Uitspraak 201803360/1/R6


Volledige tekst

201803360/1/R6.
Datum uitspraak: 17 oktober 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1] en anderen, allen wonend te Heiloo,
2. [appellante sub 2], gevestigd te Heiloo, waarvan de vennoten zijn [vennoot A] en [vennoot B],
en

de raad van de gemeente Heiloo,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 5 maart 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Noordergeestkerk" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen en [appellante sub 2] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellante sub 2] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 oktober 2018, waar [appellant sub 1] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant sub 1] en [gemachtigde], [appellante sub 2], vertegenwoordigd door mr. L.T. van Eijck van Heslinga, advocaat te Alkmaar, en de raad, vertegenwoordigd door L. Bas, J.G. Francke en J. van der Burg, Msc, zijn verschenen. Voorts is ter zitting als partij gehoord Woningstichting Kennemer Wonen, vertegenwoordigd door mr. P.G. Wemmers, advocaat te Alkmaar, en [persoon].

Overwegingen

Inleiding

1. Het plan voorziet in de herontwikkeling van het perceel van de voormalige kerk aan de Noordergeeststraat 9 en het naastgelegen parkeerterrein. De beoogde herontwikkeling betreft de realisatie van vijftien nieuwe grondgebonden woningen met tuinen, een parkeerterrein en openbaar groen.

Het plangebied bestaat uit twee percelen. Dit betreft het perceel aan de Noordergeeststraat 9, kadastraal bekend gemeente Heiloo, sectie A, nummer 5451 en het perceel aan de Vinkenbaan, kadastraal bekend gemeente Heiloo, sectie A, nummer 7625. Op het perceel aan de Noordergeeststraat stond voorheen de Noordergeestkerk. De kerk is geheel verwoest door brand in 2016, zodat het terrein thans onbebouwd is. Het naastgelegen perceel aan de Vinkenbaan is in gebruik als parkeerterrein met (ongeveer) 52 parkeerplaatsen.

De beoogde herontwikkeling van het plangebied is een gezamenlijk initiatief van Kennemer Wonen en de gemeente.

Op het perceel aan de Noordergeeststraat worden maximaal tien rijwoningen met voor- en achtertuin gerealiseerd. Op deze gronden rust de bestemming "Wonen", met de aanduidingen "bouwvlak", "aaneengebouwd", "maximum aantal wooneenheden = 10", "maximum goothoogte (m) = 5" en "maximum bouwhoogte (m) = 7".

Op het perceel aan de Vinkenbaan komt een rij van vijf woningen met voor- en achtertuin. Hiertoe is aan de gronden in het zuidwestelijke deel van het plangebied de bestemming "Wonen" toegekend. Op het noordelijke deel van dit bestemmingsvlak rusten tevens de aanduidingen "bouwvlak", "aaneengebouwd", "maximum aantal wooneenheden = 5", "maximum goothoogte (m) = 5" en "maximum bouwhoogte (m) = 7".

Aan de gronden in het zuidwestelijke deel van het plangebied, direct ten zuiden van de rij met tien woningen, is de bestemming "Groen" toegekend. De overige gronden van het plangebied zijn bestemd voor "Verkeer". Een deel van deze gronden zal worden ingericht voor parkeerdoeleinden.

2. Het beroep van [appellant sub 1] en anderen is ingesteld door een aantal omwonenden van het plangebied. Dit betreft de bewoners van de percelen [locatie 1] en [locatie 2], [locatie 3] en de percelen [locatie 4]. De Vinkenbaan en de Holleweg liggen ten noorden, onderscheidenlijk ten westen van het plangebied, in de nabijheid van de rij van vijf woningen op het perceel A 7625. De Noordergeeststraat ligt ten zuiden van het plangebied. [appellant sub 1] en anderen kunnen zich niet verenigen met de beoogde herontwikkeling vanwege de gevolgen van de voorziene woningen voor hun woon- en leefgenot.

[appellante sub 2] exploiteert een installatiebedrijf (hoofdzakelijk loodgieterswerk en dakbedekking) op het perceel [locatie 5]. Het perceel van [appellante sub 2] grenst aan het perceel aan de Vinkenbaan, waarop de vijf rijwoningen zijn voorzien. [appellante sub 2] vreest als gevolg van het toevoegen van vijf woningen aansluitend aan haar bedrijfsperceel en de aanleg van parkeerplaatsen te worden belemmerd in haar bedrijfsvoering.

Bijlage

3. De relevante planregels zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.

Wijze van toetsen

4. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Procedureel

5. Wat betreft het betoog van [appellant sub 1] en anderen dat het bestreden besluit gebrekkig is voorbereid, omdat de wijze waarop de raad en/of Kennemer Wonen heeft gecommuniceerd met omwonenden ondeugdelijk is geweest en de raad bij het voorbereiden van het plan onvoldoende rekening heeft gehouden met hun bezwaren, overweegt de Afdeling als volgt. Het staat vast dat het plan is voorbereid overeenkomstig de procedureregels van de Wro. Het ontwerpplan heeft ter inzage gelegen en een ieder is in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijzen naar voren te brengen. [appellant sub 1] en anderen hebben niet gewezen op procedurele fouten bij het voorbereiden van het bestreden besluit, in de fase na de terinzagelegging van het ontwerpplan. De gestelde omstandigheid dat de raad en/of Kennemer Wonen gebrekkig heeft gecommuniceerd over de beoogde herontwikkeling van het plangebied is, wat daar ook van zij, op zichzelf bezien geen reden voor het oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid. Ook de gestelde omstandigheid dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de in het kader van het vooroverleg geuite bezwaren van omwonenden tegen de voorgenomen herontwikkeling, alvorens een ontwerpplan ter inzage te leggen levert geen procedureel gebrek op. Voor zover wordt betoogd dat het plan zoals dat thans voorligt ruimtelijk onaanvaardbaar is en de raad dit plan in redelijkheid niet had mogen vaststellen verwijst de Afdeling naar hetgeen hierna wordt overwogen. Het betoog faalt.

