Uitspraak 201709306/1/A1


Volledige tekst

201709306/1/A1.
Datum uitspraak: 15 augustus 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Driehuis, gemeente Velsen,

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 12 oktober 2017 in zaak nr. 17/459 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Velsen.

Procesverloop

Bij besluit van 26 mei 2016 heeft het college aan T-Mobile Netherlands B.V. een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van een installatie ten behoeve van mobiele telecommunicatie in de toren van de kerk op het perceel Driehuizerkerkweg 111 te Driehuis.

Bij besluit van 6 december 2016 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 26 mei 2016, onder aanvulling van de motivering daarvan, in stand gelaten.

Bij uitspraak van 12 oktober 2017 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

T-Mobile heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 juli 2018, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door W. Dooijes, zijn verschenen. Voorts is ter zitting T-Mobile, vertegenwoordigd door [gemachtigde], gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1. Het bouwplan voorziet in de plaatsing van een installatie ten behoeve van mobiele telecommunicatie in de toren van de Engelmunduskerk te Driehuis. [appellant] woont op een afstand van ongeveer zestig meter van deze kerk. Hij vreest dat de aanwezigheid van de installatie zal leiden tot verhoging van het risico op brand in de monumentale kerk. Omdat het bouwplan in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Driehuis en Velsen-zuid" (hierna: het bestemmingsplan) heeft het college de omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) gelezen in verbinding met artikel 4, aanhef en vijfde lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor). In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat het college de gevraagde omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen.

Beoordeling van het hoger beroep

2. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de omgevingsvergunning is verleend in strijd met artikel 13 van de Monumentenverordening van de Gemeente Velsen. Hij voert daartoe aan dat in het advies van de commissie Stedelijk Schoon van 12 mei 2016 slechts is ingegaan op de zichtbaarheid van de installatie ten opzichte van het monument en dat ten onrechte geen aandacht is besteed aan de mogelijke gevolgen van brand veroorzaakt door de installatie. Volgens hem mocht het advies om die reden niet door het college aan de omgevingsvergunning ten grondslag worden gelegd.

[appellant] betoogt voorts dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de commissie Stedelijk Schoon bij de toetsing van het bouwplan aan de redelijke eisen van welstand aansluiting had moeten zoeken bij het advies over de plaatsing van de bij besluit van 28 april 2016 aan KPN B.V. vergunde mast ten behoeve van mobiele telecommunicatie bij het sportterrein aan de Wolff en Dekenlaan te Driehuis.

2.1. In het besluit van 26 mei 2016, dat bij besluit van 6 december 2016 in stand is gelaten, is opgenomen dat uit een advies van de commissie Stedelijk Schoon blijkt dat het plaatsen van de installatie geen afbreuk doet aan het monumentale karakter van de kerktoren en omkeerbaar is. Volgens de commissie verzet het belang van de monumentenzorg zich niet tegen het aanbrengen van apparatuur voor telecommunicatie in de kerktoren. Hetgeen [appellant] aanvoert, geeft geen grond voor het oordeel dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college dit advies niet heeft kunnen volgen omdat daarin niet is opgenomen dat de plaatsing van de installatie een verhoogd risico op brand met zich brengt. Niet de monumentencommissie, maar het college, althans voor hem werkzame bouwkundigen, dienen te beoordelen of een bouwplan voldoet aan de in het Bouwbesluit 2012 opgenomen voorschriften, hetgeen in dit geval ook is gebeurd.

Voor zover [appellant] heeft gesteld dat bij de toetsing aan de redelijke eisen van welstand ten onrechte niet is betrokken dat ook de aan KPN vergunde antennemast voldoet aan de redelijke eisen van welstand, overweegt de Afdeling als volgt. Dat de aan KPN vergunde antennemast volgens de commissie Stedelijk Schoon voldoet aan de redelijke eisen van welstand, heeft niet tot gevolg dat om die reden plaatsing van de installatie in de kerktoren niet voldoet aan die eisen. Bij de toetsing aan de redelijke eisen van welstand dient het bouwplan van T-Mobile op zijn eigen merites dient te worden beoordeeld.

Het betoog faalt.

3. Voor zover [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat in de omgevingsvergunning als voorwaarde is opgenomen dat uiterlijk drie weken voor de aanvang van de werkzaamheden de berekening van de constructieonderdelen moet worden ingediend en dat aan die voorwaarde niet is voldaan, betreft dit een kwestie van handhaving. Daargelaten dat de berekening van de constructieonderdelen volgens het college tijdig is ingediend, kan het gestelde ontbreken daarvan niet leiden tot het oordeel dat de omgevingsvergunning niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De rechtbank heeft voor dat oordeel terecht geen aanleiding gezien.

4. Voor zover [appellant] in hoger beroep aanvoert dat het college het bouwplan ten onrechte niet heeft getoetst aan de Flora en Faunawet, omdat het onvoldoende heeft onderzocht of de installatie zal leiden tot verstoring van verblijfplaatsen van vleermuizen en of schade ontstaat aan bijenpopulaties, geldt dat de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft overwogen dat artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht in de weg staat aan een inhoudelijke bespreking van deze grond. In hoger beroep heeft [appellant] tegen dat oordeel geen gronden gericht. Reeds om die reden komt de Afdeling aan een inhoudelijke bespreking van hetgeen [appellant] heeft aangevoerd over de Flora en Faunawet evenmin toe.

5. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat diverse andere locaties in Driehuis geschikt zijn voor plaatsing van de installatie. Volgens hem kan op deze alternatieve locaties een gelijkwaardig resultaat worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. [appellant] stelt dat T-Mobile gebruik had moeten maken van de bij besluit van 28 april 2016 aan KPN B.V. vergunde antennemast. Dat is volgens hem technisch mogelijk, omdat KPN en T-Mobile in het verleden ook dezelfde locatie deelden en de aan KPN vergunde antennemast volgens de verhuurder daarvan geschikt is voor meerdere gebruikers.

5.1. Indien een project op zichzelf voor het college aanvaardbaar is, kan het bestaan van alternatieven slechts dan tot het onthouden van medewerking nopen, indien op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van de alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. De rechtbank heeft terecht overwogen dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat dergelijke alternatieven beschikbaar zijn. Daarbij is van belang dat T-Mobile ter zitting van de Afdeling onweersproken verklaard dat om de capaciteit van de installatie maximaal te benutten een centraal gelegen locatie noodzakelijk is. De door [appellant] in de bijlage bij zijn hogerberoepschrift voorgestelde locaties zijn alle minder centraal in Driehuis gelegen dan de vergunde locatie in de kerktoren. Ten aanzien van de aan KPN vergunde antennemast komt daar nog bij dat deze mast niet tijdig beschikbaar was. Gelet hierop vormen de door [appellant] voorgestelde locaties geen alternatieven waarmee een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt.

Het betoog faalt.

6. [appellant] heeft voor het overige volstaan met een herhaling van de in beroep aangevoerde gronden, waarop de rechtbank in de aangevallen uitspraak is ingegaan. In zijn hogerberoepschrift heeft [appellant], behoudens hetgeen hierboven is besproken, niet uiteengezet, dat en waarom de desbetreffende overwegingen van de rechtbank onjuist dan wel onvolledig zijn. Het aangevoerde kan daarom niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden.

Conclusie

7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. R.J.J.M. Pans, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Duifhuizen, griffier.

w.g. Pans w.g. Duifhuizen
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2018

724.