrechte niet beperkt tot het weekend en de schoolvakanties, hetgeen de raad wel heeft beoogd.

5.1. Aan het hele plangebied is de bestemming "Maatschappelijk" toegekend. Voorts is aan het plangebied grotendeels de aanduiding "zorgboerderij" toegekend. Verder is aan een deel in het midden van het plangebied de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - speelterrein 1" toegekend en is aan een deel aan de noordoostzijde van het plangebied de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - speelterrein 2" toegekend.

Ingevolge artikel 1, lid 1.41, van de planregels moet onder speeluur worden verstaan: meeteenheid voor het meten van de intensiviteit van het gebruik van speelvoorzieningen, bestaande uit het wiskundige product van het aantal gebruikers maal het aantal uur (per gebruiker) dat gebruik wordt gemaakt van de speelvoorziening.

Ingevolge lid 1.48 moet onder zorgboerderij worden verstaan: (voormalig agrarisch) bedrijf gevestigd in het buitengebied dat een aanbod verzorgt voor mensen met een integratieproblematiek omwille van ziekte, stoornis, handicap, problematische opvoedingssituatie en / of (licht) delinquent verleden en na professionele beoordeling daartoe in staat te zijn geacht zonder enig ernstig veiligheidsrisico voor derden, door middel van therapie geholpen te worden met als doel het (re)integreren van de mens in de samenleving, waarbij sprake is van een combinatie van zorg en functioneel gebruik van de groene ruimte. De behandeling kan daarbij bestaan uit assertiviteitstraining, gedachtentraining, creatieve therapie, psychomotore therapie, ontspanningsoefeningen, therapie in combinatie met het kleinschalig verzorgen van dieren of naar aard gelijk te stellen behandelingen.

Ingevolge artikel 3, lid 3.1, zijn de voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden bestemd voor:

a. een zorgboerderij ter plaatse van de aanduiding "zorgboerderij", met dien verstande dat als onderdeel van de zorgboerderij uitsluitend de volgende voorzieningen zijn toegestaan:

1. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - dagbesteding", uitsluitend gezondheidszorg in de vorm van dagbesteding;

2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - logeeropvang", gezondheidszorg in de vorm van een logeeropvang, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ook gezondheidszorg in de vorm van dagbesteding kan plaatsvinden;

(…);

4. uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen "specifieke vorm van maatschappelijk - speelterrein 1" en "specifieke vorm van maatschappelijk - speelterrein 2", speelvoorzieningen;

(…);

b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - geluidwerende voorzieningen 1" en "specifieke bouwaanduiding - geluidwerende voorzieningen 2", geluidwerende voorzieningen.

Ingevolge lid 3.1.1, aanhef en onder a, mag de gezondheidszorg in de vorm van dagbesteding uitsluitend in de dagperiode plaatsvinden ten behoeve van maximaal 50 cliënten van de zorgboerderij.

Ingevolge het bepaalde onder b, aanhef en sub 2, mag ten behoeve van de gezondheidszorg in de vorm van dagbesteding als bepaald in lid 3.3.1, onder a, gebruik worden gemaakt van de speelvoorzieningen, met dien verstande dat daarbij de volgende verdeling van de speeluren in acht wordt genomen: het aantal speeluren op de speelvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - speelterrein 2" bedraagt maximaal 420, met dien verstande dat maximaal 45 kinderen gedurende 9 uren mogen spelen.

Ingevolge het bepaalde onder c kan in aanvulling op het bepaalde in lid 3.3.1, onder a, gedurende de dagperiode de gezondheidszorg in de vorm van dagbesteding gelijktijdig met de gezondheidszorg in de vorm van logeeropvang plaatsvinden ten behoeve van in totaal maximaal 70 cliënten.

Ingevolge het bepaalde onder d mag ten behoeve van het gebruik als bepaald in lid 3.3.1, onder c, gebruik worden gemaakt van de speelvoorzieningen, met dien verstande dat daarbij de volgende verdeling van de speeluren in acht wordt genomen: het aantal speeluren op de speelvoorzieningen ter plaatse van de aanduidingen "specifieke vorm van maatschappelijk - speelterrein 1" en "specifieke vorm van maatschappelijk - speelterrein 2" samen bedraagt maximaal 840.

Ingevolge het bepaalde onder e mag de gezondheidszorg in de vorm van logeeropvang in de dagperiode, avondperiode en nachtperiode plaatsvinden ten behoeve van maximaal 20 cliënten van de zorgboerderij.

