Uitspraak 201706448/1/A3


Volledige tekst

201706448/1/A3.
Datum uitspraak: 15 augustus 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te Amsterdam,
appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 juni 2017 in zaak nr. 16/5014 in het geding tussen:

[appellante]

en

de burgemeester van Amsterdam.

Procesverloop

Bij besluit van 10 december 2015 heeft de burgemeester aan Vlaams Frieteshuis Voetboog B.V. een exploitatievergunning verleend ten behoeve van het horecabedrijf aan Voetboogstraat 33 te Amsterdam.

Bij besluit van 22 juni 2016 heeft de burgemeester het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en bepaald dat hij een zin uit voorschrift 13 laat vervallen en de vergunning voor het overige in stand laat. Bij het besluit van 16 augustus 2016 heeft de burgemeester de vergunning op die wijze aangepast.

Bij uitspraak van 28 juni 2017 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

De burgemeester en Vlaams Frieteshuis Voetboog B.V. hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Vlaams Frieteshuis Voetboog B.V. heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 juli 2018, waar [appellante], bijgestaan door mr. D.C.E. de Haas, advocaat te Amsterdam, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. R. Kramer, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Vlaams Frieteshuis Voetboog B.V., vertegenwoordigd door haar [bestuurder], bijgestaan door mr. J. de Wit en mr. M Snippe, beiden advocaat te Amsterdam, als partij gehoord.

Overwegingen

Wettelijk kader

1. Het relevante wettelijke kader, waaronder de Algemene Plaatselijke Verordening Amsterdam 2008 (hierna: de APV) en het ten tijde van belang geldende bestemmingsplan, is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

Aanleiding

2. Vlaams Frieteshuis Voetboog B.V. exploiteert sinds 1 oktober 2012 het aan Voetboogstraat 33 te Amsterdam gevestigde horecabedrijf ‘Vlaamse Friteshuis’ (hierna: het horecabedrijf). Het horecabedrijf bestaat echter al langer. Het gemeentelijke bouw- en woningtoezicht heeft op 8 juni 1957 toestemming gegeven voor het veranderen van de ingang van het pand met een pui ter afsluiting van de openbare weg. Lange tijd heeft het horecabedrijf friet verkocht door middel van zogenoemde loket- of gevelverkoop. De burgemeester heeft aan de vorige eigenaar van het bedrijf, [persoon], een exploitatievergunning verleend, geldend van 1 juli 2012 tot 1 juli 2015. Daarna heeft de burgemeester een exploitatievergunning verleend aan Vlaams Frieteshuis Voetboog B.V, geldend van 1 oktober 2012 tot 1 oktober 2015. De burgemeester stelt zich op het standpunt dat sindsdien de exploitatie van het horecabedrijf, met zogenoemde open pui-verkoop, in overeenstemming is met het vigerende bestemmingsplan. [appellante] woont schuin tegenover het horecabedrijf, aan [locatie]. Zij kan zich niet met de verlening van de exploitatievergunning verenigen omdat zij overlast van het bedrijf en zijn klanten ervaart en het bedrijf volgens haar in strijd met de daarvoor geldende regels wordt uitgeoefend.

Besluitvorming

3. Bij besluit van 10 december 2015 heeft de burgemeester aan Vlaams Frieteshuis Voetboog B.V. een nieuwe exploitatievergunning verleend, met een looptijd van drie jaar. De burgemeester heeft het daartegen ingediende bezwaar van [appellante] gegrond verklaard voor zover het voorschrift 13 betreft. Uit dit voorschrift heeft hij de tekst "Dat betekent dat uw bezoekers buiten geen consumpties mogen gebruiken" geschrapt. Voor het overige heeft de burgemeester de vergunning gehandhaafd.

Aangevallen uitspraak

4. De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester de exploitatievergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen. Zij ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het overgangsrecht in het bestemmingsplan niet meer van toepassing is, omdat het aantal klanten van het horecabedrijf is toegenomen en het gebruik zou zijn geïntensiveerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester rekening heeft gehouden met het karakter van de straat en de wijk waarin het horecabedrijf is gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanningen waaraan het woon- en leefklimaat ter plaatse bloot staat. Het is de rechtbank niet gebleken dat de burgemeester aan de door [appellante] gestelde overlast een te gering gewicht heeft toegekend. De rechtbank heeft het beroep van [appellante] ongegrond verklaard.

