Uitspraak 201803298/1/A1


Volledige tekst

201803298/1/A1.
Datum uitspraak: 6 februari 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant] en anderen, allen wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 13 maart 2018 in zaak nr. 17/5083 in het geding tussen:

[appellant] en anderen

en

het college van burgemeester en wethouders van Teylingen.

Procesverloop

Bij besluit van 13 januari 2017 heeft het college de aanvraag van de Vereniging Warmondse IJsclub (hierna: Warmondse IJsclub) om een omgevingsvergunning voor de aanleg van een skeerlerbaan op het perceel Veerpolder 18 te Warmond (hierna: het perceel) buiten behandeling gesteld.

Bij besluit van 15 juni 2017 heeft college het door [appellant] en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 13 maart 2018 heeft de rechtbank het door [appellant] en anderen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben [appellant] en anderen hoger beroep ingesteld.

Het college en de Warmondse IJsclub hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 januari 2019, waar [appellant] en anderen, bijgestaan door mr. P.H. de Lange, advocaat te Leiden, en het college, vertegenwoordigd door ing. S. Hardeveld KLeuver, ir. E. Schuurmans en M. Jawad, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de Warmondse IJsclub, vertegenwoordigd door [gemachtigden] gehoord.

Overwegingen

1.    De Warmondse IJsclub heeft op 12 december 2016 een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor de aanleg van een geasfalteerde skeelerbaan van circa 5.100 m² op het perceel. De skeelerbaan vormt met de reeds aanwezige landijsbaan een zogenaamde combibaan, waar in de zomer geskeelerd en in de winter bij vorst geschaatst kan worden. Bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 15 juni 2017 heeft het college de aanvraag om omgevingsvergunning buiten behandeling gesteld. Volgens het college past de aanleg van een skeelerbaan in het bestemmingsplan en is geen omgevingsvergunning vereist.

[appellant] en anderen wonen in de directe omgeving van het perceel en zijn bevreesd voor aantasting van hun leef- en woonklimaat door de aanwezigheid en het gebruik van de skeelerbaan.

2.    Artikel 2.1 van de wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) luidt:

"1.    Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:

[…]

b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, […] is bepaald;

c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan […]."

In het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Teylingen" is aan het perceel de enkelbestemming "Sport", met de nadere aanduiding "sportveld" en de dubbelbestemming "Waarde - archeologie 1" toegekend.

Artikel 12 van de planregels luidt:

"De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. sportvoorzieningen;

b. ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’ tevens voor detailhandel’;

c. ter plaatse van de aanduiding ‘evenemententerrein’ tevens voor een evenemententerrein;

d. […]

e. ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’ tevens voor horeca;

g. ter plaatse van de aanduiding "sportveld" voor sportvelden;

[…]"

Artikel 24.3.1 luidt:

"Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde-Archeologie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.    het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 meter;

b.    grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en aanleggen van drainage;

[…]"

3.    [appellant] en anderen betogen dat de rechtbank de bestektekening van 10 maart 2017 niet bij de beoordeling had mogen betrekken. De rechtbank miskent volgens [appellant] en anderen dat geen sprake is van een ondergeschikte wijziging van de vergunningaanvraag. Uitgaande van de bestektekeningen die als bijlagen bij de vergunningaanvraag zijn gevoegd, is een vergunning voor het uitvoeren van een werk, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wabo vereist, aldus [appellant] en anderen.

3.1.    De Warmondse IJsclub heeft in beroep een (gewijzigde) bestektekening van 10 maart 2017 overgelegd. Deze tekening bevond zich niet bij de aanvraag. Op deze tekening is de skeelerbaan circa drie meter in noordwestelijke richting verschoven ten opzichte van de tekening die bij de aanvraag was gevoegd. Het college heeft de gewijzigde situering van de skeelerbaan niet kenbaar betrokken bij het besluit op bezwaar van 15 juni 2017. Op de zitting van de rechtbank is duidelijk geworden dat de skeelerbaan conform de gewijzigde tekening van 10 maart 2017 zal worden gebouwd en niet zoals weergegeven op de bij de aanvraag behorende tekening.