Ingevolge het bepaalde onder f mag ten behoeve van het gebruik als bepaald in lid 3.3.1, onder e, gebruik worden gemaakt van de speelvoorzieningen, met dien verstande dat daarbij de volgende verdeling van de speeluren in acht wordt genomen:

1. het aantal speeluren op de speelvoorzieningen ter plaatse van de aanduidingen "specifieke vorm van maatschappelijk - speelterrein 1" en "specifieke vorm van maatschappelijk - speelterrein 2" samen bedraagt in de avondperiode maximaal 60;

2. het aantal speeluren op de speelvoorzieningen ter plaatse van de aanduidingen "specifieke vorm van maatschappelijk - speelterrein 1" en "specifieke vorm van maatschappelijk - speelterrein 2" samen bedraagt in de nachtperiode maximaal 20.

5.2. Uit hoofdstuk 2 van het ten behoeve van het plan opgestelde akoestisch rapport blijkt dat bij het onderzoek naar de te verwachten geluidbelasting van het initiatief toepassing is gegeven aan de daartoe geadviseerde toetsingssystematiek als opgenomen in paragraaf B5.3 van bijlage 5 van de brochure "Bedrijven en milieuzonering 2009" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure). In deze paragraaf is onder stap 2 opgenomen dat in het geval niet kan worden voldaan aan de aanbevolen richtafstand, akoestisch onderzoek dient te worden verricht. De VNG-brochure kent op dit punt alleen het onderscheid tussen het gebiedstype rustige woonwijk en het gebiedstype gemengd gebied. Andere gebiedstypen worden niet gehanteerd. In het akoestisch onderzoek is uitgegaan van het gebiedstype rustige woonwijk, waarvoor in de VNG-brochure lagere maximale geluidnormen zijn opgenomen dan voor het gebiedstype gemengd gebied. De Handreiking is een instrument bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu. De raad is niet verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan de in de Handreiking neergelegde geluidnormen als uitgangspunt te nemen. Naar het oordeel van de Afdeling hebben [appellante sub 1] en anderen niet aannemelijk gemaakt dat de raad zich niet in redelijkheid op de in het akoestisch rapport gehanteerde geluidnormen uit de VNG-brochure voor het gebiedstype rustige woonwijk heeft kunnen baseren.

In het akoestisch rapport is de te verwachten geluidbelasting bij activiteiten die kunnen worden uitgevoerd met de bestaande bebouwing (hierna: scenario huidig) en die ten gevolge van de maximale mogelijkheden van het plan onderzocht (hierna: scenario maximaal). Voor het scenario huidig is uitgegaan van 35 kinderen die gedurende 12 uur buiten spelen op speelterrein 2. Ingevolge artikel 3, lid 3.1.1, aanhef en onder b, aanhef en sub 2, van de planregels mag op speelterrein 2 het daarbij behorende aantal speeluren worden gespeeld, maar met dien verstande dat maximaal 45 kinderen 9 uur buiten mogen spelen. Ter zitting heeft Barten, die het akoestisch rapport heeft opgesteld, toegelicht dat in het akoestisch rapport is uitgegaan van de gemiddelde geluidbelasting die een spelend kind veroorzaakt. Volgens Barten is voor de te verwachten gemiddelde geluidbelasting niet relevant of 35 kinderen gedurende 12 uur spelen of 45 kinderen gedurende 9 uur spelen. De Afdeling ziet geen aanleiding om aan deze uitleg te twijfelen. Het spelen van 45 kinderen gedurende 9 uur leidt tot een totaal aantal speeluren van 405. Artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder b, aanhef en sub 2, van de planregels bevat derhalve een onjuist aantal speeluren. Gelet op de uitleg van Barten bestaat evenwel geen aanleiding voor het oordeel dat de te verwachten geluidbelasting van de in het plan toegestane gebruiksmogelijkheden op speelterrein 2 in het akoestisch rapport is onderschat.

In het akoestisch rapport staat voorts dat bij het scenario maximaal in tegenstelling tot het scenario huidig het aantal spelende kinderen per speelterrein niet wordt gemaximeerd. De conclusie in het akoestisch onderzoek is dat ook bij het scenario maximaal aan de normstellingen kan worden voldaan. Gelet hierop heeft de raad in redelijkheid kunnen afzien van een maximering van het aantal spelende kinderen per speelterrein in artikel 3, lid 3.3.1, onder d, van de planregels.

