Uitspraak 201608378/7/R1


Volledige tekst

201608378/7/R1.
Datum uitspraak: 12 september 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [appellant sub 2], wonend te Breukeleveen, gemeente Wijdemeren,
3. [appellant sub 3], wonend te Loosdrecht, gemeente Wijdemeren,
4. [appellant sub 4A] en [appellant sub 4B](hierna: [appellant sub 4A] en [appellant sub 4B]), gevestigd te Loosdrecht, gemeente Wijdemeren,
5. [appellant sub 5A] en [appellant sub 5B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 5]), wonend te Loosdrecht, gemeente Wijdemeren,
6. Koninklijke Watersportvereniging Loosdrecht (hierna: KWL), gevestigd te Loosdrecht, gemeente Wijdemeren,
7. [appellant sub 7A], [appellant sub 7B] en [appellant sub 7C] (hierna: [appellant sub 7] en anderen), respectievelijk wonend te [woonplaatsen],
appellanten,

en

de raad van de gemeente Wijdemeren,
verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 30 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2345, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 26 weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 7 juli 2016 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 19 december 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Plassengebied Loosdrecht 2013" gewijzigd vastgesteld, teneinde de gebreken te herstellen.

Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben [appellant sub 7] en anderen, KWL en [appellant sub 1] daarover een zienswijze naar voren gebracht.

De raad heeft een nader verweer ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 juli 2018, waar [appellant sub 1] en de raad, vertegenwoordigd door H.J.W. van Emmerik en M. van der Vinne, zijn verschenen.

Overwegingen

Tussenuitspraak

1. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling naar aanleiding van de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4A] en [appellant sub 4B], [appellant sub 5], KWL en [appellant sub 7] en anderen, vastgesteld dat aan het besluit van 7 juli 2016 gebreken kleven en de opdracht aan de raad gegeven om die gebreken met inachtneming van hetgeen hierover in de uitspraak wordt overwogen te herstellen.

Tussenconclusie

2. Gelet op de tussenuitspraak zijn de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4A] en [appellant sub 4B], [appellant sub 5], KWL en [appellant sub 7] en anderen tegen het besluit van 7 juli 2016 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Plassengebied Loosdrecht 2013" gegrond. Dit besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover:

- daarin de bestaande bebouwing rondom het woonschip op het perceel F 1277 niet als zodanig is bestemd;

- dit ziet op de vaststelling van artikel 11, lid 11.3, onder b, van de planregels;

- dit ziet op de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Natuur" voor het eiland en de landtong behorende bij de percelen G 3019, 3071 en 3072;

- dit ziet op de vaststelling van artikel 5, lid 5.2.5, onder g, artikel 7, lid 7.2.3, onder i, artikel 8, lid 8.2.2, onder i, artikel 14, lid 14.2.5, onder h en artikel 17, lid 17.2.3, onder j, van de planregels;

- dit ziet op de vaststelling van artikel 5, lid 5.8.1, van de planregels voor zover van toepassing op de percelen C 3413, 3415 en 3416;

- dit ziet op de vaststelling van artikel 14, lid 14.5, a, onder 3, van de planregels;

- dit ziet op de vaststelling van de aanduiding "blokhut" op het perceel E 1482;

- voor zover daarbij het zomerhuisje op het perceel E 15137 niet als zodanig is bestemd.

Herstelbesluit van 19 december 2017

3. [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4A] en [appellant sub 4B], en [appellant sub 5] hebben naar aanleiding van het besluit van 19 december 2017 geen zienswijzen ingediend. De Afdeling leidt hieruit af dat zij geen bezwaren hebben tegen dat herstelbesluit. De van rechtswege ontstane beroepen zijn ongegrond.

4. [appellant sub 7] en anderen en KWL hebben in hun zienswijzen aangegeven geen bezwaren te hebben tegen het nieuwe besluit. Deze beroepen tegen het herstelbesluit worden daarom geacht te zijn ingetrokken.

5. [appellant sub 1] voert in zijn zienswijze aan dat de raad in het plan ten onrechte geen schuilgelegenheid mogelijk heeft gemaakt bij de pontjes over de Drecht ter hoogte van zijn perceel. [appellant sub 1] stelt hier in de zienswijze al om te hebben verzocht.

