Uitspraak 201709144/1/A1


Volledige tekst

201709144/1/A1.
Datum uitspraak: 12 september 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] en anderen, wonend te Grubbenvorst, gemeente Horst aan de Maas,
appellanten,

en

het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 september 2017 heeft het college van gedeputeerde staten van Limburg een nieuw voorschrift 8.2 verbonden aan de aan [vergunninghoudster] verleende omgevingsvergunning van 16 december 2014 voor het oprichten en in werking hebben van een korte keten vleeskuikenveehouderij (pluimveehouderij inclusief slachterij) en een bio-energiecentrale aan de [locatie] in Grubbenvorst.

Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.

Het college van gedeputeerde staten van Limburg heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 30 juli 2018, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door mr. V. Wösten, het college van gedeputeerde staten van Limburg, vertegenwoordigd door mr. J.J.A.G. Werkhoven en ing. G.G.A.T. Soons, het college van burgemeester en wethouders van Horst aan de Maas, vertegenwoordigd door M.J.M. Bouwmans, en [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door haar [bestuurder], [gemachtigden], bijgestaan door mr. J.J.J. de Rooij, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Bij besluit van 16 december 2014 heeft het college van gedeputeerde staten van Limburg (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] een omgevingsvergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting, bestaande uit een pluimveehouderij met een slachterij - een zogenoemde korte keten veehouderij - en een bio-energiecentrale. Voorschrift 8.2 bij deze vergunning ziet op de maximaal toegestane geluidwaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau. De rechtbank heeft bij uitspraak van 11 augustus 2016, ECLI:NL:RBLIM:2016:7024, voor zover hier van belang, dit voorschrift vernietigd en een nieuw voorschrift 8.2 aan de vergunning verbonden. De Afdeling heeft bij uitspraak van 17 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1301, voor zover hier van belang, de uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover daarbij een nieuw voorschrift 8.2 aan de vergunning is verbonden en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen over voorschrift 8.2, met toereikende en naleefbare grenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau. Daarbij heeft de Afdeling bepaald dat tegen het nieuw te nemen besluit slechts bij haar beroep kan worden ingesteld.

Het college heeft bij besluit van 28 september 2017 een nieuw voorschrift 8.2 aan de omgevingsvergunning verbonden.

2. Ingevolge artikel 5.5, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht, in samenhang gelezen met artikel 5.3, eerste lid, van dat besluit, geven de voorschriften die aan een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht worden verbonden, de doeleinden aan die de vergunninghouder in het belang van de bescherming van het milieu dient te verwezenlijken op een door hem te bepalen wijze.

3. Op grond van het nieuwe voorschrift 8.2, onder a, mag op verscheidene woningen in de nabije omgeving van de inrichting het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau overdag niet meer dan 40 dB(A) bedragen en in de avond en nacht niet meer dan 35 dB(A). Verder is in voorschrift 8.2, onder b, bepaald dat de actuele frequentie van de ventilatoren van de dierenverblijven (ouderdieren- en vleeskuikenverblijven) binnen de inrichting op ieder moment middels een klimaatcomputer binnen de inrichting af te lezen en te reguleren dienen te zijn.

4. Het beroep richt zich niet tegen de hoogte van de vastgestelde geluidgrenswaarden, maar ziet enkel op de handhaafbaarheid daarvan.

5. [appellant] en anderen betogen dat voorschrift 8.2, onder b, onvoldoende is om de naleving van de in voorschrift 8.2, onder a, gestelde geluidgrenswaarden te verzekeren. Volgens hen zou aan de vergunning ook een voorschrift moeten worden verbonden waaruit volgt dat in de stallen ventilatoren van het merk en type Ziehl Abegg FN091 moeten worden geïnstalleerd.

5.1. Tussen partijen is niet in geschil dat uit het akoestisch rapport "Akoestisch onderzoek Witveldweg 35 te Grubbenvorst" van G&O Consult van 18 juli 2017, volgt dat de gestelde geluidgrenswaarden naleefbaar zijn. Bij de berekeningen van de te verwachten geluidbelasting is voor de geluidbelasting van de ventilatoren uitgegaan van het geluid van een ventilator van het merk en type Ziehl Abegg FN091. Dit betekent echter niet dat de geluidgrenswaarden alleen kunnen worden nageleefd indien deze specifieke ventilator wordt geïnstalleerd. Het college heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het door [appellant] en anderen gewenste voorschrift niet noodzakelijk is om naleving van de gestelde geluidgrenswaarden te verzekeren en daarom niet nodig is in belang van de bescherming van het milieu.

Het betoog faalt.

5.2. [appellant] en anderen betogen dat als aan de vergunning geen voorschrift hoeft te worden verbonden waarin de installatie van ventilatoren van het merk en type Ziehl Abegg FN091 wordt voorgeschreven en het dus aan vergunninghouder is om te bepalen wat voor soort ventilator er wordt geïnstalleerd, de maximaal toegestane bronsterkte van de ventilatoren in een voorschrift moet worden neergelegd. Op die manier kan, zo voeren zij aan, worden berekend wat het maximaal toegestane toerental is. Het toerental kan vervolgens gecontroleerd worden met behulp van de onder voorschrift 8.2, onder b, voorgeschreven klimaatcomputer. Het nalaten om een dergelijk voorschrift aan de vergunning te verbinden, zou ertoe leiden dat voorschrift 8.2, onder b, nutteloos en rechtsonzeker is, aldus [appellant] en anderen.

5.3. In voorschrift 8.4 van de vergunning van 16 december 2014 staat, voor zover hier van belang, dat na het in gebruik nemen van de inrichting door middel van een akoestisch onderzoek moet worden aangetoond dat aan de geluidgrenswaarden, zoals neergelegd in voorschrift 8.2, kan worden voldaan. Het college stelt zich op het standpunt dat uit dit akoestisch onderzoek zal blijken welk toerental maximaal kan worden toegepast om nog aan de geluidgrenswaarden te kunnen voldoen. Vervolgens kan met behulp van de klimaatcomputer worden gecontroleerd of de ventilatoren niet met een hoger toerental draaien. Mocht dat wel het geval zijn, dan is dat voor het college aanleiding om te meten of aan de gestelde geluidgrenswaarden wordt voldaan.

De Afdeling is van oordeel dat, gelet op de uiteenzetting van het college, voorschrift 8.2, onder b, niet rechtsonzeker is en met het oog op de naleving van de geluidsnormen van belang kan zijn. Gelet hierop heeft het college in redelijkheid dit voorschrift aan de vergunning kunnen verbinden en heeft het in redelijkheid niet nodig kunnen achten dat in de voorschriften tevens de maximaal toegestane bronsterkte wordt opgenomen.

Het betoog faalt.

6. Het beroep is ongegrond.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, voorzitter, en mr. R. Uylenburg en mr. G.M.H. Hoogvliet, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, griffier.

w.g. Van der Spoel w.g. Van der Maesen de Sombreff
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 12 september 2018

190-811.