Uitspraak 201703588/1/R2


Volledige tekst

201703588/1/R2.
Datum uitspraak: 12 september 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellanten sub 1], (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]) wonend te Hulten, gemeente Gilze en Rijen,
2. [familie], wonend te Hulten, handelend onder de naam: [restaurant],
appellanten,

en

de raad van de gemeente Tilburg,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 maart 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Witbrant Koolhoven 2012, 2e herziening (Fietsbrug)" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [familie] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[familie] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 juni 2018, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. X.D. de Boer en bijgestaan door M. Houter zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. Het plan maakt een fietspad met een fietsbrug mogelijk over de Burgemeester Letschertweg (N260) te Tilburg, dat zal worden aangesloten op een in de richting van Hulten, gemeente Gilze en Rijen, aan te leggen fietspad. Het plangebied ligt ten noorden van de kruising van de Bredaseweg (N282) met de Burgemeester Letschertweg (N260) te Tilburg. Ten westen van de Burgemeester Letschertweg ligt de gemeentegrens tussen de gemeente Tilburg en de gemeente Gilze en Rijen.

Het plangebied omvat alleen het oostelijke gedeelte van het fietspad en de fietsbrug, dat binnen de gemeentegrenzen van Tilburg ligt. De raad van de gemeente Gilze en Rijen heeft op 20 februari 2017 het bestemmingsplan "N282" vastgesteld. In dat bestemmingsplan wordt, voor zover hier relevant, het westelijke gedeelte van de fietsbrug en het verder liggende fietspad mogelijk gemaakt.

De [familie] exploiteert het [restaurant] aan de [locatie A] te Hulten, gemeente Gilze en Rijen en [appellant sub 1] is eigenaar van de woning aan de [locatie B] te Hulten. Deze percelen liggen ten westen van de in het plan voorziene fietsbrug en ten zuiden van het in het door de gemeenteraad van Gilze en Rijen vastgestelde bestemmingsplan "N282" voorziene fietspad.

Toetsingskader

2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Uitvoerbaarheid van de motie

3. [appellant sub 1] en [familie] betogen dat de raad het plan niet heeft mogen vaststellen omdat volgens hen onzeker is of het plan binnen de planperiode van in beginsel 10 jaar wordt uitgevoerd. In dat verband wijzen zij op een motie die de raad gelijktijdig met het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan heeft aangenomen (hierna: de motie).

3.1. In deze motie staat:" De Tilburgse Gemeenteraad op 6 maart 2017 bijeen ter behandeling van het Raadsvoorstel vaststellen bestemmingsplan […] Witbrant Koolhoven, 2e herziening (Fietsbrug)

[…]

[…]

Draagt het college op om:

• heden slechts het gewijzigd bestemmingsplan vast te stellen;

• aan het vaststellen van dit bestemmingsplan geen enkel recht te ontlenen ten aanzien van de daadwerkelijke realisatie van een fietsbrug;

• pas als aantoonbaar behoefte is aan een fietsbrug, dat plan dan als een op zichzelf staand voorstel bij de commissie aan te bieden en na goedkeuring van de raad tot realisatie over te gaan;

• vooruitlopend op bovenstaande met regelmaat relevante verkeersmetingen uit te (laten) voeren en zo dossier op te bouwen.

[…]"

3.2. De Afdeling stelt vast dat de motie mede strekt tot vaststelling van het plan. Daarnaast wordt aan het college van burgemeester en wethouders een opdracht gegeven. Deze opdracht houdt in dat de daadwerkelijke realisatie van de fietsbrug alleen plaats mag vinden als er aantoonbaar behoefte is aan de fietsbrug. De raad draagt het college op om, alvorens tot realisatie over te gaan, eerst een voorstel daarover ter goedkeuring aan de raad voor te leggen. De opdracht van de raad aan het college houdt verder in dat, vooruitlopend op de realisatie van de fietsbrug, met regelmaat relevante verkeersmetingen moeten worden uitgevoerd, om zo een dossier op te bouwen.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen onder 4.2 van haar uitspraak van 29 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2414, is een motie en de vraag of een motie naar behoren is uitgevoerd alleen van betekenis in de verhouding tussen de raad en het college van burgemeester en wethouders. Een motie leidt niet tot een juridische verplichting die de raad bij de vaststelling van het plan in acht dient te nemen.