3.2.    [appellant] en anderen stellen op zich terecht dat de skeelerbaan volgens de oorspronkelijke bestektekening voor een deel binnen de beschermingszone van het waterschap valt en dat, wanneer die verschuiving niet had plaatsgevonden, een omgevingsvergunning was vereist voor de aanleg van de baan. Het college heeft dit bij het besluit op bezwaar niet onderkend. De rechtbank heeft evenwel terecht geoordeeld dat de verschuiving van circa drie meter als een ondergeschikte wijziging van het project kan worden aangemerkt. Het betreft een wijziging van geringe aard die er niet toe zal leiden dat sprake is van een ander project met andere ruimtelijke gevolgen. Ter zitting van de Afdeling hebben [appellant] en anderen erkend dat door de verschuiving van de skeelerbaan in noordwestelijke richting geen vergunningplicht voor de uitvoering van werken nodig is. [appellant] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij door de gewijzigde situering van de skeelerbaan worden geschaad.

Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank de tekening van 10 maart 2017 op goede gronden betrokken bij de beoordeling of een vergunningplicht bestaat. De rechtbank heeft verder terecht geconcludeerd dat het verbod van artikel 24.3.1 van de planregels door de gewijzigde situering van de skeelerbaan niet van toepassing is en voor het project geen vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wabo is vereist.

Het betoog faalt.

4.    [appellant] en anderen betogen dat de rechtbank heeft miskend dat een vergunning voor het gebruik van gronden in strijd met een bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo is vereist. Zij stellen dat een skeelerbaan niet past binnen de voor het perceel geldende bestemming "Sport" met de aanduiding "sportveld". Anders dan bij de aanduidingen "evenemententerrein", "detailhandel" en "horeca" zijn de gronden waarop de aanduiding "sportveld" rust niet tevens maar uitsluitend bestemd voor "sportveld". De planwetgever heeft expliciet tot uitdrukking willen brengen dat uitsluitend sportvelden zijn toegestaan. Een skeelerbaan kan niet worden aangemerkt als een ‘sportveld’, aldus [appellant] en anderen. Zij wijzen hierbij op het normaal spraakgebruik en op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008), waarin sportvelden en een skeelerbaan als onderscheidene functies zijn aangeduid.

4.1.    De betekenis van het begrip ‘sportveld’ is in het bestemmingsplan "Bedrijventerreinen Teylingen" niet omschreven. Ook uit de toelichting bij het bestemmingsplan en de systematiek van het plan kan geen specifieke betekenis worden afgeleid. Het college heeft daarom voor de uitleg van dit begrip aansluiting kunnen zoeken bij de betekenis die daaraan in het normale spraakgebruik wordt gegeven. Volgens het "Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal" wordt onder het begrip ‘sportveld’ verstaan "een volgens de regels van een sport afgebakend veld". Voorts wordt volgens Van Dale onder ‘sport’ begrepen "geheel van activiteiten die erop gericht zijn om de fysieke en/of mentale prestaties door middel van training en wedstrijden te verbeteren, zoals roeien, fietsen, zwemmen, schaatsenrijden, worstelen, voetballen enzovoorts". De skeelerbaan zal met de aanwezige landijsbaan een combibaan vormen die wordt gebruikt voor sportactiviteiten op een terrein. De baan kan, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, onder de aanduiding "sportveld" worden begrepen. De stelling van [appellant] en anderen dat de SVBP 2008 ook de specifieke aanduiding  "skeelerbaan" kent, leidt niet tot een ander oordeel. De functieaanduidingen in het SVBP 2008 zijn niet bindend voor de uitleg van bestemmingsplannen. Voor zover [appellant] en anderen ter zitting hebben aangevoerd dat de aanleg van een skeelerbaan in strijd is met de Structuurvisie Teylingen en andere beleidsstukken over het gebied Kagerzoom, overweegt de Afdeling dat het gaat om de vraag of een omgevingsvergunning is vereist voor het gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan. Voor de beantwoording van die vraag is niet relevant of strijd bestaat met de door [appellant] en anderen genoemde beleidsstukken, maar is bepalend of het gebruik past in het ter plaatse geldende bestemmingsplan.

Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank het college terecht gevolgd in de conclusie dat geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wabo nodig is.

5.    Voor het overige hebben [appellant] en anderen in het hogerberoepschrift in algemene zin verzocht de in bezwaar en beroep aangevoerde gronden als herhaald en ingelast te beschouwen. Op die gronden is de rechtbank in de aangevallen uitspraak gemotiveerd ingegaan. [appellant] en anderen hebben in het hogerberoepschrift, behoudens hetgeen hiervoor is besproken, geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van die gronden en argumenten in de aangevallen uitspraak onjuist, dan wel onvolledig is.

6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, griffier.

w.g. Uylenburg    w.g. Van der Maesen de Sombreff
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2019

190-908.