Uitspraak 201804453/1/R1


Volledige tekst

201804453/1/R1.
Datum uitspraak: 20 februari 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

SMH Groep B.V., gevestigd te Roermond,
appellante,

en

de raad van de gemeente Brunssum,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 13 maart 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Brunssum-Oost" gewijzigd vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft SMH Groep beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 december 2018, waar SMH Groep, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. H.D. Lelieveld, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het plangebied bestaat onder meer uit het terrein van het voormalige Atrium ziekenhuis dat zich in het noordelijk deel van het plangebied bevindt en waar voor dit gebied de beheersverordening "Woongebied" van toepassing was. Het zuidelijk deel van het plangebied omvat onder meer voetbalvelden en een deel van het Schutterspark. Het voorliggende plan neemt de geldende bestemmingen en gebruiksregels uit de beheersverordening over en sluit binnen de bestemming "Maatschappelijk" een aantal gebruiksfuncties op en nabij het voormalige ziekenhuisterrein uit.

SMH Groep is eigenaar van het voormalige ziekenhuisterrein en betoogt dat ten onrechte beperkingen in de gebruiksregels zijn opgenomen.

Toetsingskader

2.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Het beroep

3.    SMH Groep betoogt dat het plan, wat betreft de beperking van de gebruiksregels, onzorgvuldig is en dat een voldoende ruimtelijk relevante onderbouwing ontbreekt. SMH Groep verwijst naar artikel 3, lid 3.3.1, van de planregels en betoogt dat termen als "niet wenselijk" en "niet verdraagbaar met de woonomgeving" niet als onderbouwing kunnen dienen voor het uitsluiten van bepaalde gebruiksfuncties.

3.1.    In het plan is aan het voormalige ziekenhuisterrein de bestemming "Maatschappelijk" toegekend. Artikel 3, lid 3.1.1 van de planregels luidt:

"De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. openbaar bestuur, dienstverlening van overheidswege, sociale en culturele doeleinden (incl. sportvoorzieningen), ondergeschikte gebedsruimte, onderwijs en medische doeleinden, daaronder tevens begrepen bejaardentehuizen en woonzorgcomplexen;

b. horeca ondergeschikt aan ten dienst van de toegelaten functies;

[…]."

Artikel 3, lid 3.3.1, van de planregels luidt:

"Onder gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van gronden en bouwwerken voor en/of als:

a. zelfstandige horeca;

b. zelfstandige woonfunctie;

c. opvang in de vorm van noodopvang vluchtelingen / asielzoekerscentrum, alsmede opvang van (ex)gedetineerden, (ex)verslaafden, probleemgezinnen, buitenlandse werknemers, alsmede functies zoals een tbs-kliniek of psychiatrische inrichting;

d. zelfstandige gebedsruimte (kerk)."

3.2.    Het voormalige ziekenhuisterrein vormt een groot deel van het plangebied en ligt direct naast een woonwijk en nabij een recreatief gebied. De raad stelt dat het plan, mede gelet op de feitelijke situatie van het plangebied, in overeenstemming is met het beleid. Ter onderbouwing van het standpunt verwijst de raad onder meer naar de "Structuurvisie Brunssum 2025", de beheersverordening "Woongebied", de "Stadsdeelvisie Brunssum-zuid/oost" en het voorbereidingsbesluit van 8 november 2016. Uit de genoemde stukken blijkt dat wonen, zorg en recreatie passende gebruiksfuncties zijn, aldus de raad. Zo volgt uit de "Structuurvisie Brunssum 2025" dat het beleid gericht is op het behoud van de zorgfunctie van het plangebied en andere buurtgerelateerde zorg- en woonfuncties. Derhalve wenst de raad ter plaatse van het plangebied bestemmingen en gebruiksfuncties die goed passen bij de woonomgeving en andere functies in het gebied.

Ter zitting heeft de raad nader toegelicht dat mede gelet op de haalbaarheid van nieuwe ontwikkelingen een combinatie van woon- en zorgfuncties en eventueel bepaalde recreatieve functies gewenste invullingen van het gebied betreffen. De gemeente is binnen dit kader op zoek naar een duurzame invulling van het plangebied. Aangezien het ziekenhuisterrein privaat bezit is en er nog geen concreet voornemen voor de verdere ontwikkeling voorhanden is, kan aan het plangebied uit het oogpunt van de uitvoerbaarheid geen specifieke bestemming worden toegekend, aldus de raad. In de plantoelichting is wel opgenomen dat bepaalde functies binnen de bestemming "Maatschappelijk" belemmerend kunnen werken voor een duurzame invulling. Volgens de raad betreft dit gebruiksfuncties van tijdelijke aard die zich niet verdragen met de beleidsuitgangspunten en die niet passen in de omgeving van het plangebied. Dit heeft ertoe geleid dat in de gebruiksregels van het plan bepaalde beperkingen zijn opgenomen.

3.3.    De in de bestemming "Maatschappelijk" opgenomen gebruiksfuncties zijn niet bestreden. Ten aanzien van de uitgesloten gebruiksfuncties overweegt de Afdeling dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat die functies niet goed passen bij de gewenste invulling van het gebied en dat die belemmerend kunnen werken voor de beoogde duurzame invulling. Voor haar oordeel acht de Afdeling mede van belang dat binnen de bestemming "Maatschappelijk" voldoende reële ontwikkelingsmogelijkheden bestaan voor het voormalige ziekenhuisterrein.

Voorts heeft SMH Groep ter zitting erkend dat zij geen concreet voornemen naar voren heeft gebracht met betrekking tot het voormalige ziekenhuisterrein, zodat de raad ten tijde van de vaststelling van het plan hier geen rekening mee kon houden. Overigens heeft de raad ter zitting te kennen gegeven bereid te zijn om met SMH Groep het gesprek aan te gaan als er een concreet voornemen tot stand is gekomen.

Gelet op het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat het plan, mede gelet op de gegeven toelichting, berust op een voldoende ruimtelijke onderbouwing.

Het betoog faalt.

Conclusie

4.    Het beroep is ongegrond.

5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, griffier.

w.g. Michiels    w.g. Melse
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2019

191-909.