De raad heeft in de motie geen aanleiding hoeven zien om het plan niet vast te stellen.

Het betoog faalt.

Behoefte

4. [appellant sub 1] stelt dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd dat er behoefte is aan de in het plan voorziene fietsbrug. Volgens hem was ten tijde van de vaststelling van het plan de behoefte onvoldoende duidelijk. Ook is volgens hem de feitelijke doelstelling van de voorziene fietsbrug er uitsluitend op gericht om een snelle brom- snor- en fietsroute tussen Tilburg en Breda te creëren, maar heeft de raad voor die snelle fietsroute inmiddels een ander tracé - dat langs de spoorbaan ligt - voor ogen.

4.1. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724, onder 4.1, dient bij de toets of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening onder meer beoordeeld te worden of de in het plan voorziene bestemmingen passende bestemmingen zijn en of de mogelijk gemaakte ontwikkeling voorziet in een behoefte. De behoefte aan de mogelijk gemaakte ontwikkeling dient met het oog op de uitvoerbaarheid van het plan te zijn onderbouwd. De bestuursrechter beoordeelt, in aanmerking genomen deze onderbouwing, of het betrokken bestuursorgaan er in redelijkheid van heeft kunnen uitgaan dat binnen de planperiode van in beginsel tien jaar behoefte zal bestaan aan de ontwikkeling die het plan mogelijk maakt.

4.2. In paragraaf 2.1 van de plantoelichting staat dat in de huidige situatie de fietsverbinding onveilig, althans niet veilig genoeg is doordat deze wordt onderbroken door de kruising Burgemeester Letschertweg en de N282. De Burgemeester Letschertweg is een gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom met een maximum snelheid van 80 kilometer per uur. De fietsverbinding langs de N282 maakt deel uit van het utilitaire fietsnetwerk van de Provincie Noord-Brabant.

In de plantoelichting staat dat er na de aanpassingen aan de N282, de zogenoemde omlegging, ter hoogte van de met verkeerslichten geregelde kruising Burgemeester Letschertweg en de N282 een zo grote kruising resteert, dat het wenselijk is om langzaam verkeer ongelijkvloers af te wikkelen. De raad heeft zich daarbij gebaseerd op de richtlijn uit de CROW publicatie "Ontwerpwijzer fietsverkeer" uit 2006 (hierna: CROW-publicatie). Daarin staat over ongelijkvloerse voorzieningen: "Ongelijkvloerse voorzieningen zijn gewenst of noodzakelijk als andere kruispuntoplossingen niet voldoen aan de ontwerpeisen met betrekking tot directheid en veiligheid. Dat geldt niet alleen voor hoofdfietsroutes, maar ook voor het basisnetwerk - zeker voor onderdelen van dat basisnet die (drukke) gebiedsontsluitingswegen of gebiedsontsluitingswegen met een maximumsnelheid van 70 km/h of hoger kruisen." Voorts staat in de plantoelichting dat de raad in aanmerking heeft genomen dat het ingeval de verkeersregelinstallatie niet werkt, in de situatie zonder fietsbrug voor fietsers vrijwel onmogelijk is om de 4+2 rijstroken ter hoogte van het kruispunt over te steken zonder ongelukken.

Omdat er voornamelijk sprake is van een oost-west relatie wat betreft het langzaam verkeer, volstaat het realiseren van een fietsbrug ten noorden van de kruising, parallel aan de N282, zo staat in de plantoelichting. Voorts staat in de plantoelichting dat in de situatie zonder fietsbrug de groentijden van het langzaam verkeer ten nadele zijn van de groentijden van het gemotoriseerd verkeer en dat wanneer het fietsverkeer via de fietsbrug, wat noordelijker, wordt afgewikkeld, dit wordt voorkomen. Daarom ontstaat er door de fietsbrug, naast verkeersveiligheid, ruimte voor langere 'groentijden' van de verkeerslichten voor het autoverkeer. Door het realiseren van de fietsbrug wordt de doorstroming op de Burgemeester Letschertweg ter hoogte van kruising van de Burgemeester Letschertweg met de N282 vergroot.