Hoger beroep

* Strijd met artikel 3.3 van de APV

5. De rechtbank heeft onder meer overwogen dat het overgangsrecht in het bestemmingsplan "Nieuwendijk - Kalverstraat e.o." met betrekking tot de open pui-verkoop - opgenomen in artikel 7.9 van de planvoorschriften - inhoudt dat situaties waarin sprake was van legale open pui-verkoop vóór het inwerkingtreden van dat bestemmingsplan mogen worden voortgezet. Volgens de rechtbank is niet in geschil is dat het horecabedrijf zich in 1994 op dit overgangsrecht kon beroepen omdat de open pui-verkoop op die plek sinds 1957 was vergund.

5.1. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het verlenen van de exploitatievergunning in strijd is met artikel 3.3 van de APV. Volgens haar kan het horecabedrijf niet onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan worden voortgezet. Zij voert allereerst aan dat de rechtbank ten onrechte het bestemmingsplan "Nieuwendijk - Kalverstraat e.o." als vigerend plan heeft aangemerkt. Ten tijde van het verlenen van de exploitatievergunning gold namelijk het bestemmingsplan "Postcodegebied 1012". Voor gronden met de bestemming "Gemengd-1.1" geldt onder meer artikel 8, lid 8.2.9, van de planregels. Op grond daarvan is het niet toegestaan de gevel te construeren of te wijzigen ten behoeve van gevelverkoop, dan wel op een dusdanige wijze dat de mogelijkheid tot het maken van een open gevel ontstaat. Dit artikel moet volgens [appellante] gelet op de plantoelichting als een gebruiksverbod worden geduid: gevelverkoop en open pui-verkoop zijn niet toegestaan. Evenmin valt de verkoop van friet vanuit de gevel in dit geval, vanwege een dusdanige verandering en intensivering van het gebruik, onder het overgangsrecht van artikel 40, lid 40.4, van de planregels van het bestemmingsplan "Postcodegebied 1012". [appellante] stelt dat het vorenstaande ook geldt indien toch aan het bestemmingsplan "Nieuwendijk - Kalverstraat e.o." moet worden getoetst. Vanwege de intensivering van het gebruik valt de verkoop vanuit de gevel immers ook niet onder het overgangsrecht van artikel 15 van de voorschriften van dat bestemmingsplan.

5.2. De Afdeling stelt vast, en dit is tussen partijen in hoger beroep ook niet in geschil, dat ten tijde van het verlenen van de vergunning alsmede het nemen van het besluit op bezwaar niet meer het bestemmingsplan "Nieuwendijk - Kalverstraat e.o.", maar het bestemmingsplan "Postcodegebied 1012" van kracht was. De rechtbank heeft dan ook niet aan het juiste planologische kader getoetst. In zoverre slaagt het betoog van [appellante].

5.3. Het voormelde gebrek leidt in zoverre echter niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. Hiertoe overweegt de Afdeling het hiernavolgende, met inachtneming van hetgeen in het bestemmingsplan "Postcodegebied 1012" is bepaald.

Ingevolge dat plan gold (en geldt nu nog) voor de gronden ter plaatse van het horecabedrijf de bestemming "Gemengd-1.1". Ingevolge artikel 8, lid 8.2.9, van de planregels is het niet toegestaan de gevel te construeren of te wijzigen ten behoeve van gevelverkoop dan wel op een dusdanige wijze dat - de mogelijkheid tot het maken van - een open gevel ontstaat. Blijkens de begripsbepalingen in artikel 1 van de planregels wordt verstaan onder:

- gevelverkoop (lid 1.32): het verkopen van goederen of eetwaren vanuit de gevel van een gebouw gelegen aan de openbare weg; en onder

- open pui-verkoop (lid 1.48): het exploiteren van een winkel of horecabedrijf, waarvan de voorgevel op straatniveau geheel of gedeeltelijk ontbreekt, dan wel geheel of grotendeels bestaat uit een afsluiting die tijdens de openingstijden kan worden geopend.

In paragraaf 5.3.8 van de plantoelichting staat over gevelverkoop en open pui-verkoop dat deze verkoopvormen negatieve gevolgen hebben, zoals hinder voor het overig gebruik van de openbare ruimte, vervuiling op straat, aantasting van de openbare orde en aantasting van het uiterlijk aanzien van het stadsbeeld. Daarom zijn gevelverkoop en open pui-verkoop niet toegestaan, aldus de plantoelichting.