Inhoudelijke beroepsgronden

6. [appellant sub 1] en anderen betogen dat ten onrechte niet is gekozen voor een integrale herontwikkeling van het plangebied en de gronden aan de Gouwe Boom en de Vinkenbaan. Zij wijzen erop dat door of namens Kennemer Wonen onderzoek wordt verricht naar de bestaande sociale huurwoningen aan de Gouwe Boom en de Vinkenbaan en dat de raad had kunnen wachten met de vaststelling van het plan voor het plangebied totdat duidelijk wordt welke plannen Kennemer Wonen heeft met de bestaande woningen aan de Gouwe Boom en de Vinkenbaan. [appellant sub 1] en anderen hebben een aantal mogelijke scenario’s aangedragen voor de integrale herontwikkeling van het plangebied met de gronden aan de Gouwe Boom en de Vinkenbaan.

6.1. Volgens de raad wordt onderzoek verricht naar de staat van de woningen aan de Gouwe Boom en de Vinkenbaan. Het duurt echter nog minimaal vijf jaar alvorens een aanvang kan worden genomen met de renovatie (of sloop) van de desbetreffende woningen. De vertraging die de door [appellant sub 1] en anderen gewenste integrale herontwikkeling van de gebieden met zich mee zou brengen, is niet wenselijk, omdat het plangebied reeds een geruime tijd braak ligt en geen noodzaak bestaat de gewenste woningbouw in het plangebied aan te houden, aldus de raad.

6.2. De raad komt beleidsruimte toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze ruimte strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. [appellant sub 1] en anderen hebben erop gewezen dat aan de Gouwe Boom en de Vinkenbaan sprake is van (sociale) huurwoningen van Kennemer Wonen. Deze enkele omstandigheid betekent op zichzelf niet dat sprake is van een zodanige ruimtelijke samenhang tussen het plangebied en de gronden aan de Gouwe Boom en de Vinkenbaan dat de raad gehouden was tot een integrale herontwikkeling van de genoemde gebieden. De stelling dat een integrale herontwikkeling vanuit ruimtelijk oogpunt de voorkeur verdient, betekent evenmin dat de herontwikkeling van alleen het plangebied vanuit ruimtelijk oogpunt niet aanvaardbaar is.

Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Het betoog faalt.

7. [appellant sub 1] en anderen betogen dat de tien rijwoningen aan de Noordergeeststraat vanuit architectonisch opzicht niet passend zijn in het straatbeeld en afbreuk doen aan de stedenbouwkundige waarden van de omgeving van het plangebied. Zij voeren hiertoe aan dat in de naaste omgeving voornamelijk twee-, drie- en vier-onder-een-kap woningen zijn gesitueerd. De cluster met vijf rijwoningen aan de Vinkenbaan heeft geen relatie met de voormalige kerk, zodat het onduidelijk is waarom hier woningen worden gerealiseerd. [appellant sub 1] en anderen stellen dat de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving meer gebaat zou zijn bij eengezinswoningen in een hoger marktsegment dan met de thans voorziene rijwoningen, die bedoeld zijn voor een- of tweepersoonshuishoudens, gelet ook op de omstandigheid dat in de omgeving van het plangebied reeds sprake is van een hoge concentratie (huur)woningen in het lagere marksegment.

7.1. De Afdeling stelt vast dat de gronden ter plaatse van de voorziene woningen een reguliere woonbestemming hebben. Uit het plan vloeien in zoverre geen eisen voort met betrekking tot de aard van de bewoning (gezinnen dan wel alleenstaanden en/of koop dan wel huur). Het is evenwel niet in geschil dat de voorziene woningen - gelet op vooral de betrekkelijk geringe omvang - zijn bedoeld voor of bewoond zullen worden door een- of tweepersoonshuishoudens. Kennemer Wonen heeft de intentie de woningen in te zetten voor (sociale) verhuur.

7.2. Voor zover het betoog van [appellant sub 1] en anderen betrekking heeft op de uiterlijke verschijningsvorm van de voorziene woningen, overweegt de Afdeling dat dit een welstandaspect betreft. De vraag of de voorziene woningen voldoen aan de redelijke eisen van welstand is niet aan de orde in de procedure tegen het bestemmingsplan. Het concrete bouwplan dient in overeenstemming te zijn met de welstandseisen (voor het gebied). Dit is aan de orde in de procedure tegen de omgevingsvergunning voor het bouwen. Het betoog faalt.