In de plantoelichting wordt ook vermeld dat de fietsverbinding deel uit maakt van het regionale fietsnetwerk van de provincie en dat de fietsverbinding met fietsbrug invulling geeft aan het belang van goede en snelle fietsverbindingen.

Ter zitting heeft de raad toegelicht dat de in de plantoelichting gegeven motivering niet afhankelijk is van het tracé voor een snelle fietsverbinding tussen Tilburg en Breda. De door [appellant sub 1] gestelde omstandigheid dat voor die snelle fietsroute mogelijk een ander tracé wordt gekozen, doet daarom aan de in de plantoelichting gegeven uiteenzetting van de behoefte aan de in het plan mogelijk gemaakte fietsbrug niet af, aldus de raad.

De raad heeft er met de in de plantoelichting gegeven motivering in redelijkheid vanuit kunnen gaan dat binnen de planperiode van in beginsel tien jaar behoefte zal bestaan aan de ontwikkeling die het plan mogelijk maakt. Dat, gelet op de door de raad aangenomen motie, de uitvoering afhankelijk is gemaakt van nadere politieke besluitvorming, maakt dat niet anders.

Het betoog faalt.

Alternatief

5. [appellant sub 1] stelt dat ten onrechte gekozen is voor een bovengrondse kruising op deze locatie. Deze keuze is volgens hem onvoldoende gemotiveerd. Volgens hem had gekozen kunnen worden voor een ondergrondse kruising op de locatie van de huidige oversteek, die aansluit op het fietspad dat ten zuiden van het perceel van [appellant sub 1] langs de Rijksweg loopt. De gemaakte keuze is volgens [appellant sub 1] gebaseerd op financiële overwegingen en niet, zoals zou moeten, op ruimtelijke overwegingen.

5.1. De raad dient bij de keuze van een bestemming een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.

5.2. De raad heeft toegelicht dat niet is gekozen voor een ondergrondse kruising op de door [appellant sub 1] aangedragen locatie omdat daar een bestaande ondergrondse hogedrukgasleiding aan de aanleg van een ondergrondse verbinding in de weg staat. Voorts zal een ondergrondse kruising een groter ruimtebeslag hebben dan een bovengrondse kruising.

De raad heeft gelet hierop in redelijkheid kunnen kiezen voor de in het plan voorziene fietsbrug.

Het betoog faalt.

Woon- en leefklimaat

6. [appellant sub 1] vreest voor aantasting van zijn uitzicht. Ook vreest [appellant sub 1] voor aantasting van zijn woon- en leefklimaat als gevolg van licht- en geluidhinder.

6.1. De Afdeling stelt vast dat het perceel [locatie B] op ongeveer 117 meter en de woning op dat perceel ongeveer 180 meter ten oosten van het plangebied ligt.

Gelet op de afstand van het perceel tot het plangebied en omdat in het plangebied een fietsbrug en fietspad mogelijk worden gemaakt, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het uitzicht van [appellant sub 1].

De fietsbrug en het fietspad die het plan mogelijk maakt zullen alleen worden gebruikt door voetgangers, fietsers en snor- en bromfietsers. Gelet op dat gebruik van de fietsbrug en fietspad en de afstand tot het perceel [locatie B] en de daarop staande woning heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet voor onaanvaardbare licht- en geluidhinder ter plaatse van de woning van [appellant sub 1] hoeft te worden gevreesd.

Het betoog faalt.

Conclusie

7. Gelet op het voorgaande zijn de beroepen ongegrond.

8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzitter, en mr. E.J. Daalder en mr. G.T.J.M. Jurgens, leden, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, griffier.

w.g. Hoekstra w.g. Taal
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 12 september 2018

325-865.