Uitspraak 201803692/1/R2


Volledige tekst

201803692/1/R2.
Datum uitspraak: 16 januari 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], gevestigd te Heesch, gemeente Bernheze,
appellante,

en

de raad van de gemeente Bernheze,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 1 februari 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Woningbouw De Erven" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 december 2018, waar de raad, vertegenwoordigd door C.H.M.P. van Nuland BSc en ing. E. van Dijk, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. Het plan voorziet in de realisatie van 408 woningen op woningbouwlocatie De Erven te Heesch. Het plangebied ligt aan de rand van de bestaande dorpskern. De gronden in het plangebied zijn in de huidige situatie grotendeels in gebruik voor agrarische doeleinden, maar ter plaatse komen ook andere functies voor, zoals een boomkwekerij en enkele woningen.

[appellante] exploiteert een inzamelings- en recyclingsbedrijf aan de [locatie]. Haar perceel maakt deel uit van het bedrijventerrein De Beemd dat nabij het plangebied ligt. [appellante] vreest dat door het plan een deugdelijke afwikkeling van het vrachtverkeer van haar bedrijf via de Kruishoekstraat niet meer mogelijk is. Deze weg zal in de voorgestane situatie door het voorziene woongebied komen te lopen. [appellante] vreest dat hierdoor een verkeersonveilige situatie zal ontstaan.

Toetsingskader

2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Inhoudelijk

3. [appellante] betoogt dat het plan een ernstige belemmering vormt voor haar bedrijfsvoering. De Kruishoekstraat die het plangebied doorkruist, en geldt als de primaire ontsluitingsweg voor het vrachtverkeer van haar bedrijf naar de A59, zal worden gebruikt als gebiedsontsluitingsweg voor de voorziene woningen. [appellante] voert aan dat een deugdelijke en veilige afwikkeling van het vrachtverkeer via de gebruikelijke route niet langer mogelijk zal zijn en dat de raad haar belang onvoldoende heeft betrokken bij de besluitvorming. De raad stelt weliswaar dat rekening is gehouden met enig vrachtverkeer, maar [appellante] betwijfelt of is uitgegaan van de juiste hoeveelheden transportbewegingen. De raad stelt voorts dat een aantal verkeersmaatregelen zal worden getroffen, maar dat biedt volgens [appellante] onvoldoende veiligheidswaarborgen.

3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de bedrijfsvoering van [appellante] door het plan niet zal worden belemmerd. Ontsluiting van het bedrijf via de Kruishoekstraat blijft, net zoals nu het geval is, mogelijk. De Kruishoekstraat wordt, evenals de kruispunten, voorzien van een inrichting die past bij de nieuwe functie van deze weg. Volgens de raad is op deze wijze een veilige afwikkeling van het verkeer van het voorziene woongebied en van het bedrijventerrein waar [appellante] is gevestigd, gewaarborgd.

De raad stelt, onder verwijzing naar het "Advies Ontsluiting De Erven" van 2 juni 2017 van Advin B.V. (hierna: het verkeersadvies van 2 juni 2017), dat rekening is gehouden met het vrachtverkeer van en naar het bedrijventerrein, ook met dat van [appellante]. Voorts wijst de raad op het "Advies Verkeersveiligheid De Erven" van 26 juni 2018 van Advin B.V. (hierna: het verkeersadvies van 26 juni 2018), ter bevestiging van zijn standpunt dat een veilige verkeerssituatie is gewaarborgd.

3.2. In het verkeersadvies van 2 juni 2017 is vermeld dat voor de bestaande situatie is uitgegaan van mechanische verkeerstellingen uit mei 2014. Uit de verkeerstellingen kan het aandeel vrachtverkeer per straat worden opgemaakt. Gebleken is dat op de Kruishoekstraat het aandeel lichte vrachtwagens 12% bedroeg en het aantal zware vrachtwagens 8%. Voor de omrekening van de intensiteiten uit mei 2014 naar de intensiteiten in de toekomstige situatie in 2020 wordt uitgegaan van een groeifactor van 1% per jaar per straat.

3.3. In het verkeersadvies van 26 juni 2018 is vermeld dat een verkeersveilige situatie ontstaat door de inrichting van de Kruishoekstraat als gebiedsontsluitingsweg overeenkomstig de richtlijnen uit de publicatie "CROW, ASVV 2012, Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom". De Kruishoekstraat zal worden ingericht volgens het uitgangspunt "Duurzaam Veilig". Het verkeer op de Kruishoekstraat is in de toekomstige situatie gescheiden naar richting en massa. Hierdoor worden conflicten met tegemoetkomend verkeer vermeden, conflicten met kruisend en overstekend verkeer vermeden (met uitzondering van de kruispunten) en verkeerssoorten gescheiden. Er komt een afzonderlijke verbinding voor langzaam verkeer. Op de kruispunten ontstaat een verkeersveilige situatie door het aanbrengen van een middeneiland. Het kruisende verkeer kan door het middeneiland veilig in twee fasen oversteken. De Kruishoekstraat wordt rechtstreeks aangesloten op de rotonde Cereslaan, aldus het verkeersadvies van 26 juni 2018.

3.4. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat ten behoeve van het plan onderzoek is verricht naar de verkeerssituatie op de Kruishoekstraat en het omliggende wegennetwerk en naar de gevolgen van de voorziene ontwikkelingen daarvoor. De Afdeling stelt vast dat is beoogd om de Kruishoekstraat te gebruiken als gebiedsontsluitingsweg voor het voorziene woongebied, maar dat deze weg en de overige wegen daarnaast toegankelijk blijven voor de afwikkeling van het vrachtverkeer van het bedrijventerrein, waaronder dat van [appellante].

Over het betoog van [appellante] dat is uitgegaan van een te beperkte hoeveelheid transportbewegingen, overweegt de Afdeling dat deze enkele stelling onvoldoende is om te twijfelen aan de uitgevoerde verkeerstellingen. In zoverre bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het verkeersadvies van 2 juni 2017 zodanige gebreken of leemten in kennis vertoont dat de raad zich daar bij de vaststelling van het plan niet in redelijkheid op heeft kunnen baseren.

Voorts is uit de stukken en het verhandelde ter zitting gebleken dat vanwege de in het plan voorziene ontwikkelingen, de Kruishoekstraat en het omliggende wegennetwerk zullen worden heringericht. De Afdeling overweegt dat de raad in beginsel niet verplicht is de bij het ontwerp van een weg gemaakte keuzes die betrekking hebben op de inrichting van een weg en de aard van het gebruik daarvan in een bestemmingsplan vast te leggen. Dit betekent echter niet dat de raad een plan mag vaststellen dat in de weg staat aan een verkeersveilige situatie. Gezien de voorgenomen inrichting van de Kruishoekstraat en het omliggende wegennetwerk, heeft de raad zich evenwel in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet tot een verkeersonveilige situatie leidt. De Afdeling betrekt hierbij dat dit standpunt van de raad wordt bevestigd in het verkeersadvies van 26 juni 2018.

Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat ontsluiting van het vrachtverkeer van [appellante] via de Kruishoekstraat op een veilige wijze mogelijk blijft. De Afdeling ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het plan een onaanvaardbare belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van [appellante].

Het betoog faalt.

Conclusie

4. Het beroep is ongegrond.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, voorzitter, en mr. J.A. Hagen en mr. H. Bolt, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.J.M. Schoonbrood, griffier.

w.g. Kranenburg w.g. Schoonbrood
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2019

694.