7.3. Voor zover het betoog van [appellant sub 1] en anderen aldus dient te worden begrepen dat geen behoefte bestaat aan de voorziene (huur)woningen in het lagere marktsegment, overweegt de Afdeling als volgt. In de plantoelichting staat dat de gemeente in het totale nieuwbouwprogramma voor de regio in de periode van 2010 tot 2020 een geplande productie heeft van 987 woningen en de sloop van 60 woningen. Voorliggend bestemmingsplan maakt 15 woningen mogelijk. In de gemeente bestaat een overschot aan appartementen. Er is behoefte aan een evenwichtige verhouding tussen koop- en huurwoningen. Daarnaast blijkt uit de "Prestatieafspraken 2017-2020" tussen de gemeente en Kennemer Wonen dat er behoefte is aan uitbreiding van de voorraad sociale huurwoningen, met name kleine woningen voor eenpersoonshuishoudens, aldus de plantoelichting. [appellant sub 1] en anderen hebben de onderbouwing van de behoefte aan de voorziene woningen niet gemotiveerd bestreden. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat behoefte bestaat aan (huur)woningen voor een- of tweepersoonshuishoudens. Het betoog faalt.

7.4. Wat betreft het betoog van [appellant sub 1] en anderen dat rijwoningen als zodanig ruimtelijk bezien niet passend zijn in de omgeving, overweegt de Afdeling als volgt. In de plantoelichting staat dat in de directe omgeving van het plangebied vrijstaande en geschakelde eengezinswoningen en een aantal gestapelde woningen van drie bouwlagen zijn gesitueerd. Het plangebied en omgeving zijn in de gemeentelijke welstandsnota aangeduid als "woongebieden", liggend in het "deelgebied 2c: Noordergeest". In dit deelgebied is de woonbebouwing gevarieerd: vrijstaande woningen, korte rijwoningen en langere blokken met gestapelde woningen in twee en drie lagen wisselen elkaar af, aldus de plantoelichting. Gelet hierop ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 1] en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voorziene rijwoningen passend zijn in de omgeving van het plangebied. De gestelde omstandigheid dat de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied meer gebaat zou zijn bij ruimere woningen in een hoger prijssegment, die geschikt zijn voor gezinnen, zoals [appellant sub 1] en anderen stellen neemt niet weg dat ook de voorziene woningen passend zijn. Het betoog faalt.

8. [appellant sub 1] en anderen betogen dat de herontwikkeling van het plangebied leidt tot een ernstige aantasting van de groenstructuur. Volgens hen leidt het plan tot een toename van de verharding met ongeveer 850 m², hetgeen ten koste gaat van (openbaar) groen. De tuinen bij de voorziene woningen dragen volgens [appellant sub 1] en anderen, anders dan de raad stelt, niet bij aan een toename van de kwaliteit van de groenstructuur.

8.1. In de plantoelichting staat dat een groot deel van de bestaande bomen en groen behouden blijft bij de ontwikkeling van de vijftien woningen. Met name het deel van het plangebied dat grenst aan de Noordergeeststraat zal zijn herkenbare groene uitstraling behouden. Aan deze gronden is in het plan de bestemming "Groen" toegekend. Volgens de raad wordt ter plaatse voorzien in een wadi en openbaar groen. De grondgebonden woningen krijgen een tuin en de parkeerhavens worden omzoomd met hagen. De voorgenomen ontwikkeling sluit volgens de raad hiermee zo veel mogelijk aan op de bestaande groenstructuur en is daarmee passend binnen het groenbeleidsplan van de gemeente. De Afdeling ziet in hetgeen [appellant sub 1] en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de herontwikkeling van het plangebied leidt tot een ernstige aantasting van de groenstructuur. Het betoog faalt.

9. [appellant sub 1] en anderen en [appellante sub 2] betogen dat de herontwikkeling van het plangebied leidt tot ernstige parkeerproblemen in de omgeving. [appellant sub 1] en anderen voeren hiertoe aan dat het plan weliswaar voorziet in een uitbreiding van de parkeercapaciteit, zodat voldaan kan worden aan de extra parkeerbehoefte vanwege de vijftien nieuwe woningen, maar dat reeds in de bestaande situatie sprake is van een parkeertekort. Dit wordt volgens hen niet opgelost. [appellant sub 1] en anderen voeren verder aan dat op het bestaande parkeerterrein onvoldoende ruimte zal zijn voor alle benodigde parkeerplaatsen. Daarom worden acht parkeerplaatsen gerealiseerd ten zuiden van de tien rijwoningen. Deze parkeerplaatsen zullen, gelet op hun ligging, veelvuldig worden gebruikt door bezoekers van het nabijgelegen winkelcentrum ’t Loo, hetgeen ernstige overlast voor omwonenden tot gevolg zal hebben, aldus [appellant sub 1] en anderen.

9.1. De raad stelt dat op het bestaande parkeerterrein 52 parkeerplaatsen beschikbaar zijn. De extra behoefte vanwege de nieuwe woningen bedraagt 21 parkeerplaatsen. Na herinrichting van het parkeerterrein kunnen in het plangebied de benodigde parkeerplaatsen worden gerealiseerd, zodat wordt voldaan aan de parkeerbehoefte, aldus de raad.

9.2. In de plantoelichting staat dat voor het bepalen van het aantal benodigde parkeerplaatsen de parkeernormen uit het "Parkeerbeleidsplan Heiloo 2010" zijn aangehouden. Voor de beoogde woningen, categorie 1-2 (sociale huur), geldt een parkeernorm van 1,4 parkeerplaats per woning. De voorgenomen ontwikkeling betreft 15 sociale huurwoningen. Rekening houdend met de parkeernorm van 1,4 parkeerplaatsen per woning ontstaat er een behoefte aan 21 parkeerplaatsen. Het huidige parkeerterrein biedt ruimte voor 52 parkeerplaatsen; deze werden voor een groot deel gebruikt door de bezoekers van de voormalige kerk. In de nieuwe situatie worden 17 van de benodigde parkeerplaatsen toegevoegd aan het vernieuwde parkeerterrein. Ten zuiden van de groenstrook aan de Noordergeeststraat zijn 8 parkeerplaatsen geprojecteerd. Hiermee wordt voldaan aan de parkeerbehoefte, aldus de plantoelichting.

