Uitspraak 201809311/2/A1


Volledige tekst

201809311/2/A1.
Datum uitspraak: 12 december 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:

[verzoeker A] namens de werkgroep "Danckertsstraat ongenummerd", [verzoeker B], [verzoeker C], [verzoeker D], [verzoeker E], [verzoeker F], allen wonend te Den Haag,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 november 2018 in zaak nrs. 18/3253, 18/4228 en 18/4218 in het geding tussen:

1. [verzoeker sub 1 A], [verzoeker sub 1B], [verzoeker sub 1C], [verzoeker sub 1D], [verzoeker sub 1E], [verzoeker sub 1F], [verzoeker sub 1G], [verzoeker sub 1H] en [verzoeker sub 1I];
2. [verzoeker sub 2];
3. [verzoeker sub 3],

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.

Procesverloop

Bij besluit van 3 mei 2018 heeft het college aan [belanghebbende] een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een eengezinswoning op het perceel tussen [locatie 1] en [locatie 2] te Den Haag en voor het kappen van een op dat perceel aanwezige linde.

Bij besluit van 27 augustus 2018 heeft het college dat besluit ingetrokken en opnieuw een omgevingsvergunning verleend, in die zin dat aan de vergunning voor het kappen voorschriften zijn verbonden.

Bij uitspraak van 21 november 2018 heeft de rechtbank het door onder meer [verzoeker sub 1 A] en [verzoeker sub 1F] ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard, de beroepen voor zover gericht tegen het besluit van 3 mei 2018 niet-ontvankelijk verklaard en de beroepen voor zover gericht tegen het besluit van 27 augustus 2018 ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak hebben onder meer [verzoeker sub 1 A] en anderen hoger beroep ingesteld. [verzoeker sub 1 A] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 november 2018, waar [verzoeker sub 1 A] en anderen, vertegenwoordigd door [verzoeker sub 1 A], [verzoeker sub 3], en het college, vertegenwoordigd door mr. T.J. Smittenaar-van der Geer, zijn verschenen. Ook is ter zitting [belanghebbende], bijgestaan door mr. A. de Groot, advocaat te Den Haag, gehoord.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. De rechtbank heeft de beroepen van onder meer [verzoeker sub 1 A] en [verzoeker sub 1F] niet-ontvankelijk verklaard omdat zij niet als belanghebbenden zijn aan te merken. [verzoeker sub 1 A] en anderen hebben daartegen gronden gericht die in de bodemprocedure aan bod zullen komen. Aangezien het hoger beroep ook is ingesteld door de verzoekers om een voorlopige voorziening [verzoeker sub 1B], [verzoeker sub 1C], [verzoeker sub 1D] en [verzoeker sub 1E] (hierna: [verzoeker sub 1B] en anderen), kan de voorzieningenrechter uitspraak doen op het verzoek om voorlopige voorziening, zonder vooruit te lopen op een oordeel over de ontvankelijkheid van de anderen. In de bodemprocedure kan tevens een oordeel worden gegeven over de vraag of de werkgroep "Danckertsstraat ongenummerd" als zelfstandige partij hoger beroep kon instellen.

3. Het bouwplan voorziet in de realisering van een eengezinswoning op het perceel tussen [locatie 1] en [locatie 2] te Den Haag. Om het bouwplan te kunnen realiseren, moet een linde op het perceel worden gekapt. In de omgeving van het perceel staat verder ook een plataan. Het college heeft de gevraagde omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Wabo en artikel 2.18 van die wet. Aan de omgevingsvergunning zijn voorschriften verbonden. De linde mag niet worden gekapt tijdens het broedseizoen van 15 maart tot 15 juli. Met betrekking tot de plataan dient een European Tree Worker te worden ingehuurd die een aantal werkzaamheden moet uitvoeren.

4. [verzoeker sub 1B] en anderen hebben om een voorlopige voorziening gevraagd om te voorkomen dat [belanghebbende] zal starten met (de voorbereiding van) het bouwen van een eengezinswoning, hetgeen zal leiden tot het kappen van de linde en aantasting van de plataan, voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan op het onder meer door hen ingestelde hoger beroep. [belanghebbende] is niet bereid om te wachten op de uitspraak van de Afdeling.

5. Aan het verzoek hebben [verzoeker sub 1B] en anderen ten grondslag gelegd dat de uitspraak van de rechtbank niet in stand kan blijven en dat het besluit van het college van 27 augustus 2018 moet worden vernietigd. Daartoe voeren zij aan dat een specifieke verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad is vereist en dat niet volstaan kon worden met een algemene verklaring van geen bedenkingen. [verzoeker sub 1B] en anderen hebben daarnaast inhoudelijke bezwaren tegen het voorgenomen bouwplan. Volgens hen is het bouwplan in strijd met het gemeentelijke beleid over verdichting in het beschermd stadsgezicht. Ook is het bouwplan niet voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing, wordt het woon- en leefklimaat geschonden en is niet voorzien in een adequate oplossing met betrekking tot parkeren. Bovendien heeft er geen goede belangenafweging plaatsgevonden. Verder is het bouwplan in strijd met redelijke eisen van welstand, althans zijn adviezen van de welstandscommissie genegeerd. Daarnaast is er sprake van diverse procedurele onvolkomenheden.

6. De rechtbank heeft naar aanleiding van de ingestelde beroepen geen aanleiding gezien voor vernietiging van het besluit van 27 augustus 2018. De rechtbank is daarbij niet alleen ingegaan op het formele aspect over de verklaring van geen bedenkingen, maar is ook uitgebreid ingegaan op de ruimtelijke onderbouwing voor het bouwplan, het gemeentelijke beleid, aspecten van welstand, de gevolgen voor het woon- en leefklimaat waaronder het verlies van groen en de aantasting van groen, de parkeersituatie en de door het college gemaakte belangenafweging. De voorzieningenrechter ziet in hetgeen [verzoeker sub 1B] en anderen aanvoeren geen aanleiding voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, of dat uiteindelijk zal blijken dat het college het besluit tot het realiseren van een eengezinswoning en het kappen van een linde niet heeft kunnen nemen en dat het college, gegeven de beleidsruimte die het heeft, niet in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.

7. Onder deze omstandigheden en na afweging van de betrokken belangen, wordt het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. Daarbij wijst de voorzieningenrechter erop dat een houder van een verleende vergunning, zolang deze niet in rechte onaantastbaar is, op eigen risico daarvan gebruik maakt, ook als het verzoek zoals hier aan de orde wordt afgewezen.

8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.C.M. Smulders-Wijgerde, griffier.

w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Smulders-Wijgerde
voorzieningenrechter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 12 december 2018

672.