Uitspraak 201705031/1/A3


Volledige tekst

201705031/1/A3.
Datum uitspraak: 8 augustus 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te Ittervoort, gemeente Leudal,

tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 10 mei 2017 in zaak nr. 15/1977 in het geding tussen:

[appellante]

en

de burgemeester van Leudal.

Procesverloop

Bij besluit van 27 oktober 2014 heeft de burgemeester een gewijzigde exploitatievergunning verleend aan de [vergunninghoudster] in verband met het vergroten van het terras van de bakkerij/lunchroom/ijssalon aan de [locatie] te Ittervoort (hierna: de inrichting).

Bij besluit van 30 april 2015 heeft de burgemeester het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 10 mei 2017 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 30 april 2015 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[vergunninghoudster] heeft een schriftelijke reactie ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 juni 2018, waar de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. E. Barentsen, is verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. Op 19 maart 2014 is aan [vergunninghoudster] vergunning verleend voor de exploitatie voor een terras direct voor de inrichting.

Bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 27 oktober 2014 heeft de burgemeester een exploitatievergunning verleend voor het uitbreiden van het terras aan de zij- en achterkant van de inrichting.

[appellante] voert een praktijk voor logopedie en dyslexie in het pand aangrenzend aan de inrichting en heeft bezwaar tegen de uitbreiding van het terras.

Hoger beroep

2. [appellante] bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting door de exploitatie van het thans vergunde terras niet op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. Daartoe betoogt zij dat de burgemeester ten onrechte geen onderzoek heeft verricht naar de te verwachten toename van de geluidbelasting in verband met een terras aan de achterzijde van de inrichting en voorts doordat jeugdige terrasbezoekers gebruik zullen maken van de in de aangrenzende achtertuin van [vergunninghoudster] aanwezige speeltoestellen. [appellante] heeft haar praktijk aan de achterzijde van haar pand. De behandeling van haar cliënten zal geluidhinder ondervinden door arriverende en vertrekkende bezoekers van het terras en stemgeluiden vanaf het terras. De inrichting ligt in een rustige woonwijk waar in beperkte mate bedrijvigheid en detailhandel aanwezig is. Geluidoverlast door het uitgebreide terras is niet passend bij deze omgeving. Daarbij komt dat de openingstijden van het terras niet beperkt zijn tot 18:00 uur, zoals de rechtbank heeft overwogen, maar dat het terras tot 00:00 uur en soms tot 02:00 uur geopend mag zijn. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, is de mogelijkheid van verstoring van de avondrust daarom reëel. Voorts blijft bij de uitbreiding van het terras op het perceel van de inrichting geen stallingsruimte voor fietsen en scooters over. Deze zullen in de openbare ruimte worden geplaatst, wat een toename van overlast meebrengt. Ook de parkeerdruk zal toenemen. Uitgangspunt is dat [vergunninghoudster] ter voorkoming van die druk in extra parkeerplaatsen op eigen terrein voorziet. Dat heeft zij echter niet gedaan. De rechtbank heeft met het oordeel dat de burgemeester voldoende heeft aangetoond dat gebruik kan worden gemaakt van parkeerplaatsen in de buurt, miskend dat niet is onderzocht of die parkeergelegenheid toereikend is en dat de burgemeester handelt in strijd met het desbetreffende ambtelijk advies, aldus [appellante].

2.1. Vast staat dat de achtertuin van [vergunninghoudster] geen onderdeel van de inrichting uitmaakt. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat de exploitatievergunning geen betrekking heeft op de tuin en de aldaar aanwezige speeltoestellen en dat de geluidoverlast van spelende kinderen op de toestellen, die [appellante] vreest, buiten de omvang van de beoordeling van de gevraagde exploitatievergunning valt. [vergunninghoudster] dient ervoor te zorgen dat de speeltoestellen niet door bezoekers van de inrichting worden gebruikt. Indien dat toch gebeurt, kan tegen de daardoor veroorzaakte overlast eventueel handhavend worden opgetreden.

2.2. Artikel 2.18, eerste lid, aanhef en onder a, van het Activiteitenbesluit milieubeheer, zoals geldend ten tijde van belang, luidt:

"Bij het bepalen van de geluidsniveaus, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19, 2.20 dan wel 6.12, blijft buiten beschouwing het stemgeluid van personen op een onverwarmd en onoverdekt terrein, dat onderdeel is van de inrichting, tenzij dit terrein kan worden aangemerkt als een binnenterrein."

Artikel 2:10, derde lid, van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Leudal (hierna: de APV) luidt: "Het college kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van terrassen, uitstallingen en reclameborden."

Artikel 2:28, eerste lid, luidt: "Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester."

Het derde lid luidt: "(…) de burgemeester (kan) de vergunning geheel of slechts gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed."

Artikel 2:29, vierde lid, luidt: "Het terras van de openbare inrichting is gesloten tussen 00:00 uur en 10:00 uur. Het is verboden aldaar tussen 00:00 uur en 10:00 bezoekers te laten verblijven."

Het vijfde lid luidt: "In afwijking van het bepaalde in het vierde lid is het terras van de openbare inrichting gesloten en mogen aldaar geen bezoekers verblijven tussen 02:00 uur en 10:00 uur op vrijdag en zaterdag gedurende de zomervakantie van de basisscholen Regio Zuid en op de dag voorafgaande aan een (nationale) feestdag."

Artikel 3, tweede lid, van de "Beleidsregels voor terrassen gemeente Leudal" luidt: "Het terras mag geopend zijn volgens de sluitingstijden van de terrassen van openbare (horeca)inrichtingen als vermeld in de APV en volgens de Winkeltijdenwet waar het terrassen bij winkels, bakkers enzovoorts betreft."