9.3. [appellant sub 1] en anderen en [appellante sub 2] hebben de door de raad uitgevoerde berekening van de parkeerbehoefte vanwege de voorziene woningen niet bestreden. Gelet daarop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad ten onrechte uit is gegaan van een extra behoefte van 21 parkeerplaatsen. Met het plan wordt beoogd de benodigde parkeerplaatsen toe te voegen. Blijkens de in de plantoelichting opgenomen schets waarop de beoogde inrichting van het parkeerterrein is weergegeven, is het mogelijk 73 parkeerplaatsen realiseren in het plangebied op gronden met de bestemming "Verkeer". [appellant sub 1] en anderen en [appellante sub 2] hebben dit niet bestreden. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat niet wordt voorzien in de benodigde parkeercapaciteit. Over de opmerkingen van [appellant sub 1] en anderen over de bestaande parkeerproblematiek overweegt de Afdeling dat, daargelaten de omstandigheid dat appellanten daarover geen concrete gegevens hebben overgelegd, het bestemmingsplan slechts hoeft te voorzien in een oplossing voor de parkeerbehoefte die uit het plan voortvloeit en niet hoeft te voorzien in een oplossing voor een bestaand parkeerprobleem. Het betoog faalt.

9.4. [appellant sub 1] en anderen hebben niet geconcretiseerd waarom het gebruik van de acht parkeerplaatsen ten zuiden van de woningen aan de Noordergeeststraat leidt tot ernstige overlast voor de naaste omgeving. De Afdeling ziet dan ook geen grond om de raad niet te volgen in zijn standpunt dat in zoverre niet valt te vrezen voor overlast. Het betoog faalt.

10. [appellant sub 1] en anderen betogen dat de herinrichting van het parkeerterrein leidt tot problemen met de verkeersafwikkeling en tot een vanuit het oogpunt van de sociale veiligheid ongewenste situatie. De verkeerscirculatie op het bestaande parkeerterrein is volgens [appellant sub 1] en anderen goed, omdat het in de bestaande situatie mogelijk is het parkeerterrein volledig "rond te rijden". In de nieuwe situatie zal de verkeerssituatie verslechteren, omdat sprake zal zijn van twee "doodlopende" parkeerterreinen, zodat de noodzaak ontstaat ter plaatse te keren dan wel achteruit te rijden. Bovendien zullen delen van het parkeerterrein in de voorziene situatie minder in het zicht zijn, waardoor de sociale veiligheid in het gebied af zal nemen. De gemeente heeft in het verleden geen prioriteit gemaakt van de klachten van omwonenden over overlast, aldus [appellant sub 1] en anderen.

10.1. De manoeuvreermogelijkheden op het parkeerterrein worden volgens de raad weliswaar minder groot maar gelet op de breedte van de rijbaan van 6 m is het mogelijk ter plaatse te keren. Voor een verkeersonveilige situatie behoeft volgens de raad niet te worden gevreesd, gelet ook op de omstandigheid dat het parkeerterrein in de voorziene situatie geen deel uitmaakt van een doorgaande route voor fietsers en voetgangers. Vanuit de voorziene woningen is er volgens de raad ook direct zicht op het nieuwe parkeerterrein. Bovendien betreft het een drukbezocht parkeerterrein. De sociale controle op het terrein is volgens de raad dan ook voldoende geborgd.

10.2. De raad heeft zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het anderen kunnen stellen dat de herontwikkeling van het parkeerterrein niet leidt tot onaanvaardbare problemen met de verkeersafwikkeling en/of de verkeersveiligheid. Situaties waarin op een parkeerterrein niet een volledige ronde kan worden gemaakt en derhalve onder omstandigheden dient te worden gekeerd en/of achteruit dient te worden gereden, zijn niet ongebruikelijk. Voor zover [appellant sub 1] en anderen vrezen voor overlast vanwege onregelmatigheden in het publiek domein, overweegt de Afdeling dat het tegengaan daarvan een aspect betreft van de openbare orde. De handhaving van de openbare orde is, uitzonderlijke situaties daargelaten, niet aan de orde in het beroep tegen een bestemmingsplan. Het betoog faalt.

11. [appellant sub 1] en anderen betogen dat het handhaven en verbeteren van het bestaande parkeerterrein vanuit financieel oogpunt aantrekkelijker is dan de herontwikkeling van het plangebied waarbij op het parkeerterrein vijf woningen worden opgericht en de openbare ruimte wordt heringericht.

11.1. De Afdeling overweegt dat [appellant sub 1] en anderen niet bestrijden dat het thans voorliggende plan (financieel) uitvoerbaar is. De gestelde omstandigheid dat het afbreken van het bestaande parkeerterrein en het realiseren van nieuwe parkeerplaatsen aanmerkelijk hogere kosten met zich meebrengt voor de gemeente en/of Kennemer Wonen doet hier niet aan af. Het betoog faalt.

12. [appellant sub 1] en anderen betogen dat de vijf voorziene rijwoningen aan de Vinkenbaan leiden tot ernstige schaduwhinder. Het gaat volgens hen in het bijzonder om de gevolgen voor de woningen aan de [locatie 3].

