Uitspraak 201808319/1/A1


Volledige tekst

201808319/1/A1.
Datum uitspraak: 14 november 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker], wonend te Geldermalsen,

en

het dagelijks bestuur van Avri,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 21 september 2018 heeft het dagelijks bestuur van Avri locaties, waaronder locatie G030R, aangewezen voor de plaatsing van ondergrondse restafvalcontainers (hierna: ORAC's) voor de inzameling van restafval in de gemeenten Geldermalsen, Neerijnen en Lingewaal.

Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bezwaar gemaakt.

Tevens heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 november 2018, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. J.I.J. Langenberg, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door J.B. van Doorn en D. Post, beiden werkzaam bij Avri, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. In de gemeente Geldermalsen wordt overgestapt naar een systeem waarbij huishoudelijk restafval wordt ingezameld via ORAC's. In het bestreden besluit heeft het dagelijks bestuur onder meer de locatie G030R tegenover Johan van Oldebarneveltstraat [..] te Geldermalsen aangewezen voor de plaatsing van een ORAC. [verzoeker] woont aan de Johan van Oldebarneveltstraat [..] in de directe nabijheid van deze locatie.

Het verzoek om voorlopige voorziening is erop gericht om vooruitlopend op de uitkomst van de bezwaarprocedure te voorkomen dat zich onomkeerbare gevolgen voordoen. Het dagelijks bestuur heeft te kennen gegeven vanwege zijn planning om de inzameling via ORAC's in Geldermalsen uiterlijk 1 januari 2019 te realiseren niet bereid te zijn om te wachten met de plaatsing van de ORAC totdat het op het bezwaar van [verzoeker] heeft beslist. Ter zitting van de voorzieningenrechter heeft het dagelijks bestuur toegelicht dat naar verwachting medio december 2018 op het bezwaar van [verzoeker] zal worden beslist.

3. [verzoeker] betoogt dat het dagelijks bestuur niet in redelijkheid de locatie G030R heeft kunnen aanwijzen voor de plaatsing van een ORAC. [verzoeker] vreest voor hinder en verkeersonveilige situaties als gevolg van de ORAC. Hij wijst er op dat de plaatsing van de ORAC een toename van verkeersdruk met zich zal brengen en dat de straat ter plaatse van de ORAC zodanig smal is dat deze ongeschikt is voor vrachtverkeer. Volgens [verzoeker] heeft Avri hem en andere bewoners in de straat in het verleden twee maal een brief gestuurd met het verzoek de kliko's elders aan te bieden, omdat de vrachtwagens van het afvalverwerkingsbedrijf niet veilig door de smalle straat konden rijden. Verder verdient het volgens [verzoeker] de voorkeur om de ORAC op een andere plek op het grasveld te plaatsen, waarbij hij het breedste stuk grasveld tussen huisnummers [..] en [..] heeft genoemd. Ter zitting heeft [verzoeker] voorts een alternatieve locatie aan de andere zijde van de Johan van Oldebarneveltstraat aangewezen.

4. Bij de aanwijzing van locaties voor de plaatsing van ORAC’s komt het dagelijks bestuur beleidsruimte toe. Bij het bepalen van de locaties voor de ORAC's heeft het dagelijks bestuur de op 19 april 2018 door het algemene bestuur van Avri vastgestelde "Richtlijnen voor het plaatsen van inzamelvoorzieningen" gehanteerd. Hierin zijn 19 eisen vastgelegd waar de locaties aan dienen te voldoen. [verzoeker] heeft ter zitting van de voorzieningenrechter toegelicht dat de aangewezen locatie volgens hem niet voldoet aan de eerste eis van de richtlijn, zijnde dat de inzamellocatie zoveel mogelijk overlast moet voorkomen voor aangrenzende percelen en dat het risico op schade tijdens het laden en lossen aan overige eigendommen zoveel mogelijk beperkt moet worden.

5. [verzoeker] heeft gebruik gemaakt van de door het dagelijks bestuur geboden mogelijkheid om voorafgaand aan het besluit een reactie te geven op de voorgenomen locatie. Hij heeft er per mailbericht, onderbouwd met foto's en afmetingen, op gewezen dat de straat te smal is voor een vrachtwagen en dat hij in het verleden om die reden de kliko's niet in de straat kon aanbieden.