2.3. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer uitspraak van 29 september 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BN9522), wordt het inrichtinggebonden geluid afkomstig van een terras uitsluitend gereguleerd door het Activiteitenbesluit milieubeheer, zodat de burgemeester niet bevoegd is in het kader van de exploitatievergunning regels te stellen inzake de toelaatbaarheid van het niveau van dat geluid. Bij de besluitvorming omtrent de aanvraag van een vergunning voor de exploitatie van een terras moet worden beoordeeld of de situering van een terras op de beoogde locatie inbreuk maakt op de te beschermen woon- en verblijfskwaliteit van die locatie of het gebied waartoe die locatie behoort.

Bij die beoordeling is het toegelaten geluidniveau een gegeven; er zal van uit moeten worden gegaan dat het terras aan de gestelde milieunormen voldoet. De rechtbank heeft derhalve terecht geoordeeld dat de burgemeester in het kader van het verlenen van de gewijzigde exploitatievergunning aan [vergunninghoudster] niet behoefde te onderzoeken of het geluid dat mogelijk op het terras wordt geproduceerd binnen de toegelaten grenzen valt. Dit laat onverlet dat de burgemeester bij het nemen van een besluit op een aanvraag om een exploitatievergunning moet afwegen of een terras op een bepaalde plaats toelaatbaar is, gelet op de kwaliteit van het woon- en leefmilieu aldaar. De burgemeester betrekt bij die afweging het karakter van de omgeving waar het terras moet worden gevestigd, evenals de uitstraling van het terras in zijn totaliteit op die omgeving. Het geluid, voor zover dit valt binnen de volgens de milieuwetgeving gestelde normen, maakt deel uit van de uitstraling van een terras in zijn totaliteit op de omgeving en moet in aanmerking worden genomen bij de te verrichten beoordeling of de kwaliteit van het woon- en leefklimaat door het vergunnen van het terras niet te zeer wordt aangetast.

2.4. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat de burgemeester zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de aard van de beoogde activiteit past binnen het karakter van de omgeving van de inrichting, de dorpskern van de gemeente Ittervoort, waar horeca is toegestaan en aanwezig is, dat bij normaal stemgeluid op het terras de woon- en leefsituatie ter plaatse niet op ontoelaatbare wijze nadelig zal worden beïnvloed en dat, gelet op het karakter van de inrichting, een bakkerij/lunchroom/ijssalon, waar geen alcoholische dranken worden verstrekt, geen aanleiding bestaat te vrezen voor veelvoudig en langdurig zeer luid stemgeluid vanaf het terras en derhalve voor ontoelaatbare geluidhinder voor de praktijk van [appellante].

[appellante] betoogt terecht dat de in de aangevallen uitspraak vermelde sluitingstijd van het terras van 18:00 uur niet juist is. De Afdeling is evenwel van oordeel dat, mede in ogenschouw genomen dat de inrichting in een ruim opgezette woonwijk ligt en de dichtstbijzijnde woonhuizen zich op een ruime afstand van het terras bevinden, de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de uitbreiding van het terras onder de vergunde openingstijden, van 10:00 uur tot 00:00 uur en tot 02:00 uur op vrijdag en zaterdag gedurende de zomervakantie van de basisscholen Regio Zuid en op de dag voorafgaand aan een (nationale) feestdag, welke tijden gelijk zijn aan de openingstijden van het eerder vergunde terras aan de voorzijde van de inrichting, geen ontoelaatbare nadelige invloed op het woon- en leefklimaat in de omgeving van de inrichting heeft.

2.5. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat als voorwaarde bij de exploitatievergunning is opgenomen dat [vergunninghoudster] ervoor verantwoordelijk is dat op eigen terrein van de inrichting voldoende ruimte voor het plaatsen van fietsen en scooters wordt gecreëerd en dat, als de zorgplicht met betrekking tot die stallingsruimte niet in acht wordt genomen en daardoor overlast wordt veroorzaakt, deze voorwaarde bij de vergunning de burgemeester de mogelijkheid biedt om tot handhaving over te gaan, dan wel om de vergunning geheel of gedeeltelijk in te trekken.

2.6. In het door de burgemeester in verband met de vergunningaanvraag gevraagde verkeerskundig advies is vermeld dat van het uitgangspunt dat bedrijven voor voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein moeten zorgen, kan worden afgeweken indien op andere wijze aan de parkeerbehoefte kan worden voldaan, bijvoorbeeld door voldoende parkeergelegenheid in de openbare ruimte. Volgens het advies bestaat geen bezwaar tegen de uitbreiding van het terras in verband met toename van de parkeerdruk. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de uitbreiding van het terras ook wat betreft de parkeerdruk niet tot een zodanige ontoelaatbare beïnvloeding van de woon- en leefomgeving leidt dat de verzochte vergunning geheel of gedeeltelijk had moeten worden geweigerd. De rechtbank heeft hierbij terecht in aanmerking genomen dat gebruik kan worden gemaakt van de parkeerplaatsen in de straat en bij de nabijgelegen kerk en dat de bezoekers van de inrichting voor een belangrijk deel niet met de auto, maar te voet of de fiets komen, zodat niet aannemelijk is dat de parkeerdruk door de thans vergunde uitbreiding van het terras al te veel zal toenemen.

Het betoog faalt.

Conclusie

3. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak dient te worden bevestigd voor zover aangevallen.

4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor zover aangevallen.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.C.J. de Wilde, griffier.

w.g. Lubberdink w.g. De Wilde
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2018

598.