12.1. De raad heeft bij het voorbereiden van het plan onderzoek laten verrichten naar de schaduwwerking vanwege de voorziene bebouwing. Dit onderzoek bestaat uit bezonningsdiagrammen/-tekeningen, die gevoegd zijn als bijlage bij de plantoelichting. In de plantoelichting staat dat uit de bezonningsstudie kan worden afgeleid dat in het voorjaar en het najaar alleen de woningen aan de [locatie 3] in de vroege avond lichte hinder zullen ondervinden van schaduwwerking door de geprojecteerde woningen aan de overzijde van de straat. In de zomermaanden wordt de bezonning alleen weggenomen bij de woningen aan de [locatie 2], in de avonduren. In de winterperiode is de schaduwwerking meer merkbaar. De woningen aan de Vinkenbaan 4 t/m 50 (even nummers) en de woningen aan De Gouwe Boom 36 t/m 20 (even nummers) ervaren dan in de ochtend lichte hinder vanwege schaduwwerking. Vanaf 15:00 uur is er op de woningen aan de [locatie 3] sprake van schaduwwerking. Naar aanleiding van de bezonningstudie is de bouwhoogte van de nieuwe woningen aan de Vinkenbaan verlaagd naar 7 m. Na realisatie van het plan zal de afname van het aantal bezonningsuren zeer beperkt blijven en weinig hinder opleveren voor omwonenden. Het plan voldoet aan de richtlijnen van TNO: een "lichte" norm, die minimaal 2 uur zon per dag in de periode 19 februari tot en met 21 oktober voorschrijft, en een "strenge" norm, die drie uur zon per dag in de periode 21 januari tot en met 22 november voorschrijft, aldus de plantoelichting.

12.2. [appellant sub 1] en anderen hebben de juistheid van de hiervoor weergegeven conclusie uit de plantoelichting niet inhoudelijk bestreden. Zij hebben enkel gesteld dat de visuele weergave van de schaduwwerking een vertekend of onjuist beeld geeft, omdat op de bezonningsdiagrammen/-tekeningen de schaduwwerking is geprojecteerd op de plattegrond van de omgeving en (derhalve) geen visualisatie is gemaakt van de schaduwwerking op de gevels van de woningen. De Afdeling stelt vast dat de wijze waarop het bezonningsonderzoek is uitgevoerd gebruikelijk is en toereikend is te achten voor de bepaling van de schaduwhinder op bestaande woningen in de omgeving. In hetgeen [appellant sub 1] en anderen hebben gesteld ziet de Afdeling geen reden om de wijze waarop de resultaten van het onderzoek visueel zijn weergegeven gebrekkig te achten. De Afdeling ziet evenmin aanleiding voor het oordeel dat de raad zich op basis van de bezonningsonderzoek niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voorziene bebouwing niet zal leiden tot ernstige schaduwhinder in de omgeving. Het betoog faalt.

13. [appellant sub 1] en anderen betogen dat de vijf rijwoningen aan de Vinkenbaan leiden tot een ernstige aantasting van het uitzicht en de privacy van de bewoners van de Vinkenbaan en de Holleweg.

13.1. De Afdeling stelt vast dat de raad rekening heeft gehouden met de bezwaren van [appellant sub 1] en anderen in zoverre dat hij het plan gewijzigd heeft vastgesteld en daarbij de toegelaten bouwhoogte heeft verminderd van 9 m naar 7 m. De afstand tussen de woningen [locatie 3] tot de vijf voorziene rijwoningen aan de Vinkenbaan bedraagt ongeveer 20 m. De afstand tot de overige woningen is groter. Gelet op deze afstand en de omstandigheid dat het plangebied en de percelen van [appellant sub 1] en anderen binnen stedelijk gebied zijn gesitueerd en dat de bebouwingsdichtheid die het resultaat zal zijn van de beoogde herinrichting van het plangebied niet ongebruikelijk is in de naaste omgeving, is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan weliswaar nadelige gevolgen heeft voor het uitzicht en de privacy van een aantal omwonenden, maar dat deze gevolgen niet ernstig zijn. Het betoog faalt.

14. [appellante sub 2] betoogt dat de raad ten onrechte niet heeft onderkend dat bij de woningen aan de Vinkenbaan sprake zal zijn van ernstige geluidsoverlast. Het bedrijfspand van [appellante sub 2] grenst namelijk aan de achtertuin van de meest oostelijke rijwoning aan de Vinkenbaan. In de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG-brochure) wordt, binnen het gebiedstype "rustige woonwijk", voor het milieuaspect geluid een richtafstand aanbevolen van 30 m tussen een bedrijf als dat van [appellante sub 2] (milieucategorie 2) en een geluidgevoelig object. Aan deze richtafstand wordt niet voldaan. Volgens [appellante sub 2] is bij het voorbereiden van het plan ten onrechte geen akoestisch onderzoek verricht waaruit blijkt dat het plan niet leidt tot beperkingen van haar bestaande bedrijfsvoering. In dit verband is volgens [appellante sub 2] van belang dat het bedrijf dagelijks één tot twee keer met grote vrachtwagens wordt bevoorraad via het parkeerterrein achter de nieuwe woningen. Het laden en lossen met de eigen bedrijfswagens vindt ongeveer acht keer per dag plaats. De deur van het bedrijfspand staat open als in het pand werkzaamheden zoals zagen en slijpen worden verricht, aldus [appellante sub 2].

