Uitspraak 201400711/1/R3 en 201401246/1/R3


Volledige tekst

201400711/1/R3 en 201401246/1/R3.
Datum uitspraak: 19 augustus 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in de gedingen tussen:

1. [appellant sub 1], wonend te Rucphen,
2. [appellant sub 2], wonend te Rucphen,
3. [appellant sub 3A] en [appellante sub 3B] (hierna tezamen en in
enkelvoud: [appellant sub 3]), wonend te Rucphen,
4. [appellant sub 4A] en [appellante sub 4B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 4]), wonend te Rucphen,
5. [appellant sub 5], wonend te Rucphen,
6. [appellant sub 6], wonend te Rucphen,
7. [appellant sub 7A] en [appellante sub 7B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 7]), wonend te Sint Willebrord, gemeente Rucphen,
8. [appellant sub 8], wonend te Sprundel, gemeente Rucphen,
appellanten,

en

de raad van de gemeente Rucphen,
verweerder

respectievelijk

1. [appellant sub 9A] en [appellante sub 9B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 9]), wonend te Sint Willebrord, gemeente Rucphen,
2. [appellant sub 10A] en [appellante sub 10B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 10]), wonend te Sint Willebrord, gemeente Rucphen,
3. [appellant sub 11A] en [appellante sub 11B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 11]), wonend te Sint Willebrord, gemeente Rucphen,
4. [appellant sub 12], wonend te Sprundel, gemeente Rucphen,
5. [appellant sub 13], wonend te Rucphen,
6. [appellant sub 7A] en [appellante sub 7B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 7]), wonend te Sint Willebrord, gemeente Rucphen,
7. [appellant sub 8], wonend te Sprundel, gemeente Rucphen,
appellanten,

en

de raad van de gemeente Rucphen,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 11 december 2013 heeft de raad de bestemmingsplannen "Buitengebied 2012, Verlengde Helakkerstraat" en "Kom St. Willebrord, Verlengde Vosdonkseweg" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 9], [appellant sub 10], [appellant sub 11], [appellant sub 12], [appellant sub 13], [appellant sub 7], [appellant sub 8], [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5], en [appellant sub 6], beroep ingesteld.

De beroepen tegen het bestemmingsplan "Buitengebied 2012, Verlengde Helakkerstraat" zijn geregistreerd onder zaak nr. 201400711/1/R3.
De beroepen tegen het bestemmingsplan "Kom St. Willebrord, Verlengde Vosdonkseweg" zijn geregistreerd onder zaak nr. 201401246/1/R3.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (hierna: StAB) heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht. [appellant sub 12], [appellant sub 8], [appellant sub 1], [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5], [appellant sub 6] en de raad hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.

[appellant sub 11], [appellant sub 12], [appellant sub 8], [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 6] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaken gevoegd en ter zitting behandeld op 7 mei 2015, waar [appellant sub 12], bijgestaan door mr. R. Mulder, [appellant sub 1], bijgestaan door mr. C.R. Jansen, [appellant sub 2], bijgestaan door mr. D. van de Weerdt, [appellant sub 3], vertegenwoordigd door mr. A.M.H. Dellaert, advocaat te Zoetermeer, [appellant sub 4], bijgestaan door voornoemde mr. A.M.H. Dellaert, [appellant sub 5], bijgestaan door mr. F.H. Damen, advocaat te Tilburg, en ing. J.J.J. van Beek, [appellant sub 6], bijgestaan door voornoemde mr. D. van de Weerdt, en de raad, vertegenwoordigd door A.A.M. Dirks en A.J.J.P. Schrauwen, beiden werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door drs. J.M. van Riet en ing. W.K. Swolfs, beiden werkzaam bij het onderzoeksbureau Rho Adviseurs voor leefruimte, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.

2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

3. Het
bestemmingsplan "Kom St. Willebrord, Verlengde Vosdonkseweg" voorziet in het tracédeel van een nieuwe weg tussen de Vosdonkseweg en de Kozijnenhoek, tussen de kernen van Sint Willebrord en Sprundel. Het bestemmingsplan "Buitengebied 2012, Verlengde Helakkerstraat" voorziet in het tracédeel van een nieuwe weg tussen de kruising van de Kozijnenhoek met de Helakkerstraat en de Bernhardstraat, ten zuidwesten van de kern van Sint Willebrord. Met de bestemmingsplannen wordt beoogd te voorzien in de aanleg van de Verlengde Vosdonkseweg onderscheidenlijk de Verlengde Helakkerstraat. De bestemmingsplannen hebben als doel de kernen van Rucphen, Sint Willebrord en Sprundel te ontlasten van het doorgaande verkeer tussen de rijksweg A58 en de kern van Zundert, het doorgaande verkeer beter te faciliteren en de ontsluiting van het zogeheten gebied "Binnentuin" te verbeteren. De huidige verkeersstructuur bestaat voor een belangrijk deel uit wegen die dwars door de centrumzones van de drie kernen gaan.

4. De beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5] en [appellant sub 6] zijn gericht tegen het bestemmingsplan "Buitengebied 2012, Verlengde Helakkerstraat". Zij wonen onderscheidenlijk aan de [locatie 1], [locatie 2], [locatie 3], [locatie 4], [locatie 5] en [locatie 6].

De beroepen van [appellant sub 9], [appellant sub 10], [appellant sub 11], [appellant sub 12] en [appellant sub 13], zijn gericht tegen het bestemmingsplan "Kom St. Willebrord, Verlengde Vosdonkseweg". Zij wonen onderscheidenlijk aan de [locatie 7], [locatie 8], [locatie 9], [locatie 10] en [locatie 11].

De beroepen van [appellant sub 7] en [appellant sub 8] zijn gericht tegen beide bestemmingsplannen. Zij wonen onderscheidenlijk aan de [locatie 12] en [locatie 13].

Formele bezwaren

5. Voor zover de raad zich op het standpunt stelt dat sommige beroepsgronden buiten bespreking dienen te worden gelaten, omdat deze niet in de zienswijzefase naar voren zijn gebracht, overweegt de Afdeling dat binnen de door de wet en de goede procesorde begrensde mogelijkheden, geen rechtsregel eraan in de weg staat dat bij de beoordeling van het beroep gronden worden betrokken die na het nemen van het bestreden besluit zijn aangevoerd en niet als zodanig in de uniforme openbare voorbereidingsprocedure met betrekking tot het desbetreffende besluitonderdeel naar voren zijn gebracht.

In de zienswijzen van appellanten is bezwaar gemaakt tegen de bestemmingsplannen. Tegen de bestemmingsplannen kunnen derhalve beroepsgronden worden aangevoerd die niet in de zienswijze naar voren zijn gebracht en die eerst in het beroepschrift zijn aangevoerd.

6. [appellant sub 11], [appellant sub 12], [appellant sub 13], [appellant sub 7] en [appellant sub 5] betogen dat de wijze waarop de raad de naar voren gebrachte zienswijzen tegen de bestemmingsplannen heeft behandeld in strijd is met artikel 3:46 van de Awb.

Artikel 3:46 van de Awb verzet zich er niet tegen dat de raad de zienswijzen samengevat weergeeft. Dat niet op ieder argument ter ondersteuning van een zienswijze afzonderlijk is ingegaan, is op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet voldoende is gemotiveerd. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten niet in de overwegingen zijn betrokken. De betogen falen.

7. Voor zover [appellant sub 2] en [appellant sub 6] betogen dat de raad ten onrechte geen inspraakmogelijkheid heeft geboden voorafgaand aan het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012, Verlengde Helakkerstraat", overweegt de Afdeling dat het bieden van inspraak geen deel uitmaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) geregelde bestemmingsplanprocedure. Het schenden van een mogelijke inspraakverplichting heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de bestemmingsplanprocedure en het bestemmingsplan.

8. [appellant sub 2] en [appellant sub 6] voeren aan dat de raad hen ten onrechte geen kennis heeft gegeven van de aanvulling van de ter inzage gelegde stukken met een nieuwere versie van het rapport "Rucphen, Omleidingswegen Rucphen, Sprundel en St. Willebrord" van het onderzoeksbureau Rho Adviseurs voor leefruimte van 11 december 2013 (hierna: Mobiliteitstoets).

8.1. Ingevolge artikel 3:11 van de Awb legt het bestuursorgaan het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage.

Ingevolge artikel 3:14, eerste lid, van de Awb, vult het bestuursorgaan de ter inzage gelegde stukken aan met nieuwe relevante stukken en gegevens.

8.2. De ontwerpen van de bestemmingsplannen hebben vanaf 16 augustus 2013 zes weken ter inzage gelegen. Niet in geschil is dat de Mobiliteitstoets, dat een op het ontwerpplan betrekking hebbend stuk is, ter inzage is gelegd en dat dit stuk tijdens de terinzagelegging met een nieuwere versie van de Mobiliteitstoets is aangevuld. Het aanvullen van de ter inzage gelegde stukken is ingevolge artikel 3:14, eerste lid, van de Awb verplicht. Hiervan behoeft geen afzonderlijke kennisgeving te worden gedaan. De betogen falen.

Milieueffectrapportage

9. [appellant sub 9], [appellant sub 10], [appellant sub 11], en [appellant sub 8] betogen dat het bestemmingsplan voor de Verlengde Vosdonkseweg in strijd met het Besluit milieueffectrapportage (hierna: Besluit m.e.r.) is vastgesteld. [appellant sub 2], [appellant sub 6] en [appellant sub 8] betogen dat het bestemmingsplan voor de Verlengde Helakkerstraat in strijd met het Besluit m.e.r. is vastgesteld.

Zij voeren aan dat de raad heeft nagelaten een milieueffectrapport voor besluiten (hierna: besluit-MER) te maken, te beoordelen of een milieueffectrapport had moeten worden gemaakt dan wel te beoordelen of een zogenoemde vormvrije m.e.r-beoordeling had moeten worden uitgevoerd. Zij voeren aan dat de tracédelen van de Verlengde Vosdonkseweg en de Verlengde Helakkerstraat niet op zichzelf, maar tezamen met de andere maatregelen dienen te worden bezien die de omleiding van het verkeer om de kernen mogelijk maken. Volgens [appellant sub 2] en [appellant sub 6] heeft de raad de MER-plicht omzeild door de procedure voor de totale omleiding op te knippen. Voorts wijzen zij er op dat er een MER is gemaakt met het oog op de aanleg van het oorspronkelijke tracé "Kort om de kom". De raad heeft onvoldoende gemotiveerd waarom geen MER hoeft te worden opgesteld.

9.1. De raad stelt zich op het standpunt dat in de voorbereiding van de plannen geen MER hoefde te worden gemaakt en dat er ook geen beoordelingsplicht geldt. Volgens de raad was ten behoeve van de aanleg van het oorspronkelijke tracé "Kort om de kom" een MER gemaakt, omdat het in dat geval, anders dan in de voorliggende zaak, om een activiteit ging als bedoeld in categorie 1.2 van onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r.

9.2. Ingevolge artikel 7.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer worden bij algemene maatregel van bestuur de activiteiten aangewezen:

a. die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu;

b. ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

Ingevolge het derde lid worden terzake van de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onder a, de categorieën van besluiten aangewezen bij de voorbereiding waarvan een MER moet worden gemaakt.

Ingevolge het vierde lid worden terzake van de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onder b, de categorieën van besluiten aangewezen in het kader waarvan het bevoegd gezag krachtens de artikelen 7.17 of 7.19 moet beoordelen of die activiteiten de in dat onderdeel bedoelde gevolgen hebben, en indien dat het geval is, bij de voorbereiding waarvan een MER moet worden gemaakt.

Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Besluit m.e.r. worden als activiteiten als bedoeld in artikel 7.2, eerste lid, onder a, van de wet aangewezen de activiteiten die behoren tot een categorie die in onderdeel C van de bijlage is omschreven.

Ingevolge het tweede lid worden als activiteiten als bedoeld in artikel 7.2, eerste lid, onder b, van de wet aangewezen de activiteiten die behoren tot een categorie die in onderdeel D van de bijlage is omschreven.

Ingevolge het vierde lid worden als categorieën van besluiten als bedoeld in artikel 7.2, derde en vierde lid, van de Wet aangewezen de categorieën die in kolom 4 van onderdeel C onderscheidenlijk onderdeel D van de bijlage zijn omschreven.

Ingevolge het vijfde lid geldt voor zover in de bijlage, onderdeel C, bij een categorie van activiteiten categorieën van gevallen zijn aangegeven de verplichting tot het maken van een milieueffectrapport in zodanige gevallen. Voor zover in de bijlage, onderdeel D, bij een categorie van activiteiten categorieën van gevallen zijn aangegeven geldt de verplichting tot het toepassen van de artikelen 7.16 tot en met 7.19 van de wet:

a. in zodanige gevallen en

b. in overige gevallen waarin op grond van selectiecriteria als bedoeld in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben.

Ingevolge onderdeel A, onder 1, van de bijlage bij het Besluit m.e.r. wordt in deze bijlage onder autoweg verstaan:

a. een voor autoverkeer bestemde weg die alleen toegankelijk is via knooppunten of door verkeerslichten geregelde kruispunten en waarop het is verboden te stoppen en te parkeren, of

b. een weg als bedoeld in artikel 1, onder d, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: Rvv 1990).

Ingevolge artikel 1 van het Rvv 1990 wordt in dit besluit en de daarop berustende bepalingen onder een autoweg verstaan een weg aangeduid door bord G3 van Bijlage I.

In categorie 1.2 van onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is in kolom 1 de aanleg van een autosnelweg of autoweg aangewezen als activiteit ten aanzien waarvan het maken van een milieueffectrapportage verplicht is. In categorie 1.3 is in kolom 1 de aanleg, wijziging of uitbreiding van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, of verlegging of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken niet zijnde een autosnelweg of autoweg aangewezen als een dergelijke activiteit.