5.4. Voor zover [appellante] stelt dat een omgevingsvergunning voor het verplaatsen van de toonbank ontbreekt en dat het pand dan ook niet in overeenstemming kan worden geacht met het ten tijde van belang geldende planologische regime, overweegt de Afdeling dat het verplaatsen van de toonbank geen omgevingsvergunningplichtige activiteit is.

De Afdeling is van oordeel dat de aan de orde zijnde situatie niet in strijd is met de in 5.3 genoemde planregels. In artikel 8, lid 8.2.9, is slechts een bouwregel gegeven over de constructie van gevels of de wijziging daarvan ten behoeve van gevelverkoop en niet over het gebruik van panden voor gevelverkoop of open pui-verkoop. Ook elders in de planregels is niet gebleken van een verbod op het gebruik ten behoeve van gevelverkoop of open pui-verkoop. Hoewel in de plantoelichting weliswaar staat dat gevelverkoop en open pui-verkoop niet zijn toegestaan, kan daaraan geen waarde worden gehecht zoals [appellante] stelt. De plantoelichting is immers niet bindend. Nu in het bestemmingsplan geen verbod is opgenomen voor het gebruik voor gevelverkoop of open pui-verkoop bestaat dan in zoverre ook geen aanleiding voor het oordeel dat het horecabedrijf in strijd is met het bestemmingsplan "Postcodegebied 1012". Aan hetgeen partijen hebben aangevoerd over het gebruiksovergangsrecht komt de Afdeling daarom niet toe. Omdat gevelverkoop en open pui-verkoop ter plaatse volgens het bestemmingsplan is toegestaan, deed de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 3.3 van de APV zich niet voor. De rechtbank is terecht tot dat oordeel gekomen, zij het op andere gronden.

Het betoog faalt.

* Strijd met artikel 3.8, vierde lid, van de APV

6. [appellante] voert aan dat de rechtbank heeft miskend dat het verkopen vanuit de gevel in strijd is met artikel 3.8, vierde lid, van de APV en de toelichting daarop. Zij stelt dat de toonbank 60 cm naar achteren is geplaatst om het verbod in artikel 3.8, vierde lid, van de APV te omzeilen. De facto betreft het volgens haar nog steeds gevelverkoop, omdat de klant amper tussen de toonbank en de buitenzijde van het pand kan staan. Gelet op de toelichting op voormeld artikellid zouden oude vergunningen slechts mogen worden gecontinueerd zolang de exploitatie niet wijzigt. In dit geval is de exploitatie echter wel gewijzigd, omdat het horecabedrijf op 1 oktober 2012 van de eenmanszaak van [persoon] is overgegaan op de besloten vennootschap Vlaams Frieteshuis Voetboog B.V.. Naar aanleiding van de overdracht is geen nieuwe exploitatievergunning aangevraagd en verleend, zo stelt [appellante].

6.1. In de toelichting uit 2008 op artikel 3.8 van de APV staat dat loketverkoop nog slechts op een paar plaatsen in de stad voorkomt en zich beperkt tot de verkoop van eet- en drinkwaren. Er wordt een uitsterfbeleid gehanteerd: nieuwe vergunningen worden niet meer afgegeven en oude worden slechts gecontinueerd zolang de exploitatie niet wijzigt, aldus de toelichting.

De exploitatievergunning die aan [persoon] was verleend en die gold van 1 juli 2012 tot 1 juli 2015, betrof een continuering van een bestaande situatie met verkoop vanuit de gevel. Reeds onder de voorheen geldende exploitatievergunning van 22 april 2013, is een gewijzigde exploitatie - omdat het bedrijf is overgegaan op Vlaams Frieteshuis Voetboog B.V. - met terugwerkende kracht vergund van 1 oktober 2012 tot 1 oktober 2015. Verkoop vanuit de gevel was vanwege de gewijzigde exploitatie dan ook niet meer toegestaan. Omdat bij de overname van het bedrijf echter ook de toonbank 60 cm ten opzichte van de gevel naar achteren is verplaatst, worden - zoals de burgemeester ook terecht stelt - de eetwaren en dranken niet meer vanuit de gevel van een gebouw op of aan de weg verkocht, omdat de verkoophandelingen als gevolg daarvan in het bedrijf worden afgewikkeld. Dat de klant amper tussen de toonbank en de buitenzijde van het pand kan staan - wat daarvan verder ook zij - doet er niet aan af dat de verkoop niet meer op straat plaatsvindt. Anders dan [appellante] betoogt, doet zich in dit geval dan ook geen situatie voor als bedoeld in artikel 3.8, vierde lid van de APV.