14.1. Aan het perceel van [appellante sub 2] is in het bestemmingsplan "Heiloo Noordoost", vastgesteld door de raad bij besluit van 1 maart 2010, de bestemming "Gemengd" toegekend. Aan de gronden ter plaatse van het bedrijfspand zijn tevens de aanduidingen "bouwvlak", "bedrijf" en "maximum bouwhoogte = 3.5 m" toegekend. De oppervlakte van het pand van [appellante sub 2] (bouwvlak) bedraagt ongeveer 130 m².

14.2. In de uitspraak van 16 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2379, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de raad niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat de geluidsbelasting bij de nieuwe woningen als gevolg van het bedrijf van [appellante sub 2] aanvaardbaar zal zijn. Daartoe heeft hij overwogen dat de omgeving van het plangebied als een rustige woonwijk dient te worden aangemerkt, omdat in de directe omgeving van het bedrijf van [appellante sub 2] en anderen geen bedrijven aanwezig zijn. Bovendien is de omgeving in paragraaf 4.7 van de plantoelichting als rustige woonwijk aangemerkt. Dat betekent dat de richtafstand van 30 m voor het aspect geluid van toepassing is. Aan die richtafstand wordt niet voldaan. De raad had naar het oordeel van de voorzieningenrechter met een akoestisch onderzoek inzichtelijk moeten maken waarom desondanks sprake zal zijn van een aanvaardbare geluidsbelasting. Weliswaar is het bedrijf van [appellante sub 2] en anderen niet groot, maar op voorhand is niet uitgesloten dat het bedrijf zal leiden tot ernstige geluidsoverlast bij de nieuwe woningen, aldus de voorzieningenrechter. De Afdeling sluit aan bij dit oordeel van de voorzieningenrechter en constateert dat het besluit in zoverre onzorgvuldig en derhalve in strijd is met artikel 3:2 van de Awb is voorbereid.

14.3. De raad heeft na het vaststellen van het plan alsnog akoestisch onderzoek laten verrichten naar de gevolgen van de bedrijfsvoering van [appellante sub 2] voor de voorziene woningen. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in het rapport "Aanvullend akoestisch onderzoek Noordergeestkerk" van de Regionale uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord van 3 augustus 2018. In dit rapport is de geluidsbelasting vanwege de activiteiten in het bedrijfspand - de directe hinder - getoetst aan het toetsingskader van paragraaf B5.3 van bijlage 5 van de VNG-brochure en de normen van het Activiteitenbesluit milieubeheer. De geluidsbelasting vanwege de voertuigen die van en naar het perceel van [appellante sub 2] rijden is getoetst aan (de voorkeursgrenswaarden van) de circulaire "Beoordeling geluidhinder wegverkeer in verband met vergunningverlening Wet milieubeheer" (hierna: Circulaire). In het rapport is ook aandacht besteed aan (de aanvaardbaarheid van) stofhinder. Geconcludeerd is dat de bedrijfsvoering van [appellante sub 2] niet in relevante mate wordt belemmerd door de voorziene vijf woningen, omdat de woning Holleweg 21, die op 7 m van het bedrijf van [appellante sub 2] is gelegen, de woning is die de meeste beperkingen met zich brengt.

14.4. In het akoestisch rapport staat dat in het bedrijfspand van [appellante sub 2] voornamelijk opslag plaatsvindt en dat daarnaast op beperkte schaal installatiewerkzaamheden worden verricht. In het akoestisch rapport staan de bedrijfsbebouwing en de representatieve werkzaamheden beschreven. De Afdeling gaat hiervan uit. [appellante sub 2] heeft weliswaar vraagtekens geplaatst bij de juistheid daarvan, maar hij heeft geen concrete gegevens naar voren gebracht waaruit blijkt dat moet worden getwijfeld aan de juistheid van de in het akoestisch rapport neergelegde uitgangspunten. Dit geldt ook de eerst ter zitting door [appellante sub 2] naar voren gebrachte stelling dat voor het beoordelen van de gevolgen van de zogeheten indirecte hinder ten onrechte uit is gegaan van de veronderstelling dat (slechts) eenmaal per dag wordt geleverd door een vrachtwagen. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking de beperkte omvang van het bedrijf van [appellante sub 2] en het gegeven dat [appellante sub 2] de stelling dat dagelijks twee vrachtwagens het bedrijf zouden bezoeken, niet heeft onderbouwd.

14.5. In het akoestisch rapport is vastgesteld dat de hoogste geluidsbelasting bestaat uit het slijpen met een slijptol. In de bestaande situatie is de geluidsbelasting het hoogst ter plaatse van de woning Holleweg 21. Berekend is dat uitgaande van de wijze waarop [appellante sub 2] de geluidbepalende werkzaamheden uitoefent - buiten dan wel met open deuren en/of ramen - het maximale geluidniveau bij de woning aan de Holleweg 21 84 d(B)A bedraagt, derhalve beduidend meer dan de in het Activiteitenbesluit toegelaten grenswaarde van 70 dB(A). Voorts is in het akoestisch rapport de geluidsbelasting berekend uitgaande van gesloten deuren en ramen. Daaruit blijkt dat bij de woning Holleweg 21 het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau 40 dB(A) bedraagt en het maximale geluidniveau 53 dB(A). Bij de vijf nieuwe woningen is dat respectievelijk 41 dB(A) en 47 dB(A).

14.6. De Afdeling constateert met de raad dat om bij de woning Holleweg 21 te kunnen voldoen aan de norm uit het Activiteitenbesluit wat betreft de maximale geluidsbelasting, de werkzaamheden zullen moeten plaatsvinden met gesloten deuren en ramen. Dat [appellante sub 2], zoals door haar ter zitting naar voren is gebracht, tot op heden geen klachten heeft gekregen van omwonenden, maakt dit niet anders.