De voorzieningenrechter stelt vast dat het dagelijks bestuur het besluit van 21 september 2018 algemeen heeft geformuleerd en in het geheel niet is ingegaan op de door [verzoeker] gegeven reactie op de voorgenomen locatie op het plantsoen tegenover zijn woning en dat het besluit in zoverre niet zorgvuldig is voorbereid en evenmin deugdelijk is gemotiveerd.

6. De voorzieningenrechter ziet evenwel in hetgeen [verzoeker] in bezwaar en in deze procedure heeft aangevoerd, in het licht van de aan het dagelijks bestuur toekomende beleidsruimte, onvoldoende aanknopingspunten voor de verwachting dat het besluit van 21 september 2018 wat betreft de plaatsing van de ORAC op de locatie G030R, na heroverweging in bezwaar niet kan worden hersteld en uiteindelijk niet in stand zal kunnen blijven.

Hierbij wordt in aanmerking genomen dat het dagelijks bestuur ter zitting van de voorzieningenrechter heeft toegelicht dat het de breedte van de Johan van Oldebarneveltstraatstraat heeft beoordeeld en dat de weg breed genoeg is voor de inzamelvoertuigen waarmee de ORAC zal worden geledigd, ook als er aan een zijde van de weg auto's geparkeerd staan. Dat de straat niet breed genoeg is voor de inzamelvoertuigen waarmee thans het huisvuil wordt opgehaald, als door [verzoeker] gesteld, betekent volgens het dagelijks bestuur niet dat dit ook het geval is voor de voertuigen die zullen worden gebruikt voor de lediging van de ORAC's. Het dagelijks bestuur heeft in dit kader ter zitting onweersproken gesteld dat de kliko's thans worden geledigd met zogenoemde zijbeladers die meer ruimte nodig hebben dan de inzamelwagens voor de centrale inzameling, die zijn voorzien van een kraan. Voorts heeft het dagelijks bestuur ter zitting toegelicht dat het inzamelvoertuig de straat ter hoogte van de ORAC weliswaar zal blokkeren tijdens het ledigen van de ORAC, maar dat dit slechts vijf tot acht minuten in beslag zal nemen en dat de Johan van Oldebarneveltstraat op deze locatie geen doorgaande weg is en in een 30 km-zone ligt, zodat eventuele hinder door blokkering van de straat niet groot zal zijn. Gelet op deze door het dagelijks bestuur gegeven nadere motivering, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om op voorhand aan te nemen dat de aangewezen locatie uit een oogpunt van verkeersveiligheid dan wel -hinder niet geschikt moet worden geacht.

In hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd ziet de voorzieningenrechter evenmin reden om op voorhand aan te nemen dat de aangedragen alternatieven zodanig geschikter zijn dat het dagelijks bestuur daarom in redelijkheid voor een van die alternatieven had moeten kiezen. Het dagelijks bestuur heeft ter zitting van de voorzieningenrechter toegelicht dat de voorgestelde locatie op het plantsoen tussen huisnummers [..] en [..] weliswaar verkeerstechnisch mogelijk is en ook technisch haalbaar is, maar dat deze locatie ten opzichte van de aangewezen locatie niet geschikter is. Volgens het dagelijks bestuur heeft de door [verzoeker] voorgestelde locatie het nadeel dat de Frederik Hendrikstraat ter plaatse van die locatie breder is waardoor motorvoertuigen en fietsers het inzamelvoertuig tijdens het ledigen zullen passeren, hetgeen tot meer verkeersrisico's zal leiden. Verplaatsing van de ORAC naar de ter zitting genoemde locatie op de hoek van de Frederik Hendrikstraat en Johan van Oldebarneveltstraat acht het dagelijks bestuur blijkens de toelichting ter zitting minder geschikt vanwege de ligging bij een splitsing. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om deze nadere motivering van het besluit in zoverre op voorhand ontoereikend te achten.

7. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en gelet op het belang van het dagelijks bestuur bij gebruikmaking van de verleende omgevingsvergunning, bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. Daarbij wijst de voorzieningenrechter erop dat een houder van een verleende vergunning, zolang deze niet in rechte onaantastbaar is, op eigen risico daarvan gebruik maakt, ook als het verzoek als thans aan de orde wordt afgewezen.

8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, griffier.

w.g. Sevenster
voorzieningenrechter

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 14 november 2018

604.