Uitspraak 201806298/1/A2


Volledige tekst

201806298/1/A2.
Datum uitspraak: 20 februari 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 18 juni 2018 in zaak nr. 18/919 in het geding tussen:

[appellant]

en

het bestuur van de raad voor rechtsbijstand (hierna: de raad).

Procesverloop

Bij besluit van 14 september 2017 heeft de raad de inschrijving van [appellant] voor de specialisatie vreemdelingenrecht en vreemdelingenpiket en vreemdelingenbewaringszaken doorgehaald.

Bij besluit van 17 januari 2018 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 18 juni 2018 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De raad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 januari 2019, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door mr. C.W. Wijnstra en mr. M. Doets, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    [appellant] is advocaat en was bij de raad ingeschreven om als gesubsidieerd rechtsbijstandverlener te kunnen worden toegevoegd in vreemdelingenzaken, in het bijzonder de specialisaties vreemdelingenrecht, vreemdelingenpiket en vreemdelingenbewaringszaken. Bij besluit van 14 september 2017, gehandhaafd bij besluit van 17 januari 2018, heeft de raad de inschrijving van [appellant] voor deze specialisaties doorgehaald. Er zijn aan hem in 2016 namelijk geen toevoegingen verleend op het terrein van het vreemdelingenrecht en zowel voor vreemdelingenbewaringszaken als voor vreemdelingenpiketzaken is hem slechts één toevoeging verleend. [appellant] heeft over 2016 tevens geen opleidingspunten overgelegd en heeft geen actualiteitencursus vreemdelingenbewaring gevolgd. Daarom voldoet hij volgens de raad niet aan de voor deze specialisaties gestelde eisen in de Inschrijvingsvoorwaarden advocatuur 2016 (hierna: de Inschrijvingsvoorwaarden). [appellant] betwist dit niet, maar meent dat het door het lage aanbod van zaken bedrijfseconomisch niet verantwoord was om kosten te maken voor een cursus. Hij houdt de literatuur bij en heeft veel ervaring in het vreemdelingenrecht en kan daarom het werk naar behoren uitvoeren. Daarom zou zijn inschrijving niet beëindigd mogen worden.

Wettelijk kader

2.    Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Uitspraak rechtbank

3.    De rechtbank heeft vastgesteld dat [appellant] niet heeft voldaan aan de voorwaarden in artikel 6d van de Inschrijvingsvoorwaarden en de daarbij behorende Bijlage 1 sub 4. Naar het oordeel van de rechtbank kan het lage aanbod van zaken niet aan [appellant] worden tegengeworpen, maar de enkele omstandigheid dat hij niet aan de opleidingsvereisten heeft voldaan, is voldoende reden voor de raad om hem uit te schrijven. Het niet volgen van de benodigde opleiding vanuit bedrijfseconomisch oogpunt en het beroep op reeds aanwezige deskundigheid heeft de raad terecht niet aangemerkt als bijzondere omstandigheden op grond waarvan moest worden afgezien van uitschrijven, aldus de rechtbank.

Hoger beroep

4.    Ter zitting bij de Afdeling is komen vast te staan dat in hoger beroep alleen nog de opleidingseisen aan de orde zijn.

5.    [appellant] betoogt dat de rechtbank er ten onrechte aan voorbij is gegaan dat hij ruime ervaring heeft met vreemdelingenbewaringszaken en dat hij door het verplichte abonnement op de uitgaven van de Stichting Migratierecht op de hoogte wordt gehouden van de laatste ontwikkelingen op het gebied van het vreemdelingenrecht. Voorts is er sprake van willekeur, omdat andere advocaten in dezelfde situatie nog wel op de piketlijst staan. Het besluit van de raad is niet proportioneel, aldus [appellant].

5.1.    Uit de Inschrijvingsvoorwaarden volgt onder meer dat om ingeschreven te blijven voor de specialisaties vreemdelingenrecht, vreemdelingenpiket en vreemdelingenbewaringszaken, een advocaat zich op de hoogte dient te blijven houden van actuele ontwikkelingen op het terrein van het vreemdelingenrecht, onder andere door het jaarlijks volgen van een op het terrein van het vreemdelingenrecht toegesneden cursus of deelnemen aan een activiteit, welke in het kader van de permanente opleiding wordt gewaardeerd op ten minste vier punten. Indien een advocaat deelneemt aan het vreemdelingenpiket en bewaringszaken, dient hij tevens jaarlijks een door de raad goedgekeurde cursus op het terrein van vreemdelingenbewaringszaken te volgen.

5.2.    Het staat vast dat [appellant] niet heeft voldaan aan deze vereisten. De raad heeft de inschrijving daarom kunnen doorhalen op grond van artikel 17, tweede lid, onder a, van de Wrb. In de stelling van [appellant], dat hij ruime ervaring heeft met vreemdelingenzaken en op de hoogte blijft van het vreemdelingenrecht door het lezen van literatuur en daarom niet aan de opleidingseisen hoeft te voldoen, heeft de raad terecht geen aanleiding gezien om van de doorhaling van zijn inschrijving voor de specialisatie vreemdelingenrecht af te zien. De stelling dat hiermee sprake is van willekeur heeft [appellant] niet onderbouwd en leidt daarom niet tot een ander oordeel. Dat het voor [appellant] door het lage aanbod van vreemdelingenbewaringszaken niet mogelijk zou zijn geweest om meer zaken te doen en dat hij daarom vanuit bedrijfseconomisch oogpunt de verplichte cursus niet heeft gevolgd, dient voor zijn ondernemersrisico te blijven.

