Uitspraak 201803175/1/A3


Volledige tekst

201803175/1/A3.
Datum uitspraak: 20 februari 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant A] en [appellant B], beide wonend te [woonplaats], en de erven van [overledene] (hierna gezamenlijk te noemen: [appellant] en anderen),

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 maart 2018 in zaak nr. 17/5525 in het geding tussen:

[appellant] en anderen

en

de staatssecretaris van Economische Zaken, thans: de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Procesverloop

Bij besluit van 30 januari 2017 heeft de staatssecretaris een ontheffing verleend aan de Coöperatie van Vissers De Schakel om in de periode van 1 februari 2017 tot en met 16 augustus 2018 met beroepsvistuigen op de Reeuwijkse Plassen te mogen vissen.

Bij besluit van 16 juni 2017 heeft de staatssecretaris het door [appellant] en anderen daartegen gemaakte bezwaar deels gegrond en voor het overige ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 8 maart 2018 heeft de rechtbank het door [appellant] en anderen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben [appellant] en anderen hoger beroep ingesteld.

De Schakel heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De Schakel heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 januari 2019, waar [appellant] en anderen, bijgestaan door [gemachtigde A], en de minister, vertegenwoordigd door mr. P.J. Kooiman en N. Kamp-van Hest, zijn verschenen. Voorts is ter zitting De Schakel, vertegenwoordigd door [gemachtigde B] en [gemachtigde C], gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.     De Coöperatie van Vissers De Schakel heeft van de staatssecretaris een ontheffing ontvangen om in de periode van 1 februari 2017 tot en met 16 augustus 2018 op de Reeuwijkse Plassen te mogen vissen met snoekbaarsnetten, stellingfuiken en schietfuiken, ook wel grote vistuigen. Bij het besluit op bezwaar heeft de staatssecretaris de ontheffing in stand gelaten. De rechtbank heeft dit besluit rechtmatig geacht.

Ontvankelijkheid

2.    De in dit geding aan de orde zijnde ontheffing is aan De Schakel verleend voor de periode 1 februari 2017 tot en met 16 augustus 2018. Die periode is inmiddels verstreken. Een uitspraak van de Afdeling kan daarom geen gevolgen meer hebben voor de geldigheid van deze ontheffing. Daarom heeft de Afdeling bij brief van 22 november 2018 [appellant] en anderen gevraagd welk belang zij hebben bij een oordeel over de rechtmatigheid van het besluit van 16 juni 2017. Bij brief van 27 november 2018 hebben [appellant] en anderen in reactie hierop medegedeeld dat aan De Schakel opnieuw een ontheffing is verleend. Deze ontheffing is geldig van 17 augustus 2018 tot en met 11 juli 2022.

2.1.    Indien de aan de orde zijnde ontheffing bij de behandeling van het hoger beroep niet meer geldig is, kan er toch een belang zijn bij een inhoudelijk oordeel van de Afdeling. Dat oordeel kan dan worden betrokken bij toekomstige besluiten. De Afdeling heeft dit eerder overwogen in bijvoorbeeld de uitspraak van 25 september 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX8927).

2.2.    Ter zitting is gebleken dat [appellant] en anderen geen bezwaar hebben gemaakt of beroep hebben ingesteld tegen de nieuwe ontheffing. Dat betekent dat een oordeel van de Afdeling over de in dit geding aan de orde zijnde ontheffing niet kan worden betrokken in een procedure van [appellant] en anderen tegen de ontheffing die is verleend voor de periode 17 augustus 2018 tot en met 11 juli 2022. Aangezien zij geen rechtsmiddelen hebben ingesteld tegen die ontheffing, staat deze vast en is zij in rechte onaantastbaar. Gezien het voorgaande hebben [appellant] en anderen geen belang (meer) bij een inhoudelijke beoordeling van het (hoger) beroep tegen het besluit van 16 juni 2017. De Afdeling zal [appellant] en anderen niet-ontvankelijk verklaren in hun hoger beroep.

3.    Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. A.B.M. Hent, voorzitter, en mr. H.G. Lubberdink en mr. B.J. van Ettekoven, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier.

w.g. Hent    w.g. Klein
voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2019

176-857.