Het betoog faalt.

* Weigeren op grond van artikel 3.11, tweede lid, van de APV

7. [appellante] voert onder verwijzing naar artikel 3.11, tweede lid, van de APV aan dat het horecabedrijf grote ruimtelijke gevolgen heeft voor de directe omgeving. Het bedrijf brengt voor haar als omwonende hinder met zich, mede omdat de klandizie en daarmee overlast de laatste jaren zijn toegenomen. De rechtbank heeft niet onderkend dat de burgemeester het aantal klanten van het bedrijf niet bij zijn afweging heeft betrokken. [appellante] stelt dat het aantal klanten ongeveer 2.000 per dag betreft. De Voetboogstraat is als voetgangersgebied te smal voor een dergelijk aantal. Als de stoepen bezet zijn, zit men bovenop of in de beplanting van [appellante] en zij veroorzaken geluidsoverlast. [appellante] stelt hierdoor per dag ongeveer € 500,00 schade te lijden. De frietverkoop op deze locatie is in strijd met een goede ruimtelijke ordening, hetgeen juist ook in de uitsterfregeling heeft geresulteerd. Handhaving van de voorschriften is op voorhand niet mogelijk.

7.1. Wat [appellante] heeft aangevoerd leidt niet tot het oordeel dat de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk had moeten weigeren gelet op de invloed van het bedrijf op het woon- en leefklimaat in de omgeving. De rechtbank heeft geoordeeld dat [appellante] onvoldoende heeft aangevoerd om te kunnen komen tot het oordeel dat de burgemeester aan de door haar gestelde overlast een te gering gewicht heeft toegekend. De Afdeling is hetzelfde oordeel toegedaan. [appellante] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het aantal klanten substantieel is toegenomen en het horecabedrijf elke dag ongeveer 2.000 klanten bedient. De berekeningen die zij in het hogerberoepschrift opvoert, zijn gebaseerd op waarnemingen en schattingen die Vlaams Frieteshuis Voetboog B.V. heeft betwist. Ook in het geval de berekeningen van [appellante] juist zouden zijn, dan nog is de Afdeling met de burgemeester van oordeel dat hij de nadelige invloed op het woon- en leefklimaat niet ontoelaatbaar heeft hoeven achten. De burgemeester heeft overwogen dat hij weet dat het horecabedrijf op bepaalde dagen druk wordt bezocht, maar dat hij van belang heeft geacht dat de Voetboogstraat geen exclusieve woonstraat is, omdat daar verschillende functies, zoals winkelen, horeca en wonen, aanwezig zijn. Daarbij komt dat Amsterdam in zijn geheel drukker is geworden met toeristen. De rechtbank heeft voorts terecht bij haar oordeel betrokken dat aan de exploitatievergunning voorschriften zijn verbonden om overlast te voorkomen. [appellante] heeft haar stelling dat handhaving van de voorschriften op voorhand niet mogelijk is, niet onderbouwd. Voor zover [appellante] aanvoert dat de frietverkoop op deze locatie in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, had het op haar weg gelegen om rechtsmiddelen aan te wenden tegen het bestemmingsplan "Postcodegebied 1012", waarin het horecabedrijf als zodanig is bestemd.

Het betoog faalt.

* Reformatio in peius

8. [appellante] betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft nagelaten om het verbod op reformatio in peius ambtshalve te toetsen. Zij wijst in zoverre op de annotatie van A.T. Marseille in AB 2007/32 bij de uitspraak van de Afdeling van 11 oktober 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AY9859, alsmede op de uitspraak van 29 oktober 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3871. Zij stelt dat zij tegen vergunningvoorschrift 13 als zodanig geen bezwaar heeft gemaakt; zij heeft alleen gesteld dat het niet handhaafbaar is. Nu de wijziging van het vergunningvoorschrift bij het nemen van het besluit op bezwaar een verslechtering van haar positie teweeg heeft gebracht, ontbrak de bevoegdheid van burgemeester om tot wijziging over te gaan, zo voert [appellante] aan. Juist gelet op de overlast die zij van het Vlaamse Friteshuis ondervindt door bezoekers die buiten de consumpties nuttigen, lag het in de rede om het voorschrift ‘Dat betekent dat uw bezoekers buiten geen consumpties mogen gebruiken’ ongewijzigd in stand te laten.

