Uitspraak 201406684/1/R4


Volledige tekst

201406684/1/R4.
Datum uitspraak: 3 juni 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellanten] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te Nieuwpoort, gemeente Molenwaard,

en

de raad van de gemeente Molenwaard,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 13 mei 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "De Vesting" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 maart 2015, waar [appellant], en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.P.J. Kreeft en
J.M. Küpers, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Tevens is ter zitting Herkon Vastgoedontwikkeling, vertegenwoordigd door [gemachtigde], gehoord.

Overwegingen

Het plan

1. Het plan voorziet in de herontwikkeling van de percelen Hoogstraat 69-75 door het slopen van de thans aanwezige (bedrijfs)bebouwing en het realiseren van twaalf woningen op deze locatie.

Toetsingskader

2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Procedureel

3. [appellant] betoogt dat de adviezen van de door de raad geraadpleegde deskundigen niet bekend zijn. De raad volstaat in de Nota zienswijzen postzegelplan "De Vesting" Nieuwpoort van 18 februari 2014 (hierna: de Nota zienswijzen) ten onrechte met het standpunt dat door deskundigen positief is geadviseerd, terwijl de adviezen van deze deskundigen niet zijn bijgevoegd noch anderszins de inhoud van deze adviezen naar voren komt, aldus [appellant].

3.1. Ingevolge artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) legt het bestuursorgaan het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage.

3.2. In de Nota zienswijzen postzegelplan "De Vesting" Nieuwpoort van 18 februari 2014 (hierna: de Nota zienswijzen) wordt de zienswijze van [appellant] herhaaldelijk beantwoord met: "de gemeente heeft het plan voorgelegd aan de deskundigen die in deze procedures door de gemeente worden geconsulteerd. De deskundigen hebben in deze positief gereageerd." In de Nota Zienswijzen wordt niet toegelicht om welke deskundigen het gaat en wat deze hebben geadviseerd. Voorts zijn deze adviezen niet met het ontwerpplan dan wel met het plan ter inzage gelegd noch herkenbaar weergegeven in de daarbij behorende plantoelichting.

De raad heeft ter zitting toegelicht dat met de in de Nota Zienswijze genoemde deskundigen de monumentencommissie en de welstandscommissie zijn bedoeld. Blijkens het verweer en het verhandelde ter zitting heeft de raad onder meer de adviezen van deze commissies ten grondslag gelegd aan zijn oordeel dat de in het plan voorziene ontwikkeling ruimtelijk aanvaardbaar is, omdat hieruit volgens hem blijkt dat het plan past binnen het beschermd stads- en dorpsgezicht waarbinnen het plangebied is gelegen en voorts geen nadelige gevolgen voor nabijgelegen rijksmonumenten met zich brengt.

Desgevraagd heeft de raad ter zitting erkend dat het niet ter inzage leggen van de adviezen van de monumentencommissie en de welstandscommissie een slordigheid betreft.

3.3. Naar het oordeel van de Afdeling betreffen de adviezen van de monumentencommissie en de welstandscommissie aldus op het ontwerpplan betrekking hebbende stukken die, gezien ook het gewicht dat de raad hieraan toekent, redelijkerwijs nodig zijn voor de beoordeling van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de in het plan voorziene ontwikkeling, zodat deze met het ontwerpplan ter inzage hadden moeten worden gelegd. Het bestreden besluit is in zoverre in strijd met artikel 3:11 van de Awb tot stand gekomen.

3.4. De Afdeling ziet geen aanleiding om dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb en overweegt daartoe als volgt. Vast staat dat de adviezen van de monumentencommissie en de welstandscommissie niet met het ontwerpplan ter inzage hebben gelegen. In de bij het ontwerpplan behorende plantoelichting wordt niet gewezen op deze adviezen, zodat belanghebbenden redelijkerwijs niet konden weten dat deze bestonden. Gelet hierop hebben belanghebbenden niet de mogelijkheid gehad deze adviezen te betrekken bij hun zienswijzen. Bovendien blijkt ook uit de Nota zienswijzen niet welke adviezen de raad heeft betrokken bij de beantwoording van de zienswijzen. Ook zijn de adviezen niet met het vastgestelde plan ter inzage gelegd.

Onder deze omstandigheden is de Afdeling van oordeel dat niet aannemelijk is dat belanghebbenden niet zijn benadeeld doordat de adviezen van de monumentencommissie en de welstandscommissie niet met het ontwerpplan ter inzage hebben gelegen.

4. Het beroep is gegrond. Gelet op de aard van het gebrek behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking meer.

5. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Molenwaard van 13 mei 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan "De Vesting";

III. draagt de raad van de gemeente Molenwaard op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, http://www.ruimtelijkeplannen.nl;

IV. veroordeelt de raad van de gemeente Molenwaard tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van €490,00 (zegge: vierhonderdnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

V. gelast dat de raad van de gemeente Molenwaard aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A. Verhoeven, griffier.

w.g. Hoekstra w.g. Verhoeven
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2015

690.