Uitspraak 200104652/1


Volledige tekst

200104652/1.
Datum uitspraak: 1 mei 2002

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats]

tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Utrecht van 21 augustus 2001 in het geding tussen:

appellant

en

de minister van Verkeer en Waterstaat.

1. Procesverloop

Bij besluit van 15 maart 1999 heeft de minister van Verkeer en Waterstaat (hierna: de minister) de aanvraag van appellant tot inschrijving krachtens de Regeling Toezicht Luchtvaart van het ultra lichte vliegtuig PH-3D2, afgewezen.

Bij besluit van 2 april 1999 is de minister overgegaan tot afgifte van een bewijs van inschrijving met een onbeperkte geldigheidsduur voor het ultra lichte vliegtuig PH-3D2.

Bij besluit van 8 mei 2000 heeft de minister het door appellant tegen het besluit van 15 maart 1999 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 21 augustus 2001, verzonden op dezelfde datum, heeft de arrondissementsrechtbank te Utrecht (hierna: de rechtbank) het door appellant daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 september 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 7 januari 2002 heeft de minister van antwoord gediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 april 2002, waar appellant in persoon en de minister, vertegenwoordigd door mr. G.H.H. Bisschoff, ambtenaar van het ministerie, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling Toezicht Luchtvaart (hierna: de RTL) worden in het Nederlandse register voor burgerluchtvaartuigen, behoudens het bepaalde in het vierde lid, luchtvaartuigen ingeschreven die in een lidstaat van de Europese Unie of in één van de staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, zijn vervaardigd en die niet uit het vrije verkeer zijn gebracht, of waarvoor de bij het in het vrije verkeer brengen vereiste douaneformaliteiten zijn vervuld.

2.2. Appellant heeft betoogd dat de rechtbank het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in verband met het ontbreken van procesbelang. Tevens heeft hij betoogd dat hij een rechterlijk oordeel nodig heeft voor het verkrijgen van schadevergoeding, nu de eis tot overlegging van de gewraakte douaneverklaring in strijd is met het communautaire recht.

Nu appellant ter zitting heeft gezegd dat er geen sprake is van schade en slechts hoger beroep is ingesteld teneinde een rechterlijk oordeel te kunnen verkrijgen over de communautaire kwestie en de rechtmatigheid van de aanvankelijke weigering, is de Afdeling van oordeel dat de rechtbank terecht en op goede gronden heeft geoordeeld dat procesbelang ontbreekt.

2.3. De rechtbank heeft voorts terecht en op goede gronden vastgesteld dat de Nederlandse Vereniging voor Amateur Vliegtuigbouwers en Skycastle Aircraft / Zenair-Holland niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt.

2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. P.J. Boukema, Voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. H.G. Lubberdink, Leden, in tegenwoordigheid van mr. E.J.J.M. van Tielraden, ambtenaar van Staat.

w.g. Boukema w.g. Van Tielraden
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2002

156-405.