In categorie 1.1 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is in kolom 1 de wijziging of uitbreiding van een autosnelweg of autoweg aangewezen als activiteit ten aanzien waarvan de procedure als bedoeld in de artikelen 7.16 tot en met 7.20 van de wet van toepassing is. In categorie 1.2 is in kolom 1 de wijziging of uitbreiding van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, of verlegging of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken niet zijnde een autosnelweg of autoweg als een dergelijke activiteit aangewezen.

9.3. In het deskundigenbericht staat, onder verwijzing naar de plantoelichtingen en het verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van 12 november 2013, dat de nieuwe weg, bestaande uit twee tracédelen, niet alleen toegankelijk is via knooppunten of door verkeerslichten geregelde kruispunten, omdat op de weg voorrangskruisingen zijn voorzien. Daarnaast is het op deze weg niet verboden te stoppen en te parkeren. Voorts staat in het deskundigenbericht dat het niet om een weg gaat die met een verkeersbord wordt aangeduid als autoweg, als bedoeld in artikel 1, onder d, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. De Afdeling ziet geen aanknopingspunten om in zoverre te twijfelen aan de juistheid van het deskundigenbericht.

Gelet hierop voorzien de plannen niet in een autosnelweg of autoweg als bedoeld in categorie 1.2 van onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Evenmin voorzien de plannen in een activiteit als bedoeld in categorie 1.3 van onderdeel C, omdat de weg blijkens kaartmateriaal van het wegprofiel twee en niet vier of meer rijstroken zal hebben. Nu geen sprake is van een activiteit als bedoeld in onderdeel C komt de Afdeling niet toe aan de vraag of de drempelwaarden van kolom 2 worden overschreden. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich op het standpunt mogen stellen dat bij de voorbereiding van de plannen geen besluit-MER hoefde te worden gemaakt.

Nu de bestemmingsplannen in de aanleg van een nieuwe weg voorzien en deze activiteit in onderdeel D niet als een activiteit is aangewezen, hoefde de raad evenmin te beoordelen of een besluit-MER had moeten worden gemaakt.

In gevallen waarin een activiteit genoemd wordt in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r., maar de omvang van deze activiteit onder de in kolom 2 vastgelegde drempelwaarden blijft, dient het bevoegd gezag een zogenoemde vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren. Omdat het in dit geval niet gaat om een activiteit die genoemd wordt in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. hoefde de raad geen vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren. De betogen falen.

Artikel 3.1.6 Bro

10. [appellant sub 11] en [appellant sub 10] betogen dat het bestemmingsplan "Kom St. Willebrord, Verlengde Vosdonkseweg" in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro is vastgesteld. Daartoe voeren zij aan dat de in dit bestemmingsplan voorziene weg niet in een actuele regionale behoefte, maar in een lokale behoefte voorziet.

10.1. Ingevolge artikel 3.1.6, tweede lid, onder a, van het Bro voldoet de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt aan de voorwaarde dat er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke voorziening voorziet in een actuele regionale behoefte.

Ingevolge artikel 1.1.1, eerste lid, onder i, van het Bro wordt in het Bro onder stedelijke ontwikkeling verstaan een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

10.2. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 18 februari 2015 in zaak nr. 201400570/1/R6 wordt de aanleg van een weg niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, in samenhang met artikel 1.1.1, eerste lid, onder i, van het Bro. Gelet hierop is artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro niet van toepassing. De betogen falen.

Verordening 2012

11. [appellant sub 9], [appellant sub 11] en [appellant sub 10] betogen dat het bestemmingsplan voor de Verlengde Vosdonkseweg in strijd met artikel 2.2 van de Verordening ruimte 2012 van de provincie Noord-Brabant (hierna: Verordening 2012) is vastgesteld. [appellant sub 5] betoogt dat het bestemmingsplan voor de Verlengde Helakkerstraat in strijd met dit artikel is vastgesteld. Zij voeren aan dat de kwaliteitsverbetering van het landschap en de landschappelijke inpassing van de Verlengde Vosdonkseweg onderscheidenlijk de Verlengde Helakkerstraat ten onrechte niet zijn zekergesteld.

11.1. Uit de kaartbijlagen bij de Verordening 2012 volgt dat alleen het westelijke deel van het tracédeel van de Verlengde Vosdonkseweg buiten bestaand stedelijk gebied ligt. Het gehele tracédeel van de Verlengde Helakkerstraat ligt buiten bestaand stedelijk gebied.

Ingevolge artikel 2.2, eerste lid, bevat een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied een verantwoording van de wijze waarop financieel, juridisch en feitelijk is verzekerd dat de realisering van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied waarop de ontwikkeling haar werking heeft.

11.2. Aan de gronden binnen het plangebied van het bestemmingsplan voor de Verlengde Vosdonkseweg is hoofdzakelijk de bestemming "Verkeer" toegekend.

Ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder b, van de planregels van het bestemmingsplan voor de Verlengde Vosdonkseweg zijn de voor "Verkeer" aangewezen gronden bestemd voor onder meer groenvoorzieningen.

Aan de gronden binnen het plangebied van het bestemmingsplan voor de Verlengde Helakkerstraat is hoofdzakelijk de bestemming "Verkeer" toegekend.

Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder b, van de planregels van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012, Verlengde Helakkerstraat" zijn de voor "Verkeer" aangewezen gronden bestemd voor onder meer groenvoorzieningen.

11.3. Uit paragraaf 4.2 van de toelichtingen van beide bestemmingsplannen volgt dat het beleefbaar maken van de van oorsprong scherpe grens tussen de kern van Sint Willebrord en het landschap als uitgangspunt is genomen voor de kwaliteitsverbetering van het landschap. Daartoe wordt binnen het tracédeel van de Verlengde Helakkerstraat een groenzone gerealiseerd met hogere en lagere gradiënten, waarin struweel bepalend zal zijn, waarmee de weg ook landschappelijk wordt ingepast. De Verlengde Vosdonkseweg komt grotendeels in bestaand stedelijk gebied te liggen, zodat landschappelijke inpassing hier van mindere betekenis is. De inpassing van deze weg vindt plaats met stedelijke elementen. Voor de inpassing van het deel van de Verlengde Vosdonkseweg ter plaatse van de aanhaking op de Verlengde Helakkerstraat geldt hetzelfde uitgangspunt als voor de Verlengde Helakkerstraat. De kwaliteitsverbetering en de landschappelijke inpassing zijn binnen de bestemming "Verkeer" mogelijk en zijn financieel geborgd met het door de provincie en de gemeente beschikbaar gestelde krediet.

Gelet op het voorgaande hebben [appellant sub 9], [appellant sub 11], [appellant sub 10] en [appellant sub 5] niet aannemelijk gemaakt dat de kwaliteitsverbetering van het landschap en de landschappelijke inpassing van de Verlengde Vosdonkseweg onderscheidenlijk de Verlengde Helakkerstraat niet zijn zekergesteld. Niet gebleken is dat de mogelijkheden van de bestemmingsplannen daartoe niet volstaan. De Afdeling ziet derhalve geen grond voor het oordeel dat de bestemmingsplannen voor de Verlengde Vosdonkseweg en de Verlengde Helakkerstraat in strijd met artikel 2.2 van de Verordening 2012 zijn vastgesteld. De betogen falen.

12. [appellant sub 9] betoogt dat het bestemmingsplan voor de Verlengde Vosdonkseweg ook in strijd met artikel 2.1 van de Verordening 2012 is vastgesteld, omdat dit plan niet in overeenstemming is met het principe van zorgvuldig ruimtegebruik.

12.1. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van de Verordening 2012 draagt een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving, in het bijzonder aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. De toelichting bij dat plan bevat daaromtrent een verantwoording.

12.2. Wat betreft het principe van zorgvuldig ruimtegebruik staat in de toelichting van het bestemmingsplan voor de Verlengde Vosdonkseweg dat omliggende wegen binnen het bestaand stedelijk gebied geen oplossing bieden voor de verkeersproblemen. Deze verkeersproblematiek vormt juist aanleiding voor de nieuwe weg. Een nieuw bestemmingsplan is noodzakelijk, omdat het planologische regime voor de gronden waarop de weg is voorzien, daarin niet voorziet.

Gelet op deze toelichting, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het bestemmingsplan voor de Verlengde Vosdonkseweg in strijd met artikel 2.1 van de Verordening 2012 is vastgesteld. Het betoog faalt.

13. [appellant sub 11] en [appellant sub 10] betogen dat het bestemmingsplan voor de Verlengde Vosdonkseweg in strijd met artikel 3.3 en artikel 11.13 van de Verordening 2012 is vastgesteld.

13.1. Ingevolge artikel 3.3, eerste lid, van de Verordening 2012 kan een bestemmingsplan gelegen in een zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, in afwijking van artikel 3.2, voorzien in een stedelijke ontwikkeling, mits de toelichting daaromtrent een verantwoording bevat.

Ingevolge artikel 11.13 bevat de toelichting bij een bestemmingsplan dat voorziet in de aanleg of wijziging van een gemeentelijke of provinciale weg buiten bestaand stedelijk gebied een beschrijving of een omschrijving van het onder a tot en met g van dit artikel vermelde.

13.2. De Afdeling overweegt dat in paragraaf 3.4 van de toelichting van het bestemmingsplan voor de Verlengde Vosdonkseweg een uiteenzetting wordt gegeven over de toetsing van het bestemmingsplan aan artikel 3.3 en artikel 11.13 van de Verordening 2012. Nu [appellant sub 11] en [appellant sub 10] geen argumenten hebben aangevoerd in verband waarmee geoordeeld zou moeten worden dat deze uiteenzetting onvolledig of onjuist zou zijn, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het bestemmingsplan voor de Verlengde Vosdonkseweg in strijd met artikel 3.3 en artikel 11.13 van de Verordening 2012 is vastgesteld. De betogen falen.

Provinciale structuurvisie

14. [appellant sub 5] betoogt dat in de toelichting van het bestemmingsplan voor de Verlengde Helakkerstraat onvoldoende is gemotiveerd dat het plan niet in strijd is met de structuurvisie Ruimtelijke Ordening van de provincie Noord-Brabant (hierna: structuurvisie).

14.1. De Afdeling overweegt dat de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan niet aan provinciaal beleid is gebonden. Wel dient de raad daarmee rekening te houden, hetgeen betekent dat dit beleid in de belangenafweging dient te worden betrokken.

In paragraaf 3.4 van de toelichting van het bestemmingsplan voor de Verlengde Helakkerstraat wordt uiteengezet dat het bestemmingsplan binnen de uitgangspunten van de structuurvisie past. De Afdeling ziet daarom geen grond voor het oordeel dat de raad het provinciale beleid, zoals neergelegd in de structuurvisie, niet in de belangenafweging heeft betrokken. Het betoog faalt.

Nut en noodzaak

15. [appellant sub 9], [appellant sub 10], [appellant sub 11], [appellant sub 12], [appellant sub 13], [appellant sub 5], [appellant sub 7] en [appellant sub 8] voeren aan dat het nut en de noodzaak voor de tracédelen voor de Verlengde Vosdonkseweg en de Verlengde Helakkerstraat ontbreken. Het regionale belang noodzaakt er niet toe om te voorzien in een verbinding tussen de rijksweg A58 en de provinciale weg N638, die naar Zundert leidt, en de raad heeft niet aannemelijk gemaakt dat er een lokaal verkeersprobleem is. Voorts stellen zij dat het verkeer niet uit de kernen zal worden geweerd, maar zich zal verplaatsen naar de rand van de kernen. Ook heeft de raad de toekomstige verkeersintensiteiten op de nieuwe wegen ten onrechte overschat. Verder heeft de raad ten onrechte geen rekening gehouden met nieuwe verkeersonveilige situaties, die zullen ontstaan met de nieuwe weg.

15.1. De raad stelt dat het doel is om de doorgaande routes vanaf de A58 in de richting van de N638 om de kernen van Rucphen, Sint Willebrord en Sprundel heen te leiden. De raad stelt dat in de bestemmingsplannen wegen zijn voorzien die zullen leiden tot een verbetering van de leefbaarheid en de verkeersveiligheid in de kernen van Rucphen, Sint Willebrord en Sprundel. De nieuwe route zal voorts leiden tot een verbetering van de bereikbaarheid van deze kernen en van de "Binnentuin", het gebied tussen de kernen ter plaatse van het bedrijventerrein Nijverhei, het sport- en vrijetijdscentrum "De Vijfsprong" en het voorzieningencluster "Binnentuin", waar tevens nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien.

15.2. In de toelichtingen van beide bestemmingsplannen staat dat de leefbaarheid in de centra van de kernen van Rucphen, Sint Willebrord en Sprundel onder druk staat als gevolg van het verkeer dat vanaf de A58 over de doorgaande routes naar de N638 rijdt. In het regionale verkeersnetwerk tussen de A58 en de N638 ontbreekt een schakel waardoor in de bestaande situatie het verkeer, dat voor een groot deel uit vrachtverkeer bestaat, met een hoge intensiteit over de doorgaande routes door de kernen rijdt.

In de kern van Sint Willebrord rijdt het verkeer door winkelgebied waardoor, mede vanwege plaatselijke parkeermanoeuvres, verkeersonveilige situaties ontstaan. Ook is de doorgaande route slecht oversteekbaar. Daarnaast rijdt het verkeer over een route met open klinkerverharding waardoor eerder trillinghinder en geluidoverlast optreedt. In het centrum van de kern van Sprundel, waar ook een school staat, komen doorgaande routes en het snelle en langzame verkeer samen. In de kern van Rucphen lopen doorgaande routes over onoverzichtelijke kruispunten. De hoge verkeersintensiteiten op deze routes leiden tot onveilige situaties en zijn daardoor ook slecht oversteekbaar voor schoolgaande kinderen. Daarnaast vindt op deze routes vermenging van de verblijfs- en verkeersfunctie plaats. Voorts staat in de toelichtingen van beide bestemmingsplannen dat de bestaande wegenstructuur onvoldoende is om de "Binnentuin" te ontsluiten.