Voorts is in het scenario maximaal uitgegaan van 20 buiten spelende kinderen in de nachtperiode, daargelaten de vraag of deze situatie zich zal voordoen. Zoals hiervoor is overwogen staat in het akoestisch onderzoek dat ook bij het scenario maximaal wordt voldaan aan de normstelling. [appellante sub 1] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat desondanks een onaanvaardbare geluidhinder van 20 buiten spelende kinderen in de nachtperiode valt te verwachten. Verder acht de raad logeeropvang buiten het weekend en schoolvakanties ook aanvaardbaar. Gelet hierop heeft de raad in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om de logeeropvang te beperken tot het weekend en de schoolvakanties.

Het betoog faalt.

6. [appellante sub 1] en anderen betogen dat het plan leidt tot een onaanvaardbare aantasting van hun woon- en leefklimaat. Door de in het plan voorziene geluidwerende voorziening ter plaatse van de woning van [appellant sub 1A] wordt zijn uitzicht onevenredig beperkt. Volgens [appellante sub 1] en anderen heeft de raad geen deugdelijke belangenafweging gemaakt.

6.1. Aan een strook grond van ongeveer 68 m lang en 1 m breed aan de westzijde van het plangebied is de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - geluidwerende voorzieningen 1" toegekend. Ter hoogte van het perceel van [appellant sub 1A], dat ligt op ongeveer 7 m van het plangebied, zijn aan deze strook grond de aanduidingen "maximumbouwhoogte (m) = 3" en "minimumbouwhoogte (m) = 3" toegekend. Het perceel van [appellant sub 1B] ligt op een afstand van 25 m ten zuiden van het plangebied. Niet is gebleken dat op het perceel van [appellant sub 1C], naast de exploitatie van het bedrijf van [appellant sub 1D], wordt gewoond.

6.2. Niet kan worden uitgesloten dat de zorgaccommodatie zal leiden tot enige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen van [appellant sub 1B] en [appellant sub 1A]. De raad heeft bij zijn belangenafweging betrokken dat thans op het perceel van [appellant sub 1A] een heg van ongeveer 2 m hoog staat en het in het plan voorziene geluidscherm van maximaal 3 m ter plaatse van zijn perceel daarom leidt tot een beperkte wijziging van de bestaande situatie. Voorts heeft de raad bij zijn belangenafweging betrokken dat de geluidwerende voorziening zal worden beplant en geluidschermen van 2 m hoog ter plaatse vergunningvrij kunnen worden opgericht. Daarom heeft de raad meer gewicht toegekend aan het belang bij het realiseren van de zorgaccommodatie dan bij het belang van [appellant sub 1A] bij het behoud van zijn uitzicht. Gelet op het voorgaande en in aanmerking genomen de afstand tussen het perceel van [appellant sub 1B] en het plangebied, heeft de raad niet hoeven uitgaan van een zodanig ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen van [appellant sub 1B] en [appellant sub 1A] dat hij het plan niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen.

Het betoog faalt.

7. Het beroep van [appellante sub 1] en anderen is ongegrond.

Het beroep van [appellant sub 2]

8. [appellant sub 2] woont in de directe omgeving van het plangebied en voert aan dat het plan ten onrechte een ontsluiting van de voorziene zorgboerderij via de Kwartelweg mogelijk maakt. Volgens [appellant sub 2] is deze weg niet openbaar en hebben alleen eigenaren en gebruikers van de landbouwpercelen die aan de Kwartelweg liggen toegang tot het hek waarmee de weg wordt afgesloten. Uit het dwarsprofiel dat de raad van de weg heeft laten maken, blijkt volgens [appellant sub 2] dat deze erg smal is. Hij stelt dat de strook grond waarop de oostelijke berm ligt zijn eigendom is. Voertuigen moeten over die berm rijden om elkaar te kunnen passeren. Dit intensievere gebruik van de berm brengt volgens [appellant sub 2] extra kosten met zich. Het profiel van de Kwartelweg is volgens [appellant sub 2] volgens de normen die het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (hierna: CROW) stelt ontoereikend. Met name de grote voertuigen die van de weg gebruik maken zijn een gevaar voor fietsers en bromfietsers. De raad heeft de verkeersonveilige situatie die als gevolg van het plan zal ontstaan volgens [appellant sub 2] onvoldoende onderkend. De bezoekers van de zorgboerderij kunnen volgens hem ook gebruik maken van de inritten naast de woning van de initiatiefnemer van het plan, zodat het niet nodig is de Kwartelweg te gebruiken.