14.7. Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad ten onrechte ervan is uitgegaan dat in wat betreft het maximale geluid ook in de toekomst niet de vijf nieuwe woningen, maar de woning aan de Holleweg 21 voor de bedrijfsvoering van [appellante sub 2] de maatgevende woning zal zijn. Dit gevoegd bij het gegeven dat het verschil tussen de berekende waarden wat betreft het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau als de indirecte hinder bij Holleweg 21 en de vijf nieuwe woningen 1 dB(A) bedraagt, hetgeen zoals de raad ter zitting heeft gesteld, voor het menselijk oor niet waarneembaar is, heeft de raad in redelijkheid kunnen concluderen dat wat betreft het milieuaspect geluid van een belemmering van de bedrijfsuitoefening als gevolg van de voorziene nieuwe woningen in zoverre niet hoeft te worden gevreesd. Ook bij eventuele uitbreiding van de werkzaamheden ter plaatse zal de woning aan de Holleweg 21 immers steeds maatgevend zijn. Het betoog faalt.

15. Wat betreft de stofhinder moet worden vastgesteld dat stof in het bijzonder vrijkomt bij slijpen met de slijptol. Nu in overweging 14.6 is geconstateerd dat die werkzaamheden vanwege de daaraan verboden geluidcomponent met gesloten deuren en ramen zullen moeten plaatsvinden, bestaat evenmin gegronde vrees voor belemmeringen van de bedrijfsvoering als gevolg van stofhinder. Het betoog faalt.

16. [appellante sub 2] betoogt dat het toevoegen van vijf nieuwe rijwoningen aan de Vinkenbaan tot gevolg heeft dat haar perceel onbereikbaar wordt voor vrachtwagens van leveranciers en de eigen bestelwagens met aanhanger, hetgeen ernstige gevolgen zal hebben voor de bedrijfsvoering. Zij voert hiertoe aan dat vanwege de vijf nieuwe woningen op gronden die voorheen in gebruik waren als parkeerterrein, het niet langer mogelijk is in een doorgaande beweging het parkeerterrein rond te rijden. Langere vrachtwagens voertuigen kunnen niet langer in de directe nabijheid van de ingang van het bedrijfspand van [appellante sub 2] komen, hetgeen in de bestaande situatie wel mogelijk is. Om bij het pand van [appellante sub 2] te komen, dienen vrachtwagens het parkeerterrein op te rijden en vervolgens ongeveer 30 m achteruit te rijden. Vanaf deze plek dienen vervolgens de geleverde goederen over een afstand van ongeveer 15 m worden verplaatst, aldus [appellante sub 2]. Ter zitting heeft [appellante sub 2] medegedeeld van de leverancier die met de vrachtwagen goederen komt afleveren, te hebben vernomen dat deze geen 30 m achteruit wenst te rijden. Volgens [appellante sub 2] is het verlies van deze leverancier des te bezwaarlijker, omdat deze leverancier de sleutels van het bedrijf heeft en de goederen kan afleveren zonder dat [appellante sub 2] ter plaatse aanwezig hoeft te zijn.

16.1. De raad stelt dat de bereikbaarheid van het perceel van [appellante sub 2] niet wezenlijk zal wijzigen ten opzichte van de bestaande situatie. Ook in de bestaande situatie is het perceel niet optimaal bereikbaar voor grote vrachtwagens van leveranciers (met een lengte van 12 m) en de eigen bedrijfswagens van [appellante sub 2] met een aanhanger. Volgens de raad is overwogen de ingang tot het bedrijfspand van [appellante sub 2] te verplaatsen naar de noordzijde van haar perceel, maar hiervan is afgezien vanwege de hinder voor de omgeving. De raad stelt dat het plan niet verplicht tot een concrete inrichting van het parkeerterrein. Het is derhalve mogelijk af te wijken van de beoogde inrichting als weergegeven op de schets in de plantoelichting. Bij de feitelijke inrichting van het parkeerterrein worden maatregelen getroffen om de bereikbaarheid van het pand van [appellante sub 2] te vergroten. Gedacht wordt aan (onder meer) het laten vervallen van een beoogde parkeerplaats ten zuidwesten van het pand van [appellante sub 2], zodat ter plaatse meer ruimte beschikbaar blijft voor de bevoorrading van het bedrijf, aldus de raad.

16.2. De ingang van het bedrijfspand van [appellante sub 2] is gesitueerd aan de zuidelijke zijde van het perceel [locatie 5] in de nabijheid van het Vinkenpad. De raad heeft twee tekeningen overgelegd waarop de bereikbaarheid van het pand voor een vrachtwagencombinatie met een lengte van 12 m is weergegeven. In de bestaande situatie kan meestal worden rondgereden en gestopt bij de ingang van het bedrijfspand van [appellante sub 2]. Na herinrichting van het parkeerterrein dient een vrachtwagen eerst naar het westelijke deel van het parkeerterrein te rijden, om vervolgens over een afstand van ongeveer 30 m achteruit te rijden. Afhankelijk van de bezetting van het parkeerterrein zal het niet altijd mogelijk zijn met de achterzijde van de vrachtwagen tot de ingang van het pand te rijden. Het laden en lossen dient in dat geval plaats te vinden op een afstand van ongeveer 10 m tot het pand van [appellante sub 2]. Goederen die te zwaar zijn om gedragen te worden, dienen op een steek- of palletwagen of een andere voorziening te worden geplaatst en vervolgens dient een afstand van ongeveer 10 m te worden overbrugd. Volgens de raad is het in de bestaande situatie ook noodzakelijk de goederen die te zwaar zijn om te dragen, eerst op een steekwagen te plaatsen. In de bestaande situatie dient weliswaar een geringere afstand te worden afgelegd, maar het verschil in de af te leggen afstand is volgens de raad niet wezenlijk.