Gelet op het vorenstaande overweegt de Afdeling dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat er geen lokale problemen zijn op het gebied van leefbaarheid, verkeersveiligheid en bereikbaarheid die door het verkeer vanaf de A58 naar de N638 worden veroorzaakt. Dat volgens [appellant sub 12] en [appellant sub 5] het regionale belang er niet toe noodzaakt om te voorzien in een verbinding tussen de A58 en de N638 betekent, wat daarvan ook zij, niet dat er geen noodzaak is voor de nieuwe tracédelen. De betogen falen.

15.3. Het rapport "Verbeteren Ontsluitingsstructuur Rucphen, selectie varianten en tracéonderzoek", van het onderzoeksbureau RoyalHaskoning van 29 november 2010 (hierna: Verkorte Planstudie) bevat een studie naar drie tracéalternatieven. Uit de integrale effectvergelijking op grond van de criteria verkeer en leefbaarheid, omgevingseffecten en haalbaarheid, komt het alternatief waarbij nieuwe wegen worden aangelegd tussen de Vosdonkseweg en de Kozijnenhoek, tussen de kruising van de Kozijnenhoek met de Helakkerstraat en de Bernhardstraat en tussen de Sprundelseweg en de Voreneindseweg als beste naar voren. Deze wegen zijn onderscheidenlijk als tracédelen A/Oost, B/west en C/Zuid aangeduid. Tracédeel C/Zuid zal in een later stadium mogelijk worden gemaakt en niet vóór het jaar 2020. Voormeld voorkeursalternatief gaat gepaard met maatregelen die er op zijn gericht het verkeer door de kernen te ontmoedigen en het verkeer om de kernen te leiden.

Met het voorkeursalternatief wordt beoogd dat het verkeer vanaf de afslag 21 van de A58, ter hoogte van de kern van Rucphen, over de Rucphenseweg, de Bernhardstraat en de nieuwe Verlengde Helakkerstraat in de richting van de N638 zal rijden. Daarnaast wordt beoogd dat het verkeer vanaf de afslag 19 van de A58, ter hoogte van de kern van Sint Willebrord, over de Vosdonkseweg, de nieuwe Verlengde Vosdonkseweg en de Industriestraat in de richting van de N638 zal rijden. Voormeld voorkeursalternatief gaat gepaard met zogeheten honing- en azijnmaatregelen die het verkeer stimuleren om de kernen te rijden onderscheidenlijk ontmoedigen door de kernen te rijden. Zo worden de Rucphenseweg, de Bernhardstraat en de Industriestraat opgewaardeerd en sommige wegen binnen de kernen van Rucphen, Sint Willebrord en Sprundel afgewaardeerd.

In de Mobiliteitstoets zijn de tracédelen A/Oost en B/west onderzocht. In de Mobiliteitstoets staat onder meer dat door het tegengaan van het doorgaand verkeer in de kernen, als gevolg waarvan de verkeersintensiteit daalt, de vermenging van de verblijfs- en de verkeersfunctie wordt opgeheven. De verblijfsfunctie wordt geaccentueerd en zal een gunstige uitwerking hebben op de verkeersveiligheid. Doordat het vrachtverkeer om de kernen wordt geleid zal de geluid- en trillinghinder binnen de kernen afnemen. De veiligheidssituatie zal verbeteren, omdat het verkeer met gevaarlijke stoffen niet meer door de kernen hoeft te rijden. De bereikbaarheid van de kernen zal verbeteren als gevolg van de lagere verkeersintensiteiten binnen de centra. Ook de bereikbaarheid van de "Binnentuin" zal verbeteren, omdat kortere en directere verbindingen ontstaan.

De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat de nieuwe tracédelen de bestaande knelpunten als gevolg van het verkeer over de doorgaande routes niet zal wegnemen, maar slechts zal verplaatsen. Daarbij is van belang dat het verkeer in de nieuwe situatie, anders dan in de bestaande situatie, niet door maar om de kernen zal rijden. Voorts gaan [appellant sub 12] en [appellant sub 5], door te stellen dat de toekomstige verkeersintensiteit op de tracédelen ten onrechte wordt overschat, eraan voorbij dat zich reeds in de bestaande situatie knelpunten voordoen op het gebied van leefbaarheid, verkeersveiligheid en bereikbaarheid. Verder heeft [appellant sub 5] niet aannemelijk gemaakt dat na de verwezenlijking van het gehele tracé zich onaanvaardbare verkeersonveilige situaties op de tracédelen zullen voordoen. Daarbij is van belang dat in de Mobiliteitstoets staat dat de nieuwe wegen in overeenstemming met de richtlijnen van Duurzaam Veilig zullen worden ingericht.

Gelet op het voorgaande heeft de raad zich op het standpunt mogen stellen dat de nieuwe tracédelen kunnen bijdragen aan de verbetering van de leefbaarheid en de verkeersveiligheid in de kernen van Rucphen, Sint Willebrord en Sprundel en van de bereikbaarheid van deze kernen en van de "Binnentuin". De betogen falen.

Alternatieven

16. [appellant sub 9], [appellant sub 10], [appellant sub 11], [appellant sub 12], [appellant sub 13], [appellant sub 8] en [appellant sub 7] voeren aan dat alternatieven voor de Verlengde Vosdonkseweg en de Verlengde Helakkerstraat, die minder ingrijpend van aard zijn, niet voldoende zijn onderzocht. De raad had moeten bezien of een aanpassing van het bestaande wegennet, het omleiden van het verkeer en verkeersremmende maatregelen toereikend zijn. Ook had de raad moeten bezien of een weg die niet door een kern loopt een geschikt alternatief is.

16.1. De raad dient bij de keuze van een bestemming een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.

16.2. De Afdeling overweegt dat de raad zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het aanpassen van de bestaande doorgaande wegen, waaronder de Nachtegaalstraat, het treffen van verkeersremmende maatregelen en het omleiden van het verkeer over de Kaaistraat in de kern van Sint Willebrord geen geschikte alternatieven zijn voor de Verlengde Vosdonkseweg en de Verlengde Helakkerstraat. Daarbij is van belang dat de doorgaande routes vanaf de A58 naar de N638 door de kernen van Rucphen, Sint Willebrord en Sprundel lopen en met deze alternatieven niet wordt bereikt dat het verkeer uit deze kernen wordt geweerd. Daarnaast heeft de raad aannemelijk gemaakt dat routes die door de Nachtegaalstraat of de Kaaistraat leiden geen geschikte alternatieven zijn, omdat deze straten in een woonwijk liggen en aan weerszijden van deze straten veel woningen staan.

In de Verkorte Planstudie is een alternatieve weg onderzocht die niet door de kern loopt. Op basis van de toetsingscriteria is geconcludeerd dat dit alternatief ten opzichte van andere alternatieven grotere nadelige gevolgen voor de omgeving heeft en dat meer grondverwerving nodig is. Gelet hierop heeft de raad in redelijkheid niet voor dit alternatief hoeven kiezen. De betogen falen.

17. [appellant sub 5] voert aan dat de raad ten onrechte alternatieven voor het tracédeel van de Verlengde Helakkerstraat niet in zijn afweging heeft betrokken. Hij stelt dat het alternatief waarbij het verkeer op de A58, dat gebruik maakt van afslag 21, naar afslag 19 wordt verwezen een geschikt alternatief is. Daarnaast voert [appellant sub 5] aan dat het alternatief waarbij het tracédeel ter hoogte van de Kozijnenhoek rechtdoor naar de Bernhardstraat wordt getrokken ten onrechte niet is onderzocht. Dit alternatief, waarbij een groot deel van zijn agrarische gronden zouden worden ontzien, zou minder nadelige gevolgen hebben voor zijn bedrijfsvoering. In dit verband stelt [appellant sub 5] dat het voorziene tracédeel tot een onaanvaardbaar verlies van zijn agrarische gronden leidt. Hij zal geen melk meer kunnen leveren aan de melkfabriek, omdat het weiden van melkrundvee daarvoor een vereiste is. Een rendabele exploitatie van zijn melkrundvee- en varkensbedrijf zal niet meer mogelijk zijn. Slechts twee hectare grasland blijft over voor het beweiden van melkrundvee, terwijl hij in de bestaande situatie twaalf hectare tot zijn beschikking heeft. Daarbij komt dat het verlies van gronden nog groter zal worden doordat hoeken en rondingen zullen ontstaan die de bewerking van het grasland voor beweiding niet goed mogelijk maken. Daarnaast zal de kwaliteit van het gras verslechteren en zal [appellant sub 5] meer gewasbeschermingsmiddelen moeten gebruiken.

17.1. Afslag 21 ligt ter hoogte van de kern van Rucphen en afslag 19 ter hoogte van de kern van Sint Willebrord. Volgens [appellant sub 5] zal het verkeer als gevolg van de verwijzing niet meer door de kern van Rucphen rijden en is er derhalve geen noodzaak voor het tracédeel van de Verlengde Helakkerstraat. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad in redelijkheid niet voor dit alternatief hoeven kiezen, reeds omdat niet is gewaarborgd dat het verkeer niet alsnog gebruik maakt van afslag 21 en door de kern van Rucphen rijdt.

17.2. In het voorkeursalternatief van de Verkorte Planstudie heeft het tracédeel tussen de kruising van de Kozijnenhoek met de Helakkerstraat en de Bernhardstraat een recht verloop. Anders dan in de Verkorte planstudie, buigt het tracédeel dat in het bestemmingsplan voor de Verlengde Helakkerstraat is voorzien ter hoogte van de kruising in westelijke richting af naar de Bernhardstraat. Het tracédeel is hoofdzakelijk voorzien op de agrarische gronden achter het perceel [locatie 5] van [appellant sub 5].

Vast staat dat bij een tracédeel dat niet afbuigt, maar rechtdoor wordt getrokken naar de Bernhardstraat, een groot deel van de agrarische gronden van [appellant sub 5] zou worden ontzien. De raad stelt dat dit alternatief niet is onderzocht, omdat hij verwacht dat dit alternatief niet haalbaar is. De raad wijst er op dat ter plaatse van de aantakking op de Bernhardstraat woonbebouwing staat en dat de bewoners van deze woningen geluid- en trillinghinder vanwege het verkeer over de Verlengde Helakkerstraat zullen ondervinden. Ook zal de verkeersveiligheid in het geding komen. Daarnaast stelt de raad dat het alternatief op gronden komt te liggen waarop in het kader van de zogenoemde regeling ruimte voor ruimte bouwmogelijkheden zijn voorzien.

Naar het oordeel van de Afdeling had de raad onderzoek moeten verrichten naar de mogelijke hinder en de verslechtering van de verkeersveiligheid voor de bewoners ter plaatse van de aantakking op de Bernhardstraat als gevolg van voormeld alternatief. Nu de raad dit onderzoek heeft nagelaten, is niet inzichtelijk geworden of voor deze bewoners onaanvaardbare hinder en een verkeersonveilige situatie zullen ontstaan. Ook heeft de raad niet inzichtelijk gemaakt waarom het behoud van bouwmogelijkheden dient te prevaleren boven de belangen van [appellant sub 5]. Gelet hierop is het besluit in zoverre niet met de te betrachten zorgvuldigheid voorbereid. Het betoog van [appellant sub 5] slaagt.

Plangrensbezwaar

18. [appellant sub 3] en [appellant sub 4] voeren aan dat de raad de Bernhardstraat ten onrechte buiten het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012, Verlengde Helakkerstraat" heeft gehouden. Omdat de Bernhardstraat buiten dit plan is gehouden, is niet duidelijk welke gevolgen de Verlengde Helakkerstraat voor hun woonomgeving heeft.

19. De raad komt beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

In hetgeen [appellant sub 3] en [appellant sub 4] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Zij neemt daarbij in aanmerking dat [appellant sub 3] en [appellant sub 4] niet aannemelijk hebben gemaakt dat de Bernhardstraat zodanig samenhangt met de gronden in het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012, Verlengde Helakkerstraat" dat de raad de Bernhardstraat in dit plan had moeten betrekken. Voorts is van belang dat het onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt zich ook uitstrekt over de directe woonomgeving van [appellant sub 3] en [appellant sub 4]. De betogen falen.

Verkeersaspecten

Verkeersintensiteiten

20. [appellant sub 12], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] betwisten de juistheid van de berekende verkeersintensiteiten voor de wegvakken die in bijlage 3 van de Mobiliteitstoets zijn vermeld. [appellant sub 3] en [appellant sub 4] voeren aan dat tracédeel C bij de berekening ten onrechte buiten beschouwing is gelaten. [appellant sub 12] voert daarentegen aan dat tracédeel C ten onrechte bij de berekening is betrokken, omdat niet zeker is of tracédeel C wordt aangelegd. [appellant sub 3] en [appellant sub 4] stellen dat de berekeningen van de verkeersintensiteiten onbetrouwbaar zijn als gevolg van het opknippen van de procedure voor de nieuwe randweg in twee delen.

Voorts stelt [appellant sub 12] dat voor het verkeersonderzoek ten onrechte geen verkeerstellingen zijn gehouden en geen rekening is gehouden met de krimp van de bevolking van Rucphen. Ook stelt [appellant sub 12] dat in het overzicht van berekende verkeersintensiteiten voor wegen fouten staan. Zo zijn sommige wegen onder de verkeerde kern geschaard.

[appellant sub 3] en [appellant sub 4] voeren aan dat de toekomstige verkeersintensiteit van 5.301 motorvoertuigen per etmaal voor het wegvak op de Bernhardstraat, tussen de Rucphenseweg en de Achterhoeksestraat, te laag is berekend. Zij stellen dat in de Verkorte Planstudie een verkeersintensiteit is berekend van 6.057 motorvoertuigen per etmaal. Ook stellen zij dat onvoldoende rekening is gehouden met het extra verkeer dat via de aan te leggen Leijkensweg over het wegvak op de Bernhardstraat zal rijden. Daarnaast is onvoldoende rekening gehouden met het extra verkeer dat via de Bosheideweg zal rijden. Volgens hen kan deze weg als een sluiproute worden gebruikt door het verkeer dat in de richting van en naar Sprundel rijdt.