5.1. In zijn beroepschrift heeft [appellant sub 1] aangevoerd dat de raad de bestaande bebouwing bij zijn woonboot ten onrechte niet als zodanig heeft bestemd. Hierop zag ook de opdracht die de Afdeling in de tussenuitspraak aan de raad heeft gegeven. In het beroepschrift heeft [appellant sub 1] niet aangevoerd dat de door hem gewenste schuilgelegenheid niet is mogelijk gemaakt. Het enkele betoog in het beroepschrift dat de raad ten onrechte niet zijn gehele zienswijze heeft overgenomen kan niet als een zodanige beroepsgrond worden beschouwd. Gelet hierop heeft [appellant sub 1] in de zienswijze op het herstelbesluit zijn beroepsgronden uitgebreid met een nieuwe, niet eerder aangedragen beroepsgrond. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting alsmede de rechtszekerheid van de andere partijen, kan in het licht van de goede procesorde niet worden aanvaard dat na de tussenuitspraak nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd die reeds tegen het oorspronkelijke besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht. Dit betekent dat hetgeen [appellant sub 1] in dit opzicht aanvoert, buiten inhoudelijke bespreking blijft. Het betoog faalt.

6. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant sub 1] tegen het herstelbesluit ongegrond.

Proceskosten

7. De raad dient ten aanzien van [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4A] en [appellant sub 4B], [appellant sub 5], KWL en [appellant sub 7] en anderen op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van [appellant sub 1] is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen niet gebleken.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4A] en [appellant sub 4B], [appellant sub 5A] en [appellant sub 5B], Koninklijke Watersportvereniging Loosdrecht en [appellant sub 7A], [appellant sub 7B] en [appellant sub 7C] tegen het besluit van 7 juli 2016 gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Wijdemeren van 7 juli 2016 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Plassengebied Loosdrecht", voor zover:

- daarin de bestaande bebouwing rondom het woonschip op het perceel F 1277 niet als zodanig is bestemd;

- dit ziet op de vaststelling van artikel 11, lid 11.3, onder b, van de planregels;

- dit ziet op de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Natuur" voor het eiland en de landtong behorende bij de percelen G 3019, 3071 en 3072;

- dit ziet op de vaststelling van artikel 5, lid 5.2.5, onder g, artikel 7, lid 7.2.3, onder i, artikel 8, lid 8.2.2, onder i, artikel 14, lid 14.2.5, onder h en artikel 17, lid 17.2.3, onder j, van de planregels;

- dit ziet op de vaststelling van artikel 5, lid 5.8.1, van de planregels voor zover van toepassing op de percelen C 3413, 3415 en 3416;

- dit ziet op de vaststelling van artikel 14, lid 14.5, a, onder 3, van de planregels;

- dit ziet op de vaststelling van de aanduiding "blokhut" op het perceel E 1482;

- voor zover daarbij het zomerhuisje op het perceel E 15137 niet als zodanig is bestemd;

III. verklaart de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4A] en [appellant sub 4B], [appellant sub 5A] en [appellant sub 5B] tegen het besluit van 19 december 2017 ongegrond;

IV. veroordeelt de raad van de gemeente Wijdemeren tot vergoeding van:

a. bij [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.002,00 (zegge: duizendentwee euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

b. bij [appellant sub 3] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.002,00 (zegge: duizendentwee euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

c. bij [appellant sub 4A] en [appellant sub 4B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.002,00 (zegge: duizendentwee euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen aan de betalingsverplichting is voldaan;

d. bij [appellant sub 5A] en [appellant sub 5B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.002,00 (zegge: duizendentwee euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen aan de betalingsverplichting is voldaan;

e. bij Koninklijke Watersportvereniging Loosdrecht in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.503,00 (zegge: vijftienhonderdendrie euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

f. bij [appellant sub 7A], [appellant sub 7B] en [appellant sub 7C] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.503,00 (zegge: vijftienhonderdendrie euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen aan de betalingsverplichting is voldaan;

V. gelast dat de raad van de gemeente Wijdemeren aan de hierna vermelde appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van:

a. € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 1];

b. € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 2];

c. € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 3];

d. € 334,00 (zegge: driehonderdvierendertig euro) voor [appellant sub 4A] en [appellant sub 4B], met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen aan de betalingsverplichting is voldaan;

e. € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 5A] en [appellant sub 5B], met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen aan de betalingsverplichting is voldaan;

f. € 334,00 (zegge: driehonderdenvierendertig euro) voor Koninklijke Watersportvereniging Loosdrecht;

g. € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 7A], [appellant sub 7B] en [appellant sub 7C], met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen aan de betalingsverplichting is voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzitter, en mr. F.D. van Heijningen en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.J.R.R. Brock, griffier.

w.g. Helder w.g. Brock
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 12 september 2018

603.