16.3. De Afdeling ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de door de raad gehanteerde uitgangspunten. Derhalve moet worden vastgesteld dat een inrichting van het parkeerterrein mogelijk is waarin grotere vrachtwagens van derden en kleinere bedrijfswagens al dan niet met aanhanger achteruitrijdend de bedrijfsingang van [appellante sub 2] kunnen bereiken tot op een zodanige afstand dat afgeleverde goederen al dan niet met hulpmiddelen het bedrijfspand kunnen worden ingebracht. In dit verband wordt opgemerkt dat de door [appellante sub 2] overgelegde foto’s bevestigen dat ook in de bestaande situatie gebruik wordt gemaakt van steek- of palletwagens om de geleverde goederen in het pand te brengen. Op grond hiervan komt de Afdeling tot het oordeel dat de voorziene herinrichting van het parkeerterrein kan leiden tot een verminderde bereikbaarheid van het pand van [appellante sub 2] ten opzichte van de bestaande situatie, maar dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de gevolgen hiervan niet onaanvaardbaar zijn. Het antwoord op de vraag of de huidige leverancier van [appellante sub 2] in de gegeven omstandigheden leveranties wil blijven doen, is in dit verband niet doorslaggevend. Evenmin is beslissend of een door [appellante sub 2] gewenste sleutelregeling kan worden gecontinueerd. Het betoog faalt.

Conclusie

17. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant sub 1] en anderen ongegrond. Het beroep van [appellante sub 2] is gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd wat betreft het plandeel met de bestemming "Wonen" voor het perceel aan de Vinkenbaan, kadastraal bekend gemeente Heiloo, sectie, A nummer 7625. Nu de raad na de vaststelling van het plan alsnog aanvullend onderzoek heeft verricht naar de gevolgen van de bedrijfsvoering van [appellante sub 2] voor het woon- en leefklimaat in de omgeving en gelet op het resultaat van de in het kader van deze procedure verrichte beoordeling van dat onderzoek en het gegeven dat de overige beroepsgronden van [appellante sub 2] geen doel treffen, ziet de Afdeling aanleiding met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder a, van de Awb de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, voor zover vernietigd, in stand te laten. Dat betekent dat de bestemming "Wonen" voor het perceel aan de Vinkenbaan blijft gelden.

Proceskosten

18. Ten aanzien van [appellant sub 1] en anderen bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Ten aanzien van [appellante sub 2] dient de raad op de navolgende wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep van [appellante sub 2] gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Heiloo van 5 maart 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Noordergeestkerk", wat betreft het plandeel met de bestemming "Wonen" voor het perceel aan de Vinkenbaan, kadastraal bekend gemeente Heiloo, sectie A, nummer 7625;

III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven;

IV. verklaart het beroep van [appellant sub 1] en anderen ongegrond;

V. veroordeelt de raad van de gemeente Heiloo tot vergoeding van bij [appellante sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.002,00 (zegge: duizendtwee euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VI. gelast dat de raad van de gemeente Heiloo aan [appellante sub 2] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. F.D. van Heijningen en mr. B.J. Schueler, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Milosavljević, griffier.

w.g. Van Diepenbeek w.g. Milosavljević
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2018

739.


Bijlage

Bestemmingsplan "Noordergeestkerk"

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. groenvoorzieningen;

[…].

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. verkeersdoeleinden;

b. verblijfsdoeleinden;

c. fiets- en wandelpaden;

d. bermen, bermsloten, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

e. groenvoorzieningen;

f. openbare nutsvoorzieningen;

g. parkeervoorzieningen;

h. speelvoorzieningen;

De inrichting van de in de bestemming begrepen gronden dient gericht te zijn op een goede doorstroming van het verkeer alsmede op een verblijfsfunctie en de ontsluiting van de aangrenzende gronden.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wonen;

met daaraan ondergeschikt:

b. verkeer en verblijf;

c. tuinen en erven;

d. groenvoorzieningen, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

e. openbare nutsvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming.

6.2.2 Hoofdgebouwen

Gebouwen dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

a. gebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";

b. ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" is ten hoogste de aangegeven goot- en bouwhoogte toegestaan;

c. ter plaatse van de aanduiding "aaneengebouwd" zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;

d. hoofdgebouwen worden afgedekt met een kap:

e. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" aangegeven aantal per bouwvlak;

[…].

Bestemmingsplan "Heiloo Noordoost"

Artikel 5 Gemengd

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wonen;

b. dienstverlening;

en ter plaatse van de aanduiding:

c. "bedrijf" tevens voor bedrijfsactiviteiten uit milieucategorie 1 en 2, zoals opgenomen in de bij deze planregels behorende "Staat van bedrijfsactiviteiten"; dan wel de bestaande bedrijven;

[…].

5.2 Bouwregels

a. voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van wonen, bedrijven, dienstverlening, detailhandel en kantoren gelden de volgende regels:

1. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

[…];

6. de goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste de in een bouwvlak aangegeven goot- en bouwhoogte […];

[…].