20.1. In tabel 2 van bijlage 3 bij de Verkorte Planstudie wordt een overzicht gegeven van berekende etmaalsintensiteiten van motorvoertuigen in 2020 na verwezenlijking van onder meer het voorkeursalternatief op sommige wegvakken in de kernen van Rucphen, Sint Willebrord en Sprundel. In de plantoelichting staat dat de verkeerscijfers die zijn gebruikt voor de Verkorte Planstudie geen goede weergave zijn van de werkelijke situatie. In het verkeersmodel zijn enkele flankerende maatregelen niet goed doorgevoerd en zodoende is het effect van de randweg op de routekeuze van het verkeer in de Verkorte Planstudie onderschat.

In de Mobiliteitstoets is daarom nader onderzoek gedaan naar het voorkeursalternatief van de Verkorte Planstudie waarbij het onderzoek is toegespitst op de tracédelen van de Verlengde Vosdonkseweg en de Verlengde Helakkerstraat. Het onderzoek ziet op de wijze waarop de verkeersafwikkeling, -veiligheid, leefbaarheid en bereikbaarheid zijn gewaarborgd. Voor het verkeersonderzoek is gebruik gemaakt van de geoptimaliseerde versie van het verkeersmodel GGA West-Brabant. In bijlage 3 bij de Mobiliteitstoets wordt onder meer een overzicht gegeven van de verkeersintensiteiten in het jaar 2024 na de verwezenlijking van het voorkeursalternatief op de meest relevante wegvakken in de kernen van Rucphen, Sint Willebrord en Sprundel.

20.2. In de Mobiliteitstoets staat dat deze toets een onderbouwing bevat van het functioneren van de tracédelen van de Verlengde Vosdonkseweg en de Verlengde Helakkerstraat, zowel in de situatie waarin tracédeel C is gerealiseerd als in de situatie waarin dit tracédeel niet is gerealiseerd. In de plantoelichting staat dat rekening is gehouden met eerstgenoemde situatie, omdat moet worden aangetoond dat de tracédelen van de Verlengde Vosdonkseweg en de Verlengde Helakkerstraat ook na de verwezenlijking van tracédeel C goed functioneren. Voor zover [appellant sub 3] en [appellant sub 4] aanvoeren dat tracédeel C in het verkeersonderzoek ten onrechte buiten beschouwing is gelaten, mist dit betoog derhalve feitelijke grondslag. Anders dan [appellant sub 12] betoogt, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat bij het onderzoek ten onrechte tracédeel C in aanmerking is genomen, nu dit tracédeel deel uitmaakt van het gehele tracé dat het verkeer om de kernen van de gemeente Rucphen dient te leiden en tevens onderzoek is gedaan naar de situatie waarin dit tracédeel niet is gerealiseerd.

In het rapport "Verkeersmodel GGA West-Brabant" staat dat in het verkeersmodel telcijfers van de gemeenten van de regio West-Brabant, de provincie Noord-Brabant en Rijkswaterstaat zijn ingevoerd om het verkeersmodel te kalibreren. De Afdeling volgt daarom niet het betoog van [appellant sub 12] dat voor het verkeersmodel ten onrechte geen verkeerstellingen zijn gehouden. Verder heeft [appellant sub 12] geen feiten of omstandigheden aangevoerd die twijfel oproepen over de stelling van de raad dat in het verkeersmodel rekening is gehouden met een lagere bevolkingsgroei van de gemeente Rucphen.

20.3. In het deskundigenbericht staat dat de omstandigheid dat sommige wegen in het overzicht van bijlage 3 bij de Mobiliteitstoets onder de verkeerde kern zijn geschaard niet tot de conclusie leidt dat de berekende intensiteiten onjuist zijn, omdat de wegvakken waarvoor de intensiteiten zijn berekend, juist zijn omschreven. Dat, zoals [appellant sub 12] stelt, verkeersintensiteiten zijn berekend voor wegvakken van wegen die nu nog niet bestaan is volgens het deskundigenbericht verder niet gebleken.

20.4. Volgens tabel 2 van bijlage 3 bij de Verkorte Planstudie bedraagt de verkeersintensiteit in het jaar 2020 na verwezenlijking van het voorkeursalternatief op het wegvak op de Bernhardstraat, tussen de Rucphenseweg en de Achterhoeksestraat, 6.057 motorvoertuigen per etmaal. Volgens het overzicht in bijlage 3 bij de Mobiliteitstoets bedraagt de verkeersintensiteit in het jaar 2024 na verwezenlijking van het voorkeursalternatief op dit wegvak 5.301 motorvoertuigen per etmaal.

In het deskundigenbericht staat dat het verschil in de uitkomsten tussen de berekeningen van de Verkorte Planstudie en de Mobiliteitstoets is te verklaren door een wijziging van de invoergegevens in het verkeersmodel die een grote impact hebben op de routekeuze in het verkeersmodel. In de versie van het verkeersmodel dat voor de Mobiliteitstoets is gebruikt zijn aanpassingen doorgevoerd ten aanzien van de verkeersmaatregelen, wegvaksnelheden en verkeerscapaciteiten.

In bijlage 3 van de Mobiliteitstoets zijn voor de toekomstige situatie in 2024 de verkeersintensiteiten voor het wegvak op de Leijkensweg, tussen de Rucphenseweg en de Gebrande Hoefstraat, vermeld. In het deskundigenbericht staat dat het verkeer over dit wegvak is betrokken bij de berekeningen van de verkeersintensiteiten op andere wegen. [appellant sub 3] en [appellant sub 4] hebben niet aannemelijk gemaakt dat in het verkeersonderzoek onvoldoende rekening is gehouden met het verkeer over het wegvak op de Leijkensweg, nu zij hun betoog op dit punt verder niet hebben onderbouwd. Voorts hebben [appellant sub 3] en [appellant sub 4] de stelling van de raad dat, in het kader van de opwaardering van de Bernhardstraat, de aansluiting van de Bernhardstraat op de Bosheidestraat zodanig wordt ontworpen dat het gebruik van de Bosheidestraat als sluiproute zal worden ontmoedigd, niet bestreden. De Afdeling ziet daarom geen grond voor het oordeel dat in het verkeersonderzoek onvoldoende rekening is gehouden met de mogelijkheid dat de Bosheidestraat als sluiproute zal worden gebruikt.

Gelet op het voorgaande hebben [appellant sub 3] en [appellant sub 4] niet aannemelijk gemaakt dat de in bijlage 3 bij de Mobiliteitstoets vermelde verkeersintensiteit in 2024, na verwezenlijking van het voorkeursalternatief, van 5.301 motorvoertuigen per etmaal op het wegvak op de Bernhardstraat, tussen de Rucphenseweg en de Achterhoeksestraat, te laag is berekend. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de berekende verkeersintensiteiten, zoals vermeld in bijlage 3 bij de Mobiliteitstoets, onjuist zijn. De betogen falen.

Specifieke verkeersaspecten

21. [appellant sub 12] voert aan dat hij een onaanvaardbare afstand zal moeten afleggen om het centrum van Sint Willebrord te bereiken als gevolg van de wijziging van de verkeerssituatie ter plaatse van zijn woning door de aanleg van de Verlengde Vosdonkseweg.

21.1. In het deskundigenbericht staat dat [appellant sub 12] in de bestaande situatie een afstand van 1,6 km dient af te leggen om het centrum van Sint Willebrord te bereiken en in de nieuwe situatie een afstand van 2,3 km. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze nieuwe afstand niet onaanvaardbaar groot is. Het betoog faalt.

22. [appellant sub 5] voert aan dat de verkeersveiligheid op de Verlengde Helakkerstraat ten onrechte niet is gewaarborgd. [appellant sub 5] stelt dat de raad heeft nagelaten te motiveren op welke wijze het plan aan de uitgangspunten van het landelijke verkeersbeleid Duurzaam Veilig voldoet.

22.1. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich op het standpunt mogen stellen dat de Verlengde Helakkerstraat verkeersveilig kan worden ingericht. In het deskundigenbericht staat dat het plan er niet aan in de weg staat dat de Verlengde Helakkerstraat overeenkomstig het ideale standaarddwarsprofiel voor een erftoegangsweg van het Handboek Wegontwerp - Erftoegangswegen wordt ingericht. Een erftoegangsweg met het ideale standaarddwarsprofiel heeft een rijloper, uitwijkstroken, suggestiestroken of fietsstroken met een minimale breedte. Voorts is van belang dat in de Mobiliteitstoets en het deskundigenbericht staat dat de Verlengde Helakkerstraat overeenkomstig de richtlijnen van Duurzaam Veilig zal worden ingericht. Het betoog faalt.

23. [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 6] voeren aan dat de Bernhardstraat ten onrechte als een erftoegangsweg is aangemerkt in plaats van als een gebiedsontsluitingsweg. [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 6] voeren aan dat een weg met een verkeersintensiteit van 6.057 motorvoertuigen per etmaal ongeschikt is om als een erftoegangsweg te worden ingericht. De verkeersveiligheid op de Bernhardstraat, onder meer op de kruisingen van de Bernhardstraat met de Achterhoeksestraat en met de Bosheidestraat en bij de bocht ten noordoosten van de Bosheidestraat, wordt daardoor in gevaar gebracht. De raad heeft ten onrechte niet in een voorwaardelijke verplichting voorzien die de verkeersveiligheid op de Bernhardstraat waarborgt.

23.1. De Bernhardstraat ligt niet in het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012, Verlengde Helakkerstraat" en bij het bestreden besluit is de Bernhardstraat niet aangemerkt als een erftoegangsweg. Het betoog dat de Bernhardstraat ten onrechte is aangemerkt als een erftoegangsweg mist derhalve feitelijke grondslag, zodat de betogen niet kunnen slagen.

Geluidaspecten

Geluidaspecten van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012, Verlengde Vosdonkseweg"

24. [appellant sub 9], [appellant sub 10], [appellant sub 11], [appellant sub 12], [appellant sub 7] en [appellant sub 8] voeren aan dat het bestemmingsplan voor de Verlengde Vosdonkseweg tot onaanvaardbare geluidhinder zal leiden. [appellant sub 12] voert aan dat de in de Mobiliteitstoets berekende verkeersintensiteiten, die aan het akoestisch onderzoek ten grondslag zijn gelegd, te laag zijn ingeschat.

[appellant sub 9] en [appellant sub 7] stellen dat er meer verkeer langs hun woningen aan de Spechtendonk zal rijden. Volgens [appellant sub 9] maakt het bestemmingsplan mogelijk dat het verkeer vanaf de Verlengde Vosdonkseweg over het noordelijke deel van de Kerkeheidestraat rijdt en in de richting van de Spechtendonk afslaat. Volgens [appellant sub 7] is in het akoestisch onderzoek ten onrechte uitgegaan van een toegestane snelheid van maximaal 30 km per uur op de Kerkeheidestraat, omdat in deze straat een snelheid van maximaal 50 km per uur is toegestaan.

[appellant sub 10] voert aan dat er meer verkeer over de Vosdonkseweg, de rotonde op de kruising van de Vosdonkseweg met de Noorderstraat en de Noorderstraat zal rijden als gevolg van de aanleg van de Verlengde Vosdonkseweg. Dit verkeer zal tot een toename van de geluidbelasting leiden. In de bestaande situatie ondervindt [appellant sub 10] reeds geluidhinder van het verkeer.

[appellant sub 11] voert aan dat de voorziene geluidschermen op de Verlengde Vosdonkseweg onaanvaardbare geluidhinder niet kunnen voorkomen en dat die schermen juist een grotere geluidbelasting zullen veroorzaken. [appellant sub 8] betoogt dat in het plan ten onrechte geen voorwaardelijke verplichting is opgenomen die de bouw van geluidschermen waarborgt. Volgens [appellant sub 9] had de raad in een voorwaardelijke verplichting moeten voorzien die de aanleg van stil asfalt waarborgt.

Verder voert [appellant sub 11] aan dat hij onaanvaardbare geluidhinder in de tuin van zijn woning zal ondervinden.

24.1. Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Wgh is, behoudens het in de artikelen 83, 100 en 100a bepaalde, de voor woningen binnen een zone van een weg ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van de gevel, vanwege de weg, 48 dB.

24.2. Aan de gronden van het tracédeel van de Verlengde Vosdonkseweg waarop geluidschermen zijn voorzien is de aanduiding "geluidscherm" toegekend.

Ingevolge artikel 4, lid 4.2, onder 4.2.4, van de planregels van het bestemmingsplan "Kom St. Willebrord, Verlengde Vosdonkseweg" gelden ter plaatse van de aanduiding "geluidscherm" de volgende regels:

a. een geluidwerende voorziening wordt op 3,5 m van de buitenste rand van de rijstrook gerealiseerd;

b. de bouwhoogte van een geluidwerende voorziening bedraagt ten minste 3 m.

Ingevolge lid 4.3 is het niet toegestaan de verlengde Vosdonkseweg in gebruik te nemen voor autoverkeer indien ter plaatse van de aanduiding "geluidscherm" geen geluidwerende voorziening is gerealiseerd die de geluidbelasting ten gevolge van de weg op de gevel van de volgende woningen beperkt tot ten hoogste:

a. Spechtendonk 30 tot en met 40: maximaal 48 dB;

b. Ravendonk 21 tot en met 27a: maximaal 48 dB;

c. Mezendonk 8 tot en met 24: maximaal 48 dB;

d. Fazantendonk 2 tot en met 22: maximaal 48 dB;

e. [locatie 9]: maximaal 51 dB;

f. [locatie 13] tot en met 57: maximaal 48 dB;

g. [locatie 10]: maximaal 48 dB.

24.3. Vast staat dat de woningen van [appellant sub 9], [appellant sub 10], [appellant sub 11], [appellant sub 12], [appellant sub 7] en [appellant sub 8] in de geluidzone van de Verlengde Vosdonkseweg staan.