5.3.    Het betoog faalt.

Conclusie

6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

7.    Voor proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. J.J. van Eck en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, griffier.

w.g. Scholten-Hinloopen    w.g. Lodder
voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2019

17-882.

BIJLAGE - WETTELIJK KADER

Wet op de rechtsbijstand

Artikel 14

Alle in Nederland kantoor houdende advocaten die daartoe een aanvraag hebben ingediend, worden door het bestuur ingeschreven indien zij voldoen aan de in artikel 15 bedoelde voorwaarden. Het bestuur kan regels stellen met betrekking tot deze voorwaarden. Deze regels behoeven goedkeuring van Onze minister.

Artikel 15

De door het bestuur te stellen regels met betrekking tot de voorwaarden kunnen betrekking hebben op:

a. het minimum en het maximum aantal zaken waarvoor een advocaat jaarlijks zal worden toegevoegd;

b. de deskundigheid van de advocaat op bepaalde rechtsgebieden;

c. de organisatie van het kantoor waar de advocaat werkzaam is;

d. de verslaglegging door de advocaat omtrent de door hem verleende rechtsbijstand.

Artikel 17

1. De inschrijving wordt door het bestuur doorgehaald bij verlies van de hoedanigheid van advocaat.

2. Voorts kan het bestuur de inschrijving doorhalen:

a. indien de advocaat niet voldaan heeft dan wel niet langer voldoet aan de voor de inschrijving gestelde voorwaarden;

b. indien naar zijn oordeel genoegzaam is gebleken dat de rechtsbijstandverlening door de advocaat niet voldoet aan redelijkerwijs te stellen eisen van doelmatigheid of zorgvuldigheid;

c. indien aan de advocaat een maatregel is opgelegd als bedoeld in artikel 48, tweede lid, onder a tot en met c, van de Advocatenwet dan wel artikel 60aa, tweede lid;

d. indien naar zijn oordeel genoegzaam is gebleken dat de advocaat herhaaldelijk onjuiste informatie heeft verstrekt ten behoeve van het vaststellen van de vergoeding;

e. indien de advocaat niet voldoet aan de eisen gesteld aan de wijze van indiening van een aanvraag om een toevoeging;

f. indien de advocaat niet voldoet aan de eisen gesteld aan de inrichting en de wijze van indiening van een aanvraag om vaststelling van de vergoeding.

Inschrijvingsvoorwaarden advocatuur 2016

Artikel 6d. deskundigenvereisten voor de verstrekking van toevoegingen in vreemdelingenzaken

De vereisten voor de verstrekking van toevoegingen in vreemdelingenzaken zijn:

1. toelating tot het verlenen van rechtsbijstand op grond van de

Inschrijvingsvoorwaarden Vreemdelingenrecht dan wel

2. het voldoen aan de voor deelname aan de piketregeling gestelde

deskundigheidseisen.

In bijlage 1 zijn de Inschrijvingsvoorwaarden voor vreemdelingenrecht,

vreemdelingenpiket en vreemdelingenbewaringszaken opgenomen.

Bijlage 1 - Vreemdelingenrecht, vreemdelingenpiket en vreemdelingenbewaringszaken

[…]

4. Voorwaarden voortzetting inschrijving vreemdelingenrecht en (indien van toepassing) piket/vreemdelingenbewaring

Om ingeschreven te blijven dient een (voorwaardelijk) ingeschreven advocaat in ieder jaar van inschrijving:

a) zodanige maatregelen te nemen dat bij afwezigheid de  vervanging/waarneming wordt verzorgd door een op het terrein van het vreemdelingenrecht ingeschreven advocaat;

b) lid te zijn van een door de Raad goedgekeurde werkgroep (zie artikel 1 sub f hierboven);

c) zich op de hoogte te blijven houden van actuele ontwikkelingen op het terrein van het vreemdelingenrecht, onder andere door het jaarlijks volgen van een op het terrein van het vreemdelingenrecht toegesneden cursus of deelnemen aan een activiteit, welke in het kader van de permanente opleiding wordt gewaardeerd van tenminste 4 punten.

Voor advocaten die tevens zijn toegelaten als specialist asiel- en

vluchtelingenrecht en die voor de continuering van deze specialisatie 4 punten hebben ingebracht, geldt dat zij voor de continuering van de inschrijving vreemdelingenrecht aanvullend kunnen volstaan met een opleiding die wordt gewaardeerd met twee punten.

Indien de advocaat tevens deelneemt aan het vreemdelingenpiket en / of

bewaringszaken op basis van een toevoeging behandelt, dan dient hij - bovenop de voorgaande punteneis - jaarlijks een door de Raad goedgekeurde cursus op het terrein van vreemdelingenbewaringszaken te volgen.

Desgevraagd behoort de advocaat certificaten te kunnen overleggen waaruit dit aantal punten blijkt;

d) jaarlijks tenminste 12 zaken op het terrein van het vreemdelingenrecht te

behandelen. Indien voortzetting van de inschrijving vreemdelingenpiket /

vreemdelingenbewaring wordt beoogd, dienen van deze 12 zaken ten minste uit te maken:

i) 2 piketdiensten

ii) 10 bewaringszaken op basis van een toevoeging. De Raad kan     rekening houden met een surplus in een voorgaand jaar;

e) ten genoegen en op verzoek van de Raad aan te tonen op welke wijze wordt voldaan aan de inschrijvingsvoorwaarden.

Indien niet aan deze voorwaarden voldaan is, zal de Raad de rechtsbijstandverlener van verdere deelneming aan de (piket)regeling c.q. als deskundige op het terrein uitschrijven. Uitsluiting dan wel uitschrijving geschiedt op basis van artikel 17 lid 2 Wet op de rechtsbijstand.

[…]