8.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 17 september 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AK4023), betreft de vraag of een volledige heroverweging van het primaire besluit heeft plaatsgevonden, zoals vereist in het eerste lid van artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), geen ambtshalve door de rechter te toetsen punt. Het betoog van [appellante] dat de rechtbank ten onrechte heeft nagelaten om het verbod op reformatio in peius ambtshalve te toetsen, faalt daarom. De door [appellante] genoemde uitspraak van 11 oktober 2006 geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. Anders dan [appellante] betoogt, kan uit die uitspraak niet worden afgeleid dat de Afdeling artikel 7:11, eerste lid, van de Awb in zijn geheel van openbare orde acht. Reeds hierom wordt niet toegekomen aan bespreking van de vraag, zoals die ook aan de orde was in de door [appellante] genoemde uitspraak van 29 oktober 2014, of zij door het besluit op bezwaar in een nadeliger positie is geraakt.

Het betoog faalt.

Conclusie

9. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd, met verbetering van de gronden waarop deze rust.

Proceskosten

10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. H.G. Sevenster, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.E. Konings, griffier.

w.g. Van Altena w.g. Konings
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2018

612.


BIJLAGE | Wettelijk kader

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 7:11

1 Indien het bezwaar ontvankelijk is, vindt op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaats.

2 Voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, herroept het bestuursorgaan het bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in de plaats daarvan een nieuw besluit.

Algemene Plaatselijke Verordening Amsterdam 2008

Artikel 3.3 Algemene weigeringsgrond

Het bevoegde bestuursorgaan weigert de vergunning voor een bedrijf als de exploitatie daarvan in strijd is met een bestemmingsplan of een beheersverordening.

Artikel 3.8 Exploitatie van een horecabedrijf

1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een horecabedrijf te exploiteren.

2. De burgemeester merkt een alcoholverstrekkend bedrijf in de vergunning aan als een dagzaak, een avondzaak of een nachtzaak.

3. De burgemeester kan een alcoholverstrekkend bedrijf dat niet hoofdzakelijk in gebruik of bestemd is voor het bieden van dansgelegenheid aanmerken als nachtzaak.

4. Het is verboden vanuit de gevel van een gebouw op of aan de weg of op of aan het openbare water eetwaren en dranken te verkopen.

Artikel 3.11 Bijzondere weigeringsgronden

1. De burgemeester weigert de vergunning als de exploitant of de leidinggevende van een alcoholvrij bedrijf niet voldoet aan de in artikel 3.10 gestelde eisen.

2. De burgemeester kan de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel het woon- en leefklimaat in de omgeving van het horecabedrijf, de openbare orde of de veiligheid nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf.

3. Bij de toepassing van de in het vorige lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met:

a. het karakter van de straat en de wijk waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen;

b. de aard van het horecabedrijf;

c. de spanning waaraan het woon- en leefklimaat ter plaatse reeds bloot staat;

d. de wijze van bedrijfsvoering door de exploitant of de leidinggevende en

e. het levensgedrag van de exploitant of leidinggevende.

Bestemmingsplan "Postcodegebied 1012"; planregels

Artikel 1. Begrippen

1.32 gevelverkoop:

het verkopen van goederen of eetwaren vanuit de gevel van een gebouw gelegen aan de openbare weg;

1.36 horeca 1:

fastfoodbedrijven, zijnde horecabedrijven die tot hoofddoel hebben het in hoofdzaak voor consumptie ter plaatse verstrekken van vooral op gemaksvoeding gerichte, eenvoudige en snel bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het voor consumptie ter plaatse verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken. Onder fastfoodbedrijven worden in elk geval begrepen automatieken, snackbars en fastfoodrestaurants;

1.48 open puiverkoop:

het exploiteren van een winkel of horecabedrijf, waarvan de voorgevel op straatniveau geheel of gedeeltelijk ontbreekt, dan wel geheel of grotendeels bestaat uit een afsluiting die tijdens de openingstijden kan worden geopend;

Artikel 8. Gemengd-1.1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Gemengd-1.1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

[…]

h. horeca 1 in de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzondere bouwlaag (kelder, souterrain), met inachtneming van het bepaalde in artikel 8.5.6;

[…].

8.2.9 Geen open gevels

Het is niet toegestaan de gevel te construeren of te wijzigen ten behoeve van gevelverkoop dan wel op een dusdanige wijze dat -de mogelijkheid tot het maken van- een open gevel ontstaat.

Artikel 40. Overgangsrecht

40.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

40.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 40.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

40.6 Onderbroken verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 40.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

40.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Artikel 40.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.