In het rapport "Rucphen, Omleidingswegen Rucphen, Sprundel, en Sint Willebrord, Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai" van het onderzoeksbureau Rho Adviseurs voor leefruimte van 11 december 2013 (hierna: akoestisch onderzoek) zijn de resultaten van het akoestisch onderzoek naar de Verlengde Vosdonkseweg en de Verlengde Helakkerstraat neergelegd. Uit het akoestisch onderzoek volgt dat als gevolg van de aanleg van de Verlengde Vosdonkseweg de geluidbelasting van de gevel van de woning van [appellant sub 9] aan de [locatie 7] 48,49 dB zal bedragen, de geluidbelasting van de gevel van de woning van [appellant sub 10] aan de [locatie 9] 49,63 dB, de geluidbelasting van de gevel van de woning van [appellant sub 11] aan de [locatie 8] 40,13 dB, de geluidbelasting van de gevel van de woning van [appellant sub 12] aan de [locatie 10] 48,42 dB, de geluidbelasting van de gevel van de woning van [appellant sub 7] aan de [locatie 12] 45,16 dB en de geluidbelasting van de gevel van de woning van [appellant sub 8] aan de [locatie 13] 46,62 dB.

Bij besluit van 12 november 2013 is voor de gevel van de woning van [appellant sub 10] aan de [locatie 9] een waarde van 50 dB als de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege de Verlengde Vosdonkseweg vastgesteld.

24.4. Onder verwijzing naar overweging 20.2, overweegt de Afdeling dat in hetgeen [appellant sub 12] heeft aangevoerd geen grond wordt gezien voor het oordeel dat de berekende verkeersintensiteiten die in bijlage 3 van de Mobiliteitstoets zijn vermeld, onjuist zijn.

De raad heeft ter zitting toegelicht dat na het bestreden besluit nader akoestisch onderzoek is gedaan naar de geluidbelasting van de gevel van de woning van [appellant sub 12] aan de [locatie 10]. Uit het nadere akoestische onderzoek volgt dat de geluidbelasting niet maximaal 48,42 dB bedraagt, zoals berekend in het akoestisch onderzoek, maar 49 dB. Uit het nadere akoestisch onderzoek volgt ook dat een geluidscherm met een hoogte van maximaal 3,5 m zal volstaan om de geluidbelasting terug te brengen tot maximaal 48 dB.

De raad heeft geen gegevens overgelegd van het nadere akoestisch onderzoek, zodat de nieuwe onderzoeksresultaten niet zijn te controleren. Nu de raad met deze toelichting twijfel heeft opgeroepen over de juistheid van de uitkomst van het akoestisch onderzoek ten aanzien van de woning van [appellant sub 12], is de Afdeling van oordeel dat het bestreden besluit in zoverre niet met de te betrachten zorgvuldigheid tot stand is gekomen. Het betoog van [appellant sub 12] slaagt.

24.5. In het deskundigenbericht staat dat in het akoestisch onderzoek de geluidbelasting voor woningen is berekend overeenkomstig het Reken- en meetvoorschrift 2012. Daarbij zijn ook de voorziene geluidschermen in aanmerking genomen. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat de werking van deze geluidschermen niet juist is betrokken in de berekeningen. Gelet hierop en nu [appellant sub 11] zijn betoog dat de geluidschermen juist een grotere geluidbelasting zullen veroorzaken niet heeft onderbouwd, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad niet heeft mogen uitgaan van de berekende waarde van maximaal 40,13 dB voor zijn woning.

Nu in artikel 4, lid 4.3, van de planregels een voorwaardelijke verplichting is opgenomen die de bouw van geluidschermen waarborgt alvorens de Verlengde Vosdonkseweg in gebruik wordt genomen, mist het betoog van [appellant sub 8] dat een dergelijke verplichting ten onrechte in het plan ontbreekt, feitelijke grondslag. Voorts ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad een voorwaardelijke verplichting in het plan had moeten opnemen die de aanleg van stil asfalt waarborgt, nu de voorwaardelijke verplichting van artikel 4, lid 4.3, van de planregels reeds waarborgt dat de geluidbelasting op de gevel van de woning van [appellant sub 9] aan de [locatie 7] niet hoger mag zijn dan 48 dB. Het betoog faalt.

24.6. In het deskundigenbericht staat dat de geluidbelasting vanwege de verlengde Vosdonkseweg op de gevel van de woning van [appellant sub 11] aan de [locatie 8] op een hoogte van 1,5 m ongeveer 40 dB zal bedragen en dat de geluidbelasting in de tuin van deze woning ook ongeveer deze waarde zal bedragen. Gelet hierop ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat [appellant sub 11] onaanvaardbare geluidhinder in zijn tuin zal ondervinden. Het betoog faalt.

24.7. Het bestemmingsplan voor de Verlengde Vosdonkseweg voorziet in de mogelijkheid voor het verkeer om vanaf de Verlengde Vosdonkseweg naar het noordelijke deel van de Kerkeheidestraat af te slaan in de richting van de Spechtendonk. Nu in het akoestisch onderzoek geen rekening is gehouden met deze mogelijkheid, is niet inzichtelijk gemaakt welke akoestische gevolgen dit verkeer heeft voor de woning van [appellant sub 9] aan de [locatie 7].

Nu het verkeer naar het noordelijke deel van de Kerkeheidestraat mag afslaan en de toegestane snelheid op deze weg maximaal 50 km per uur bedraagt, terwijl in het akoestisch onderzoek is uitgegaan van een snelheid van 30 km per uur, is ten tijde van het bestreden besluit evenmin inzichtelijk gemaakt welke akoestische gevolgen dit verkeer heeft voor de woning van [appellant sub 7] aan de [locatie 12]. De betogen van [appellant sub 9] en [appellant sub 7] slagen.

24.8. In het kader van het onderzoek naar de cumulatie van geluid staat in het deskundigenbericht dat het verkeer op de Vosdonkseweg, met de rotonde op de kruising van de Vosdonkseweg met de Noorderstraat, en de Noorderstraat een relevante bijdrage kan leveren aan de geluidbelasting van de gevel van de woning van [appellant sub 10] aan de [locatie 9]. In het akoestisch onderzoek is de cumulatie van geluid niet onderzocht.

De stelt raad dat een onderzoek naar de cumulatie van geluid in beginsel alleen wordt verricht indien sprake is van een overschrijding van de voorkeurswaarde door ten minste twee geluidbronnen. Indien sprake is van een overschrijding door slechts één geluidbron of geen enkele bron zal de gecumuleerde geluidbelasting ten hoogste 1 dB boven de voorkeurswaarde, die voor één geluidbron geldt, toenemen. Een toename van de geluidbelasting met 1dB ten gevolge van de cumulatie van geluid is voor het menselijke oor niet hoorbaar.

Gelet op de bevindingen van het deskundigenbericht en nu de raad niet heeft onderzocht of ten aanzien van de woning aan de [locatie 9] geen sprake is van een overschrijding van de voorkeurswaarde door ten minste twee geluidbronnen, overweegt de Afdeling dat de raad niet inzichtelijk heeft gemaakt dat een onderzoek naar de cumulatie van geluid achterwege had mogen blijven. Het betoog van [appellant sub 10] slaagt.

Geluidaspecten van het bestemmingsplan "Kom St. Willebrord, Verlengde Helakkerstraat"

25. [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 6] voeren aan dat het bestemmingsplan voor de Verlengde Helakkerstraat tot onaanvaardbare geluidhinder zal leiden. Zij stellen dat de geluidbelasting op de gevels van hun woningen groter zal zijn dan in het akoestisch onderzoek is berekend. Volgens [appellant sub 3] en [appellant sub 4] had in het akoestisch onderzoek ten aanzien van de Bernhardstraat, tussen de Rucphenseweg en de Achterhoeksestraat, moeten worden uitgegaan van een verkeersintensiteit van 6.057 motorvoertuigen per etmaal die in de Verkorte Planstudie is berekend. Bij deze verkeersintensiteit zal de geluidbelasting voor de woningen aan de Bernhardstraat met meer dan 5 dB toenemen. [appellant sub 2] en [appellant sub 6] wijzen ter onderbouwing van hun betoog er op dat bij de bouw van de nieuwe woning aan de Bernhardstraat 22 extra geluidisolerende maatregelen zijn getroffen. Voorts stellen zij dat de geluidbelasting zal toenemen als gevolg van de verwijdering van de bomen tussen de woningen aan de Bernhardstraat en de rijbaan vanwege de aanleg van een nieuwe fietspad.

25.1. Ingevolge artikel 100a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wgh kan voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van de gevel van woningen een hogere waarde dan de ingevolge artikel 100 geldende worden vastgesteld, met dien verstande dat de verhoging 5 dB niet te boven mag gaan, behoudens de gevallen die in dit artikelonderdeel zijn vermeld.

Ingevolge het eerste lid, onder b, mag ingeval voor de betrokken woning eerder toepassing is gegeven aan artikel 83 of artikel 84, tweede lid, zoals dat luidde voor 1 september 1991 of, indien geen toepassing is gegeven aan het betrokken artikel en de heersende waarde 53 dB niet te boven gaat, de waarde niet hoger worden gesteld dan 58 dB bij een reconstructie van een weg in buitenstedelijk gebied.

25.2. In het akoestisch rapport staat dat de wijzigingen aan de infrastructuur tot andere verkeerstromen kunnen leiden op de wegen in de omgeving en dat dit gevolgen kan hebben voor de geluidbelasting van de gevels van de woningen langs die wegen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de beoordeling van de toename van wegverkeerslawaai, het zogeheten uitstralingseffect, noodzakelijk. Omdat in de Wet geluidhinder geen toetsingskader is opgenomen om het uitstralingseffect te beoordelen zijn daarvoor de waarden van artikel 100a van de Wgh, die zien op de ten hoogte toelaatbare geluidbelasting bij een reconstructie, gehanteerd.

De woningen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 6] staan niet binnen de geluidzone van de Verlengde Helakkerstraat. De woningen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 6] aan de Bernhardstraat liggen buiten het plangebied in een buitenstedelijk gebied. Uit het akoestisch onderzoek volgt dat de toename van de geluidbelasting van de gevels van de woningen aan het deel van de Bernhardstraat ter plaatse van de Rucphenseweg en de Achterhoeksestraat maximaal 3,30 dB bedraagt en de maximaal berekende geluidbelasting bedraagt 58 dB, zodat de waarden van artikel 100a, eerste lid, van de Wgh niet worden overschreden.

In het aangevoerde ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de toename van de geluidbelasting van de gevels van de woningen aan de Bernhardstraat groter zal zijn dan die in het akoestisch onderzoek is berekend. Zoals overwogen onder 20.4 ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de berekende verkeersintensiteiten, zoals vermeld in bijlage 3 bij de Mobiliteitstoets, waaronder meer de toekomstige verkeersintensiteit van 5.301 motorvoertuigen per etmaal op de Bernhardstraat, tussen de Rucphenseweg en de Achterhoeksestraat, te laag is berekend. Wat betreft de bouw van de woning aan de Bernhardstraat 22 is van belang dat volgens het deskundigenbericht extra gevelmaatregelen zijn getroffen om te kunnen voldoen aan de toegestane binnenwaarde van maximaal 33 dB. De Afdeling overweegt dat daaruit niet valt af te leiden dat de berekende waarden in het akoestisch onderzoek niet juist zijn. Voorts hebben [appellant sub 2] en [appellant sub 6] geen argumenten aangevoerd die twijfel oproepen over de stelling in het deskundigenbericht dat de verwijdering van een rij bomen tussen woningen en een weg, wat daarvan ook zij, geen invloed zal hebben op de geluidbelasting van de gevels van de woningen.

Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het bestemmingsplan voor de Verlengde Helakkerstraat tot onaanvaardbare geluidhinder voor [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 6] zal leiden. De betogen falen.

Trillinghinder

26. [appellant sub 9], [appellant sub 10], [appellant sub 11], [appellant sub 12], [appellant sub 1], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 8] voeren aan dat de toename van het verkeer langs hun woningen tot onaanvaardbare trillinghinder zal leiden. Het treffen van maatregelen die trillinghinder voorkomen is niet gewaarborgd. Voorts voeren [appellant sub 3] en [appellant sub 4] aan dat het onderzoek naar trillinghinder niet alleen naar de woningen aan de [locatie 1] en [locatie 14] had moeten worden verricht, maar ook naar de andere woningen aan de Bernhardstraat.

26.1. In opdracht van Rho Adviseurs heeft AV Consulting BV een onderzoek verricht naar trillinghinder als gevolg van de Verlengde Vosdonkseweg en de voorgenomen reconstructie van de Bernhardstraat. De resultaten van het trillingonderzoek zijn neergelegd in het rapport "Trillingsrapport AV.1180, Reconstructie Bernhardstraat en aanleg Verlengde Vosdonkseweg te Rucphen; hinderbeschouwing 4 woningen" van 2 december 2013. Het trillingonderzoek is verricht naar de maatgevende woningen aan de [locatie 1] en [locatie 14] te Rucphen, de [locatie 10] te Sprundel en de [locatie 15] te Sint Willebrord. In het rapport staat dat de mogelijke trillinghinder beoordeeld is aan de hand van de streefwaarden van SBR-richtlijn deel B "Hinder voor personen". Bij overschrijding van deze streefwaarden moet rekening worden gehouden met trillingen die klachten opleveren. Voor de bewoners van de woningen aan de [locatie 15] en [locatie 14] wordt geen hinder verwacht. Voor de bewoners van de woningen aan de [locatie 10] en [locatie 1] wordt wel hinder verwacht.

26.2. De raad stelt dat de nieuwe wegen niet tot onaanvaardbare trillinghinder zullen leiden. Ter zitting heeft de raad toegezegd dat een fundering van puingranulaat met een dikte van 1,0 m in de weg zal worden aangebracht ter plaatse van de woning aan de [locatie 10] en de woning aan de [locatie 1]. Deze fundering zal in het bestek van de weg worden vastgelegd.