8.1. De raad stelt dat de Kwartelweg een openbare weg is. Voor de ontsluiting van het logeergebouw van de zorgboerderij zal alleen gebruik worden gemaakt van het stuk van de weg dat niet is afgesloten met een hek. De raad bestrijdt dat [appellant sub 2] eigenaar is van de oostelijke berm. Dat de weg niet voldoet aan de richtlijnen van het CROW betekent volgens de raad niet dat de weg niet kan worden gebruikt als openbare weg. Het plan zal volgens de raad maximaal 40 extra motorvoertuigbewegingen per dag op deze weg tot gevolg hebben. Dit extra verkeer zal niet leiden tot een onveilige verkeerssituatie. Dat er zich situaties kunnen voordoen waarin de bestuurder van een voertuig in verband met een tegenligger over de berm moet rijden, betekent volgens de raad niet dat het plan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Dergelijke situaties komen in het buitengebied vaker voor en zijn niet per definitie gevaarlijk.

8.2. Op de wegenlegger die de raad ter zitting heeft getoond staat de Kwartelweg vermeld, zonder vermelding van beperkingen in het gebruik van de weg. Dit brengt mee dat de Kwartelweg ingevolge artikel 49 van de Wegenwet wordt aangemerkt als een openbare weg. [appellant sub 2] heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. Voorts heeft hij niet aangetoond dat voertuigen op de Kwartelweg over zijn grond zullen moeten rijden om elkaar te kunnen passeren. De raad heeft in dat verband toegelicht dat op de weg twee grote stenen liggen, om te voorkomen dat voertuigen over de grond van [appellant sub 2] rijden. De raad heeft zich voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat, hoewel de weg niet voldoet aan de normen van het CROW, deze wel kan worden gebruikt als openbare weg. [appellant sub 2] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het extra verkeer als gevolg van het plan tot dusdanig gevaarlijke situaties zal leiden dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten de voorziene zorgboerderij via de Kwartelweg te ontsluiten. De enkele omstandigheid dat voertuigen elkaar door de berm moeten passeren is hiervoor onvoldoende, nu niet aannemelijk is dat de weg intensief zal worden gebruikt

Het betoog faalt.

9. [appellant sub 2] voert aan dat de raad in het kader van het akoestisch onderzoek ten onrechte niet heeft onderzocht in hoeverre de toename van het verkeersgeluid als gevolg van de voorziene ontwikkeling aanvaardbaar is. De geluidbelasting op de gevel van zijn woning en zijn perceel zal als gevolg van het extra verkeer omhoog gaan.

9.1. De raad stelt dat de geluidbelasting op de zijgevel van de woning van [appellant sub 2] als gevolg van het inrichtingsgebonden verkeer in het geluidsrapport in eerste instantie niet als indirecte hinder is beschouwd, omdat dit verkeer zich ter plaatse van de woningen langs de Kwartelweg niet van het overige verkeer zal onderscheiden. Aanvullend op het geluidsrapport is een indicatieve berekening gemaakt van de geluidbelasting als gevolg van het inrichtingsgebonden verkeer op de Kwartelweg. De raad heeft voor de beoordeling van de geluidbelasting aangesloten bij de circulaire van de toenmalige Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 29 februari 1996, kenmerk MBG 96006131, inzake "Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer" (hierna: de schrikkelcirculaire). Uit de berekeningen blijkt dat de geluidbelasting op de zijgevel van de woning van [appellant sub 2] niet boven de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde die is opgenomen in de schrikkelcirculaire uit komt. De Afdeling is van oordeel dat de raad op deze manier de geluidbelasting van de voorziene ontwikkeling op de woning van [appellant sub 2] voldoende heeft onderzocht en zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat dit niet leidt tot een onaanvaardbare situatie.

Het betoog faalt.

10. Het beroep van [appellant sub 2] is ongegrond.

Conclusie

11. De beroepen zijn ongegrond.

12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. J.W. van de Gronden, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.J.R.R. Brock, griffier.

w.g. Kranenburg w.g. Brock
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 2 december 2015

603.