In het deskundigenbericht staat dat de verkeersintensiteit niet van invloed is op de berekening van de maximale trillingsterkte Vmax. De verkeersintensiteit heeft wel invloed op de gemiddelde effectieve waarde over een periode Vper, maar een beoordeling van de gemiddelde trillingsterkte is niet aan de orde indien de maximale trillingsterkte Vmax aan de streefwaarde A1 voldoet. In het deskundigenbericht staat dat, blijkens aanvullende berekeningen naar aanleiding van vragen van de deskundige van het StAB, in het geval een fundering met een dikte van 1 m ter plaatse van de [locatie 10] en de [locatie 1] wordt aangebracht, aan de streefwaarde A1 wordt voldaan. Nu deze conclusie niet is bestreden, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat een toename van het verkeer over de Verlengde Vosdonkseweg en de Bernhardstraat tot onaanvaardbare trillinghinder zal leiden.

Voorts volgt de Afdeling niet het betoog dat voormelde fundering niet is gewaarborgd. Daarbij is van belang dat de raad het in zijn macht heeft om deze maatregel te treffen en niet gebleken is van belemmeringen die zich daartegen verzetten.

Overigens heeft de raad nader trillingonderzoek verricht naar de woning van [appellant sub 10] aan de [locatie 9]. Uit dit onderzoek volgt dat het extra verkeer over de rotonde op de kruising van de Noorderstraat met de Vosdonkseweg niet zal leiden tot een toename van de trillingsterkte ten opzichte van de bestaande situatie en dat aan de streefwaarde wordt voldaan.

De betogen falen.

26.3. Uit het trillingonderzoek volgt dat de woningen aan de [locatie 1] en [locatie 14], de [locatie 10] en de [locatie 15] als maatgevende woningen zijn aangemerkt, omdat zij dicht bij de Bernhardstraat onderscheidenlijk Verlengde Vosdonkseweg staan. [appellant sub 3] en [appellant sub 4] hebben door te stellen dat het trillingonderzoek ten onrechte niet is verricht naar andere woningen aan de Bernhardstraat, niet aannemelijk gemaakt dat het trillingonderzoek onvolledig is.

Overigens heeft de raad, in verband met de vraag of de woningen aan de [locatie 1] en [locatie 14] terecht als maatgevende woningen zijn aangemerkt, nader trillingonderzoek verricht naar andere woningen aan de Bernhardstraat. Uit dit trillingonderzoek volgt dat in het geval wordt uitgegaan van woningen met funderingen op staal en een betonnen of houten vloer, geen overschrijding van de desbetreffende streefwaarden voor deze woningen zal plaatsvinden. De betogen falen.

Luchtkwaliteit

27. [appellant sub 9], [appellant sub 10], [appellant sub 11], [appellant sub 12], [appellant sub 7] en [appellant sub 8] betogen enerzijds en [appellant sub 2], [appellant sub 6] en [appellant sub 13] anderzijds dat de luchtkwaliteit onaanvaardbaar zal verslechteren als gevolg van de Verlengde Vosdonkseweg onderscheidenlijk de Verlengde Helakkerstraat. Daarbij stellen zij dat de raad niet voldoende heeft onderzocht of aan de ter zake geldende luchtkwaliteitsnormen zal worden voldaan. [appellant sub 10] voert aan dat de raad heeft nagelaten te onderzoeken of kan worden voldaan aan de normen voor zwevende deeltjes PM2,5. [appellant sub 12] voert aan dat de verkeerintensiteiten op de Bernhardstraat zijn onderschat.

27.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de luchtkwaliteit als gevolg van de plannen niet onaanvaardbaar zal verslechteren, omdat aan de ter zake geldende luchtkwaliteitsnormen zal worden voldaan. Daarbij stelt de raad dat met mogelijke toekomstige Europese normen geen rekening hoeft te worden gehouden.

27.2. In de toelichting van beide bestemmingsplannen staat dat blijkens de berekeningen van het luchtkwaliteitsonderzoek na realisatie van de tracédelen ruimschoots wordt voldaan aan de terzake geldende luchtkwaliteitsnormen en dat er nog steeds sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

In het deskundigenbericht staat dat voor het luchtkwaliteitsonderzoek is gerekend met het model CAR II. De toename van de concentraties stikstofdioxide en fijn stof ten opzichte van de autonome situatie in het jaar 2024 bedraagt onderscheidenlijk 1,8 µg/m³ en 0,6 µg/m. De berekende waarden voor stikstofdioxide en fijn stof, zoals opgenomen in tabel 4.5 van de plantoelichting, liggen ruimschoots onder de wettelijke grenswaarden van 60 µg/m³ onderscheidenlijk 40 µg/m³. De Afdeling overweegt dat niet aannemelijk is gemaakt dat het luchtkwaliteitsonderzoek zodanige gebreken of leemten in kennis bevat dat de raad dit onderzoek niet aan het bestreden besluit ten grondslag had mogen leggen.

Het betoog van [appellant sub 10] dat de raad heeft nagelaten of aan geldende normen voor de concentraties zwevende deeltjes (PM2,5) in de buitenlucht kan worden voldaan, faalt. Daarbij is van belang dat ingevolge voorschrift 4.4, tweede lid, van bijlage 2 bij de Wet milieubeheer de grenswaarde voor zwevende deeltjes (PM2,5) tot 1 januari 2015 buiten toepassing blijft bij de uitoefening van een bevoegdheid of toepassing van een wettelijk voorschrift met toepassing van artikel 5.16, eerste lid, van de Wet milieubeheer, ongeacht of de betreffende bevoegdheid ook na de genoemde datum gevolgen voor de luchtkwaliteit heeft of kan hebben.

Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in het aangevoerde geen grond voor het oordeel dat de luchtkwaliteit onaanvaardbaar zal verslechteren. De betogen falen.

Flora en fauna

28. [appellant sub 12], [appellant sub 13], [appellant sub 7] en [appellant sub 5] betogen dat de Flora- en faunawet (hierna: Ffw) in de weg staat aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan voor de Verlengde Vosdonkseweg onderscheidenlijk het bestemmingsplan voor de Verlengde Helakkerstraat. Zij voeren aan dat het onderzoek naar vleermuizen ondeugdelijk is. Daarbij stelt [appellant sub 7] dat in dat onderzoek geen rekening is gehouden met de vleermuizen in de schuur op zijn perceel. Daarnaast voert [appellant sub 12] aan dat bij de voorbereiding van het bestreden besluit nog niet zeker was dat voor de eekhoorn een ontheffing in het kader van de Ffw kon worden verleend. Ook voert [appellant sub 12] aan dat ten onrechte geen rekening is gehouden met bunzingen, ransuilen en groene spechten die in het plangebied van het bestemmingsplan voor de Verlengde Vosdonkseweg zijn waargenomen. [appellant sub 5] voert aan dat ten onrechte geen onderzoek is verricht naar reigers, patrijzen, uilen, kievieten, hazen en konijnen die in het plangebied van het bestemmingsplan voor de Verlengde Helakkerstraat voorkomen.

28.1. De vragen of voor de uitvoering van de bestemmingsplannen een vrijstelling geldt dan wel een ontheffing op grond van de Ffw nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Ffw. Dat doet er niet aan af dat de raad de plannen niet heeft kunnen vaststellen, indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van de plannen in de weg staat.

28.2. Het onderzoeksbureau Adviesbureau Mertens B.V. heeft een onderzoek verricht naar de aanwezigheid van beschermde diersoorten in en in de directe omgeving van de plangebieden. De bevindingen van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport "Beschermde soorten ter plaatse van en direct rond rondweg Sint Willebrord - Sprundel" van juni 2013 (hierna: het ecologisch rapport).

Voorts heeft dit onderzoeksbureau een plan opgesteld over de te nemen compenserende en mitigerende maatregelen ten aanzien van de functionaliteit van het leefgebied van de eekhoorn en de gewone vleermuis. Dit plan is neergelegd in het "Activiteitenplan eekhoorn en gewone dwergvleermuis Rondweg Sint Willebrord - Sprundel" van december 2013 (hierna: het Activiteitenplan).

28.3. In het ecologisch rapport staat dat voor de werkzaamheden die tot verlies van leefgebied en nesten van eekhoorns leiden een ontheffing nodig is op grond van de Ffw. In het Activiteitenplan staat dat zowel het verlies van groenoppervlak als de aantasting van de leefomgeving van de eekhoorn wordt gecompenseerd met de toevoeging van groenoppervlak.

Voorts staat in het ecologisch rapport dat zich in de plangebieden geen vaste rust- en verblijfplaatsen en vaste vliegroutes van vleermuizen bevinden. Wel is primair foerageergebied aanwezig van de gewone dwergvleermuis. In de omgeving blijft niettemin voldoende alternatief foerageergebied beschikbaar, zodat effecten op populatieniveau van de gewone dwergvleermuis zijn uitgesloten. Daarnaast staat in het Activiteitenplan dat met de groencompensatie voor de eekhoorn het foerageergebied van de gewone dwergvleermuis wordt uitgebreid. Wat betreft de aanwezigheid van vleermuizen in de schuur op het perceel van [appellant sub 7] aan de [locatie 12] staat in het deskundigenbericht dat het perceel niet in de plangebieden ligt en dat de schuur niet hoeft te worden gesloopt.

In de zienswijze op het deskundigenbericht stelt de raad, onder verwijzing naar het ecologisch rapport, dat de aanwezigheid van de groene specht in de plangebieden uitgesloten is. Daarbij is van belang dat deze vogelsoort nesten heeft in oudere en dikkere bomen, welke bomen niet voorkomen in of in de omgeving van de plangebieden. Weliswaar kunnen de plangebieden deel uitmaken van het functioneel leefgebied van de groene specht en kan dit leefgebied aangetast worden door de aanleg van de tracédelen, maar vanwege de omvang van het territorium van de groene specht en de uitgestrektheid van het parklandschap zijn negatieve effecten uitgesloten. Daarnaast hebben steen- en kerkuilen in of in de directe nabijheid van de plangebieden geen vaste rust- en verblijfplaatsen, omdat nestlocaties, zoals boerderijen en schuren, ontbreken. Ook ten aanzien van deze vogels stelt de raad dat de plangebieden deel kunnen uitmaken van het functioneel leefgebied en dat dit leefgebied kan worden aangetast, maar dat vanwege de uitgestrektheid en grootschaligheid van het agrarisch landschap negatieve effecten zijn uitgesloten. De ransuil is tijdens het veldonderzoek, dat ook ’s nachts heeft plaatsgevonden, niet aangetroffen. Daarbij stelt de raad dat op de website www.waarneming.nl over de voorgaande drie jaren geen waarneming bekend is van de ransuil ter plaatse van de plangebieden. Overigens heeft de raad op 27 november 2014 alle bosgebieden in de plangebieden laten afzoeken op ransuilen en zijn die niet aangetroffen. De Afdeling overweegt dat niet aannemelijk is gemaakt dat vorenstaande toelichting van de raad onjuist is.

De bunzing, het konijn en de haas zijn in bijlage 4 van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet aangewezen als beschermde diersoorten als bedoeld in artikel 16b, tweede lid, onder a, van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, waarvoor de verboden van artikel 8 tot en met 12 van de Ffw niet gelden bij de uitvoering van werkzaamheden in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling en inrichting.

Tot slot heeft [appellant sub 5] geen gegevens overgelegd die een begin van bewijs leveren dat zich ter plaatse van het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012, Verlengde Helakkerstraat" reigers, patrijzen en kievieten bevinden. De enkele stelling dat hij deze soorten ter plaatse heeft waargenomen acht de Afdeling in dit verband onvoldoende.

28.4. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de Ffw op voorhand niet aan de uitvoerbaarheid van de bestemmingsplannen in de weg staat. De betogen falen.

Retentieopgave

29. [appellant sub 12] en [appellant sub 5] voeren aan dat de raad heeft nagelaten te motiveren op welke wijze aan de retentieopgave zal worden voldaan.

29.1. De raad stelt dat aan de retentieopgave wordt voldaan. Bij de voorbereiding van de bestemmingsplannen is overleg gevoerd met het waterschap en de bevindingen van dit overleg zijn vertaald in de bestemmingsplannen. Daarbij stelt de raad dat het waterschap Brabantse Delta geen zienswijze over de bestemmingsplannen heeft ingediend.

29.2. Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder c, van de planregels van het bestemmingsplan voor de Verlengde Vosdonkseweg zijn de voor "Groen" aangewezen gronden bestemd voor water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

Ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder b, zijn de voor "Verkeer" aangewezen gronden bestemd voor onder meer waterhuishoudkundige voorzieningen.

29.3. Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder b, van de planregels van het bestemmingsplan voor de Verlengde Helakkerstraat zijn de voor "Verkeer" aangewezen gronden bestemd voor onder meer waterhuishoudkundige voorzieningen.

Ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder f, zijn de voor "Water" aangewezen gronden bestemd voor onder meer waterhuishoudkundige voorzieningen.

29.4. In de toelichting van de bestemmingsplannen staat dat het verharde oppervlak als gevolg van de aanleg van de Verlengde Vosdonkseweg met 5.125 m² zal toenemen en als gevolg van de aanleg van de Verlengde Helakkerstraat met 7.550 m². In totaal zal de toename ongeveer 1,3 ha bedragen. De inschatting van de benodigde compensatie is berekend aan de hand van de Beleidsregel Hydraulische Randvoorwaarden. Voor de aanleg van de tracédelen is een retentievoorziening nodig van minimaal 1.014 m³. Voor de opvang van afstromend hemelwater van de weg en de compensatie van de toename van verharding worden langs beide tracédelen infiltratiesloten aangelegd. De verwachting is dat met deze infiltratiesloten aan de retentieopgave kan worden voldaan. Voorts zal in het ontwerp van de weg rekening worden gehouden met de afwatering van de agrarische gronden. In de toelichting van beide bestemmingsplannen staat dat de bestemmingsplannen geen negatieve gevolgen hebben voor de waterhuishoudkundige situatie en dat de aanpassingen aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer voldoen.

Gelet op de toelichting van de bestemmingsplannen ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad heeft nagelaten te motiveren op welke wijze aan de retentieopgave zal worden voldaan. Voor zover [appellant sub 12] en [appellant sub 5] betogen dat niet aan de retentieopgave kan worden voldaan, ziet de Afdeling voor dat oordeel geen grond. Daarbij is van belang dat de bestemmingen "Groen" en "Verkeer" van het bestemmingsplan "Kom St. Willebrord, Verlengde Vosdonkseweg" en "Verkeer" en "Water" van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012, Verlengde Helakkerstraat" infiltratiesloten toestaan. Niet gebleken is dat deze mogelijkheden niet volstaan. De betogen falen.

30. Daarnaast voert [appellant sub 5] aan dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd op welke wijze rekening is gehouden met de afwatering van zijn agrarische gronden langs het tracédeel van de Verlengde Helakkerstraat.

30.1. In de toelichting van het bestemmingsplan voor de Verlengde Helakkerstraat staat dat in het ontwerp van de weg rekening zal worden gehouden met de afwatering van de agrarische gronden die langs het tracédeel liggen. Nu het bestemmingsplan afwatering van de agrarische gronden mogelijk maakt, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre onvoldoende is gemotiveerd. Het betoog faalt.

Groencompensatie

31. [appellant sub 9], [appellant sub 11], [appellant sub 10] en [appellant sub 12] betogen dat het bestemmingsplan voor de Verlengde Vosdonkseweg in strijd met de groensaldoregeling van het gemeentelijke groenstructuurplan is vastgesteld. [appellant sub 5] betoogt dat het bestemmingsplan voor de Verlengde Helakkerstraat eveneens in strijd met de groensaldoregeling is vastgesteld. Zij voeren aan dat de raad het verlies van bestaand openbaar groen niet voldoende heeft gecompenseerd. Daarnaast voeren [appellant sub 11] en [appellant sub 10] aan dat de raad bij de compensatie van het verlies rekening had moeten houden met een toeslag van oppervlak, omdat nieuwe beplanting nog jaren de tijd nodig heeft om zich te ontwikkelen. Volgens [appellant sub 9], [appellant sub 11], [appellant sub 10] en [appellant sub 12] is de compensatie niet adequaat geregeld. Verder stellen [appellant sub 11] en [appellant sub 10] dat de nadere uitwerking van de groencompensatie onduidelijk is. Zo is volgens hen niet duidelijk welke bomen blijven staan en welke worden herplant.

31.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het bestemmingsplan voor de Verlengde Vosdonkseweg niet in strijd met de groensaldoregeling is vastgesteld, omdat voldoende compensatie van het verlies van openbaar groen zal plaatsvinden. Overigens stelt de raad dat in verband met het behoud van de functionaliteit van het leefgebied van de gewone dwergvleermuis op gronden ten noordoosten van de kruising van de Kozijnenhoek met de Helakkerstraat nieuw groen zal worden aangelegd en dat dit is gewaarborgd in de op 21 mei 2014 verleende ontheffing op grond van de Flora en faunawet.

31.2. De gronden binnen het plangebied van het bestemmingsplan voor de Verlengde Vosdonkseweg hebben hoofdzakelijk de bestemming "Verkeer". Aan een strook grond, aan de noordzijde van het plangebied en ten westen van de Kerkeheidestraat, is de bestemming "Groen" toegekend.

Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder a, van de planregels van het bestemmingsplan voor de Verlengde Vosdonkseweg zijn de voor "Groen" aangewezen gronden bestemd voor groenvoorzieningen, houtgewas, bermen en beplanting.

Ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder b, zijn de voor "Verkeer" aangewezen gronden bestemd voor straten, rabatten, parkeerterreinen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, terrassen, waterhuishoudkundige voorzieningen en taluds.

31.3. In de groensaldoregeling van het gemeentelijke groenstructuurplan staat dat deze regeling als voornaamste doel heeft het veiligstellen van zowel de kwantiteit als de kwaliteit van openbaar groen. Indien zwaarwegende algemene belangen van nieuwe ontwikkelingen prevaleren boven het belang van het behoud van openbaar groen wordt gezocht naar compensatiemogelijkheden. Compensatie van het verlies van openbaar groen mag kwantitatief en/of kwalitatief plaatsvinden en als beide niet mogelijk zijn ook financieel. Voorts vindt compensatie van groen binnen het project of in dezelfde wijk plaats. Compensatie blijft maatwerk en bezien wordt waar, hoe en wanneer het verlies van groen wordt gecompenseerd, zo staat in de groensaldoregeling.

31.4. Uit de toelichting van het bestemmingsplan voor de Verlengde Vosdonkseweg volgt dat een oppervlak van 7.700 m² aan groen direct verloren zal gaan als gevolg van de aanleg van de Verlengde Vosdonkseweg. Compensatie van verlies van openbaar groen zal binnen het plangebied van dit bestemmingsplan op gronden met de bestemmingen "Groen" en "Verkeer" plaatsvinden. Ook de voorziene groenzone in het plangebied van het bestemmingsplan voor de Verlengde Helakkerstraat, waarin de landschappelijke kwaliteitsverbetering is voorzien, zal daarvoor worden aangewend.

De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat de compensatie van het verlies aan openbaar groen onvoldoende is. Voor zover wordt betoogd dat de compensatie minder is dan 7.700 m², overweegt de Afdeling dat in de groensaldoregeling niet wordt voorgeschreven met welk oppervlak het verlies dient te worden gecompenseerd en dat compensatie ook kwalitatief mag plaatsvinden. Daarnaast overweegt de Afdeling dat in de groensaldoregeling niet is voorgeschreven dat rekening dient te worden gehouden met een toeslag.

Voorts ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de compensatie niet adequaat is geregeld. Daarbij is van belang dat binnen de bestemmingen "Groen" en "Verkeer" van het bestemmingsplan voor de Verlengde Vosdonkseweg groenvoorzieningen zijn toegestaan. Ook binnen de voorziene groenzone in het bestemmingsplan voor de Verlengde Helakkerstraat zijn groenvoorzieningen toegestaan.

De vraag op welke wijze de groencompensatie wordt uitgewerkt en welke bomen blijven staan en welke worden herplant heeft geen betrekking op het plan zelf maar op de uitvoering daarvan. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen.

Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het bestemmingsplan voor Verlengde Vosdonkseweg in strijd met de groensaldoregeling van het gemeentelijke groenstructuurplan is vastgesteld. De betogen van [appellant sub 9], [appellant sub 10], [appellant sub 11] en [appellant sub 12] falen.

31.5. In de toelichting van het bestemmingsplan voor de Verlengde Helakkerstraat staat dat voor de Verlengde Helakkerstraat groencompensatie nadrukkelijk niet aan de orde is.

Nu de Afdeling geen aanknopingspunten ziet om de stelling van de raad dat voor de aanleg van de Verlengde Helakkerstraat geen openbaar groen hoeft te verdwijnen onjuist te achten, is er geen grond voor het oordeel dat dat bestemmingsplan in strijd met het gemeentelijke groenstructuurplan is vastgesteld. Het betoog van [appellant sub 5] faalt.

Archeologie

32. [appellant sub 12] betoogt dat de raad ten onrechte geen nader onderzoek heeft gedaan naar de archeologische waarden in het plangebied van het bestemmingsplan voor de Verlengde Vosdonkseweg. Dit klemt temeer nu de plangebieden een hoge archeologische verwachtingswaarde kennen.

33. Ingevolge artikel 8:69a van de Awb vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.

Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant.

33.1. Ingevolge artikel 38a van de Monumentenwet 1988, voor zover hier van belang, houdt de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten.

33.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in onder meer haar uitspraak van 3 april 2013 in zaak nr. 201209146/1/R3 strekt artikel 38a van de Monumentenwet 1998 met name tot het behoud van monumenten van archeologie. Voor [appellant sub 12] gaat het echter om het belang dat hij gevrijwaard blijft van de aanleg van de Verlengde Vosdonkseweg in de nabijheid van zijn perceel en de daarmee gepaard gaande aantasting van zijn woon- en leefklimaat. Artikel 38a van de Monumentenwet strekt daarom kennelijk niet tot bescherming van de belangen waarvoor [appellant sub 12] in deze procedure bescherming zoekt. Daargelaten of de beroepsgrond wat betreft de archeologische waarden zou slagen, laat de Afdeling deze beroepsgrond dan ook buiten beschouwing nu een inhoudelijke beoordeling, gelet op artikel 8:69a van de Awb, er niet toe kan leiden dat het bestreden besluit om die reden wordt vernietigd.

Financiële uitvoerbaarheid

34. [appellant sub 9], [appellant sub 11], [appellant sub 12] en [appellant sub 8] betogen dat het bestemmingsplan voor de Verlengde Vosdonkseweg financieel niet uitvoerbaar is. [appellant sub 5] en [appellant sub 8] betogen dat het bestemmingsplan voor de Verlengde Helakkerstraat eveneens financieel niet uitvoerbaar is. Zij stellen dat de oorspronkelijk geraamde kosten worden overschreden. De gemeentelijke begroting is niet toereikend om ook de aanleg van tracédeel C, tussen de Sprundelseweg en de Voreneindseweg, te financieren, welk tracédeel tezamen met de tracédelen van de Verlengde Vosdonkseweg en de Verlengde Helakkerstraat in aanmerking dient te worden genomen. [appellant sub 12] stelt dat de totale kosten meer dan € 27 miljoen bedragen en betwijfelt of rekening is gehouden met nieuwe ontwikkelingen die ten laste van de begroting komen. Volgens [appellant sub 5] is geen rekening gehouden met de kosten voor de aankoop van zijn gronden.

35. In het kader van een beroep tegen een bestemmingsplan kan een betoog dat ziet op de uitvoerbaarheid van dat plan, waaronder ook de financiële uitvoerbaarheid is begrepen, slechts leiden tot vernietiging van het bestreden besluit indien en voor zover het aangevoerde leidt tot de conclusie dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan niet kan worden uitgevoerd binnen de planperiode van in beginsel tien jaar.

In de toelichting van beide plannen staat dat de gemeente en provincie kredieten beschikbaar stellen voor de te verwachten kosten die gemoeid zijn met de aanleg van de Verlengde Vosdonkseweg en de Verlengde Helakkerstraat. Het gaat hierbij om verwervings-, planschade- en civieltechnische kosten. De gronden die benodigd zijn voor de aanleg van deze wegen en die niet in eigendom zijn van de gemeente, tracht de gemeente minnelijk te verwerven. Voor zover minnelijke verwerving niet mogelijk is, zal de gemeente deze gronden via een onteigeningsprocedure proberen te verkrijgen. De kosten die hiermee zijn gemoeid zijn vallen binnen het krediet. Voorts staat in het deskundigenbericht dat voor de aanleg van de Verlengde Vosdonkseweg en de Verlengde Helakkerstraat € 13.005.494,-- is geraamd en dat dit bedrag binnen de gemeentelijke reservering van € 14.267.632,-- valt.

Niet aannemelijk is gemaakt dat de bestemmingsplannen financieel niet uitvoerbaar zijn. Anders dan [appellant sub 9], [appellant sub 11], [appellant sub 8] en [appellant sub 12] betogen, is voor de vraag of het bestemmingsplan voor de Verlengde Vosdonkseweg financieel uitvoerbaar is niet van belang of de gemeentelijke begroting ook toereikend is om in de aanleg van tracédeel C te voorzien, nu dat tracédeel niet in dat bestemmingsplan is voorzien. De stelling van [appellant sub 12], onder verwijzing naar de als bijlage bij zijn zienswijze op het deskundigenbericht overgelegde "Programmabegroting 2014 gemeenten Rucphen", dat voor het gehele project meer dan € 27 miljoen nodig is, gaat eraan voorbij dat in dat bedrag ook kosten zijn vervat die los staan van de in de plannen voorziene tracédelen. De betogen falen.

De beroepsgronden voor het overige tegen het bestemmingsplan "Kom St. Willebrord, Verlengde Vosdonkseweg"

Het beroep van [appellant sub 11]

36. [appellant sub 11] voert aan dat het uitzicht vanaf zijn perceel en vanuit zijn woning aan de [locatie 8] onaanvaardbaar zal worden aangetast, omdat het bestemmingsplan voor de Verlengde Vosdonkseweg geluidschermen met een hoogte van 3 m achter zijn perceel toestaat.

36.1. Aan een strook grond achter het perceel van [appellant sub 11] is de bestemming "Groen" toegekend.

Aan de gronden achter deze strook is de bestemming "Verkeer" en de aanduiding "geluidscherm" toegekend.

Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder a, van de planregels van het bestemmingsplan "Kom St. Willebrord, Verlengde Vosdonkseweg" zijn de voor "Groen" aangewezen gronden bestemd voor groenvoorzieningen, houtgewas, bermen en beplanting.

Ingevolge artikel 4, lid 4.2, onder 4.2.4, gelden ter plaatse van de aanduiding "geluidscherm" de volgende regels:

a. een geluidwerende voorziening wordt op 3,5 m van de buitenste rand van de rijstrook gerealiseerd;

b. de bouwhoogte van een geluidwerende voorziening bedraagt ten minste 3 m.

36.2. Het perceel van [appellant sub 11] grenst aan een strook grond met een breedte van 5 m waaraan een groenbestemming is toegekend. De afstand vanaf de woning van [appellant sub 11] tot de gronden waarop een geluidscherm is voorzien bedraagt ongeveer 18 m.

Gelet hierop en nu de woning van [appellant sub 11] in een bebouwde omgeving staat, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad bij afweging van de betrokken belangen aan de aantasting van zijn uitzicht vanaf zijn perceel en vanuit zijn woning een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan. Daarbij is voorts van belang dat geen recht op uitzicht bestaat. Het betoog faalt.

Het beroep van [appellant sub 13]

37. [appellant sub 13] voert aan dat hij zijn agrarische bedrijf niet meer kan voortzetten als gevolg van het bestemmingsplan voor de Verlengde Vosdonkseweg, omdat het tracédeel van de Verlengde Vosdonkseweg dwars over de agrarische gronden achter zijn perceel aan de [locatie 11] is voorzien. Ook zal de bestaande bedrijfswoning voor de Verlengde Vosdonkseweg moeten wijken.

37.1. Aan de agrarische gronden achter het perceel [locatie 11], waarop een deel van het tracédeel van de Verlengde Vosdonkseweg is voorzien, is de bestemming "Verkeer" toegekend.

37.2. De raad stelt dat ten tijde van het bestreden besluit is getracht overeenstemming met [appellant sub 13] te bereiken over de aankoop van zijn agrarische bedrijf en de benodigde agrarische gronden. Ook is [appellant sub 13] een alternatieve bedrijfslocatie aangeboden. Volgens de raad zal bij een eventuele verwerving van zijn bedrijf en agrarische gronden rekening worden gehouden met de schade die hij lijdt.

37.3. De Afdeling overweegt dat de raad rekening heeft gehouden met de bedrijfsbelangen van [appellant sub 13]. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad bij afweging van de betrokken belangen aan het belang van de aanleg van de Verlengde Vosdonkseweg een groter gewicht mogen toekennen dan aan de bedrijfsbelangen van [appellant sub 13]. Daarbij is van belang dat de raad het nut en de noodzaak van de Verlengde Vosdonkseweg aannemelijk heeft gemaakt.

Voor zover verwerving van het bedrijf en de gronden van [appellant sub 13] niet op minnelijke wijze kan plaatsvinden, wordt [appellant sub 13] bij een eventuele onteigening op basis van de Onteigeningswet in beginsel volledig schadeloos gesteld. Gelet hierop is het financiële belang van [appellant sub 13] voldoende gewaarborgd. Overigens heeft de raad ter zitting verklaard dat de gemeente inmiddels een mondelinge overeenstemming met [appellant sub 13] heeft bereikt over de aankoop van zijn bedrijf. Het betoog faalt.

Het beroep van [appellant sub 7]

38. [appellant sub 7] voert aan dat hij geen duiven meer op het achterste deel van zijn tuin zal kunnen houden ten behoeve van de duivensport, omdat het tracédeel van de Verlengde Vosdonkseweg dwars over de tuin bij zijn woning aan de [locatie 12] is voorzien. Zijn tuin zal geen aaneengesloten geheel meer vormen. Ook voert [appellant sub 7] aan dat de raad ten onrechte niet heeft voorzien in een adequate ontsluiting van het achterste deel van zijn tuin.

38.1. Aan een deel van de tuin van het perceel [locatie 12], waarop een deel van de Verlengde Vosdonkseweg is voorzien, is de bestemming "Verkeer" toegekend.

38.2. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad bij afweging van de betrokken belangen aan het belang van de aanleg van de Verlengde Vosdonkseweg een groter gewicht mogen toekennen dan aan het belang van [appellant sub 7] om het achterste deel van zijn tuin te kunnen blijven gebruiken voor het houden van duiven ten behoeve van de duivensport. Daarbij is van belang dat de raad het nut en de noodzaak van de Verlengde Vosdonkseweg aannemelijk heeft gemaakt.

Voorts overweegt de Afdeling dat de bestemming "Verkeer" een ontsluiting van het achterste deel van de tuin mogelijk maakt. Voor zover [appellant sub 7] betoogt dat niet duidelijk is op welke wijze een ontsluiting mogelijk wordt gemaakt, heeft dit betoog geen betrekking op het plan zelf maar op de uitvoering daarvan. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. De betogen falen.

39. Voorts voert [appellant sub 7] aan dat het bodemonderzoek dat aan het bestemmingsplan voor de Verlengde Vosdonkseweg ten grondslag is gelegd onzorgvuldig is verricht. Hij stelt dat uit de situatietekening bij het bodemonderzoek ten onrechte volgt dat op zijn perceel aan de [locatie 12] een boring heeft plaatsgevonden.

39.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de uitkomst van het bodemonderzoek, ondanks de door [appellant sub 7] gestelde omissie, niet verandert.

39.2. De aanwezigheid van verontreinigingen in de bodem, de noodzaak van sanering van verontreinigde locaties en de wijze waarop deze saneringen moeten worden uitgevoerd, zijn geregeld in afzonderlijke wetgeving met eigen procedures, die thans niet ter beoordeling staan. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen indien en voor zover de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de aanwezige bodemverontreiniging aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

Het onderzoeksbureau IDDS heeft een bodemonderzoek uitgevoerd in de plangebieden van beide bestemmingsplannen. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het "Rapport betreffende een verkennend bodemonderzoek Nijverheid N638 te Rucphen" van 22 maart 2012. Het bodemonderzoek strekt tot de conclusie dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de nieuwe ontwikkeling.

Niet in geschil is dat op voormelde situatietekening ten onrechte is aangeduid dat op het perceel van [appellant sub 7] een boring heeft plaatsgevonden. De Afdeling ziet echter geen grond voor het oordeel dat de raad het bodemonderzoek niet aan het bestreden besluit te grondslag had mogen leggen, nu [appellant sub 7] niet heeft onderbouwd dat de conclusie van het bodemonderzoek zonder deze omissie anders zou luiden. Het betoog faalt.

Overige beroepen

40. [appellant sub 12] en [appellant sub 8] betogen dat de waarde van hun woningen zal dalen als gevolg van de aanleg van de Verlengde Vosdonkseweg.

40.1. Wat de eventueel nadelige invloed van het bestemmingsplan voor de Verlengde Vosdonkseweg op de waarde van de woningen van [appellant sub 12] en [appellant sub 8] betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan. De betogen falen.

41. Verder betwisten [appellant sub 12] en [appellant sub 9] de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan voor de Verlengde Vosdonkseweg, omdat niet zeker is dat de daarvoor benodigde gronden kunnen worden onteigend.

41.1. Gelet op de achtergrond van de aanleg van de Verlengde Vosdonkseweg ziet de Afdeling niet in dat de uitvoering van het sluitstuk daarvan, te weten de verwerving dan wel onteigening van gronden, op voorhand is uitgesloten. In het aangevoerde ziet de Afdeling derhalve geen grond voor het oordeel dat het bestemmingsplan voor de Verlengde Vosdonkseweg niet uitvoerbaar is. De betogen falen.

42. [appellant sub 9], [appellant sub 11], [appellant sub 13], [appellant sub 12] en [appellant sub 7] hebben zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. Zij hebben in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.

De beroepsgronden voor het overige tegen het bestemmingsplan "Buitengebied 2012, Verlengde Helakkerstraat"

Het beroep van [appellant sub 5]

43. [appellant sub 5] voert aan dat de agrarische gronden ten noorden van het tracédeel voor de Verlengde Helakkerstraat onbereikbaar zullen worden voor zijn melkrundvee. Voor de eventuele bouw van een veetunnel onder de Verlengde Helakkerstraat is een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5, lid 5.4, onder 5.4.1, van de planregels van het bestemmingsplan voor de Verlengde Helakkerstraat nodig en niet duidelijk is of deze omgevingsvergunning kan worden verleend. Ook zullen de agrarische gronden onbereikbaar worden voor zijn landbouwvoertuigen.

43.1. Aan de gronden in het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012, Verlengde Helakkerstraat" is de bestemming "Waarde - Archeologie" toegekend.

Ingevolge artikel 5, lid 5.1, van de planregels zijn de voor "Waarde - Archeologie" aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het archeologisch monument.

Ingevolge lid 5.4, onder 5.4.1, is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

a. afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 0,5 m;

[…].

Ingevolge onderdeel 5.4.3 legt de aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in onderdeel 5.4.1 die betrekking heeft op gronden, die op de verbeelding zijn aangewezen als gebied met een hoge archeologische verwachting een in lid 5.3, onder a bedoeld rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld.

Ingevolge onderdeel 5.4.4, sub a, verleent het bevoegd gezag de omgevingsvergunning indien naar zijn oordeel uit het rapport als bedoeld in onderdeel 5.4.3 genoegzaam blijkt dat er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad.

43.2. De raad stelt dat zonodig een veetunnel onder de Verlengde Helakkerstraat wordt aangelegd ten behoeve van de bereikbaarheid van de agrarische gronden die ten noorden van deze weg liggen. De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat de raad op voorhand had moeten inzien dat een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5, lid 5.4, onder 5.4.1, van de planregels niet kan worden verleend, nu de raad stelt dat het tracédeel op gronden is voorzien die blijkens de gemeentelijke erfgoedkaart geen archeologische verwachting hebben en niet gebleken is dat dit onjuist is.

Om voormelde agrarische gronden met landbouwvoertuigen te bereiken dient [appellant sub 5] via de Sporthei, de Kozijnenhoek en de Verlengde Helakkerstraat om te rijden. Nu de bestemming "Verkeer" de aanleg van uitwegen mogelijk maakt en volgens de raad het wordt toegestaan om met landbouwvoertuigen over de Verlengde Helakkerstraat te rijden, heeft [appellant sub 5] niet aannemelijk gemaakt dat de agrarische gronden onbereikbaar worden voor landbouwvoertuigen. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat de kosten voor het omrijden onaanvaardbaar hoog zijn. Het betoog faalt.

44. [appellant sub 5] heeft zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. Hij heeft in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.

Het beroep van [appellant sub 8]

45. [appellant sub 8] betoogt dat de waarde van zijn woning zal dalen als gevolg van de aanleg van de Verlengde Helakkerstraat.

45.1. Wat de eventueel nadelige invloed van het bestemmingsplan voor de Verlengde Helakkerstraat op de waarde van de woning van [appellant sub 8] betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan. Het betoog faalt.

Conclusie en bestuurlijke lus

46. In hetgeen [appellant sub 9], [appellant sub 10], [appellant sub 12] en [appellant sub 7] hebben aangevoerd en daarover in 24.4, 24.7 en 24.8 is overwogen, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de vaststelling van de bestemmingsplan "Kom St. Willebrord, Verlengde Vosdonkseweg", is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb.

In hetgeen [appellant sub 5] heeft aangevoerd en daarover in 17.2 is overwogen, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de vaststelling van de bestemmingsplan "Buitengebied 2012, Verlengde Helakkerstraat" is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb.

47. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beslechting van het geschil aanleiding de raad op de voet van artikel 8:51d van de Awb op te dragen de gebreken in het bestreden besluit binnen de hierna te noemen termijn te herstellen. De raad dient daartoe met inachtneming van overwegingen 17.2 en 24.4:

a. een onderzoek te verrichten naar de mogelijke geluid- en trillinghinder en de verslechtering van de verkeersveiligheid voor de bewoners ter plaatse van de aantakking van het tracédeel voor de Verlengde Helakkerstraat op de Bernhardstraat als gevolg van een tracédeel met een recht verloop en te motiveren waarom het behoud van bouwmogelijkheden ter plaatse dient te prevaleren boven de belangen van [appellant sub 5];

b. de akoestische gevolgen van het bestemmingsplan voor de Verlengde Vosdonkseweg voor de woning van [appellant sub 12] aan de [locatie 10] inzichtelijk te maken.

Zo nodig dient de raad, indien de onderzoeksresultaten daartoe aanleiding geven, het bestreden besluit te wijzigen. Bij de voorbereiding van het eventueel te nemen besluit tot wijziging hoeft geen toepassing te worden gegeven aan afdeling 3.4 van de Awb. Een besluit tot wijziging van de bestemmingsplannen dient op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te worden gemaakt en te worden medegedeeld.

48. Ten aanzien van de overige gebreken ziet de Afdeling geen aanleiding de raad op te dragen deze te herstellen, gelet op het volgende.

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 9 december 2014 een verkeersbesluit genomen waarbij voor het noordelijke deel van de Kerkeheidestraat een doodlopende weg wordt ingesteld voor gemotoriseerd verkeer. [appellant sub 9] en [appellant sub 7] hebben geen argumenten aangevoerd in verband waarmee geoordeeld zou moeten worden dat dit verkeersbesluit niet rechtmatig is. De Afdeling ziet daarom geen aanleiding om een opdracht te geven voor het verrichten van een nader onderzoek naar de akoestische gevolgen van het tracédeel van de Verlengde Vosdonkseweg voor de woningen van [appellant sub 9] en [appellant sub 7].

Voorts heeft de raad na het bestreden besluit nader onderzoek laten verrichten naar de gecumuleerde geluidbelasting vanwege de Vosdonkseweg en de Noorderstraat op de gevel van de woning van [appellant sub 10] aan de [locatie 9]. De geluidbelasting vanwege de Noorderstraat bedraagt maximaal 64 dB. De gecumuleerde geluidbelasting van alle geluidbronnen tezamen bedraagt 64 dB. De Afdeling overweegt dat [appellant sub 10] de uitkomst van het onderzoek naar de gecumuleerde geluidbelasting niet heeft bestreden. Nu de gecumuleerde geluidbelasting niet groter is dan de geluidbelasting vanwege de Noorderstraat, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de gecumuleerde geluidbelasting niet onaanvaardbaar is. De Afdeling ziet daarom geen aanleiding om ten aanzien van de woning van [appellant sub 10] een opdracht te geven voor het verrichten van een nader onderzoek naar de gecumuleerde geluidbelasting.

Proceskosten

49. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en de vergoeding van het betaalde griffierecht.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

draagt de raad van de gemeente Rucphen op om binnen 26 weken na de verzending van deze tussenuitspraak:

a. met inachtneming van overweging 17.2 een onderzoek te verrichten naar de mogelijke geluid- en trillinghinder en de verslechtering van de verkeersveiligheid voor de bewoners ter plaatse van de aantakking van het tracédeel voor de Verlengde Helakkerstraat op de Bernhardstraat als gevolg van een tracédeel met een recht verloop en te motiveren waarom het behoud van bouwmogelijkheden ter plaatse dient te prevaleren boven de belangen van [appellant sub 5];

b. met inachtneming van overweging 24.4 de akoestische gevolgen van het bestemmingsplan voor de Verlengde Vosdonkseweg voor de woning van [appellant sub 12] aan de [locatie 10] inzichtelijk te maken;

c. indien de onderzoeksresultaten daartoe aanleiding geven, het bestreden besluit te wijzigen;

d. de Afdeling en partijen de uitkomst mede te delen en een eventuele wijziging van het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.

Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. K.S. Man, griffier.

w.g. Van Sloten w.g. Man
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2015

629.