Uitspraak 201702667/2/R6


Volledige tekst

201702667/2/R6.
Datum uitspraak: 18 juli 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1A] en [appellante sub 1B] (hierna samen en in enkelvoud: [appellant sub 1]),
2. [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B] (hierna samen en in enkelvoud: [appellant sub 2]),
3. [appellant sub 3A] en [appellante sub 3B] (hierna samen en in enkelvoud: [appellant sub 3]),
4. [appellant sub 4], allen wonend te Heeze, gemeente Heeze-Leende,

en

de raad van de gemeente Heeze-Leende,
verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 20 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3524, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 13 februari 2017 te herstellen.

Bij besluit van 5 maart 2018, heeft de raad het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "De Bulders" gewijzigd, teneinde de gebreken te herstellen.

Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] daarover een zienswijze naar voren gebracht

De raad heeft een nader verweer ingediend.

Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Tussenuitspraak

1. In de tussenuitspraak (overweging 47.3) heeft de Afdeling overwogen dat de raad met inachtneming van hetgeen onder 19.4 en 21.2 van de tussenuitspraak is overwogen artikel 13, lid 13.4, van de planregels in die zin dient te wijzigen dat op de Muggenberg DDB dient te worden toegepast voor zover dit nodig is voor de door de raad beoogde geluidsreductie. Ook dient de raad met inachtneming van overweging 24.3 van de tussenuitspraak te onderbouwen dat ten gevolge van het gebruik van de randweg geen onaanvaardbare trillinghinder zal optreden ter plaatse van de woningen van [appellant sub 2] en van [appellant sub 3] dan wel, indien daartoe aanleiding bestaat, het plan gewijzigd vast te stellen.

Tussenconclusie

2. Gelet op de tussenuitspraak zijn de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] tegen het besluit van 13 februari 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "De Bulders" gegrond. Dit besluit, voor zover dat ziet op de vaststelling van artikel 13, lid 13.4, van de planregels en voor zover geen onderzoek is gedaan naar mogelijke trillinghinder, dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd.

Herstelbesluit van 5 maart 2018

3. [appellant sub 4] heeft naar aanleiding van het besluit van 5 maart 2018 geen zienswijze ingediend. De Afdeling leidt hieruit af dat [appellant sub 4] geen bezwaren heeft tegen dat herstelbesluit. Het van rechtswege ontstane beroep van [appellant sub 4] is ongegrond.

4. [appellant sub 1] voert in zijn zienswijze over het herstelbesluit aan dat ondanks het toepassen van stil asfalt type B de maximale grenswaarde voor de geluidsbelasting zal worden overschreden. Ook stelt hij dat meer maatregelen nodig zijn vanwege de toename van het sluipverkeer en dat het vrachtverkeer zodanig zal toenemen dat dit het woon- en leefklimaat onaanvaardbaar zal aantasten. Voorts betoogt [appellant sub 1] dat het rekenmodel voor de geluidsbelasting nogal eens afwijkt van werkelijke metingen.

4.1. De Afdeling overweegt dat de punten die [appellant sub 1] naar voren brengt tegen het herstelbesluit reeds in de tussenuitspraak zijn besproken. In een einduitspraak kan, behoudens zeer uitzonderlijke gevallen, niet worden teruggekomen van een in een tussenuitspraak gegeven oordeel. De Afdeling ziet in hetgeen door [appellant sub 1] is aangevoerd geen grond om terug te komen op haar oordeel in de tussenuitspraak over deze aspecten.

In de tussenuitspraak is onder andere overwogen dat in het akoestisch rapport staat dat de geluidsbelasting ter plaatse van de woning van [appellant sub 1] ten gevolge van het plan met ongeveer 2 dB zal toenemen. Wanneer de Muggenberg wordt uitgevoerd met DDB, zoals in de plantoelichting staat, blijft de geluidbelasting deels gelijk en wordt zij deels zelfs gunstiger in vergelijking met de huidige situatie. Nu door middel van het herstelbesluit van 5 maart 2018 in artikel 13, lid 13.4 is vastgelegd dat op de Muggenberg stil asfalt in de vorm van een dunne deklaag type B moet worden toegepast, leidt het plan door de geluidsbelasting ter plaatse van de woning van [appellant sub 1] niet tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. Dit betoog faalt.

5. Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de raad door DPA Cauberg-Huygen alsnog onderzoek laten doen naar de mogelijke trillinghinder van de beoogde randweg bij de woningen van [appellant sub 2] en [appellant sub 3], neergelegd in een rapport van 7 februari 2018 dat is opgesteld door ing. T.H.A.M. Taris en C.J. Ostendorf. Voor dit onderzoek zijn veldmetingen gedaan op de Buldersweg met behulp van een vrachtwagen en is gebruik gemaakt van een rekenmodel op basis van de SBR-richtlijn, deel B: "Hinder voor personen in gebouwen".

Kort samengevat is in dit rapport vermeld dat gebruik van de randweg - uitgaande van een funderingsdikte van 25 cm - bij de woning van [appellant sub 2] tot overschrijding leidt van de streefwaarde van 0,2 voor de maximale trillingssterkte voor de nachtperiode. Bij de woning van [appellant sub 3] is geen sprake van een overschrijding van de streefwaarden.

Vervolgens zijn berekeningen gemaakt met een funderingsdikte van 50 cm en van 1 meter. Daaruit blijkt dat met een fundering van 1 meter de trillingssterkte bij de woning van [appellant sub 2] uitkomt op 0,07 en dat is lager dan de streefwaarde van 0,2. Verder is vermeld dat wordt verwacht dat ook met een funderingsdikte van 75 cm aan de streefwaarden wordt voldaan, maar dat die funderingsdikte niet kan worden verwerkt in het rekenmodel. Door de fundering van de noordelijke rijbaan van de randweg - die het dichtst bij de woning van [appellant sub 2] komt te liggen - te verzwaren van 25 cm naar 75 cm, blijft de trillingssterkte onder de streefwaarde.

5.1. [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen dat de voorwaardelijke verplichting die is toegevoegd in artikel 13, lid 13.5, van de planregels onvoldoende is om trillinghinder te voorkomen. Die bepaling verplicht ertoe dat over minimaal de lengte langs het perceel van [appellant sub 2] aan de Buldersweg 16 een funderingsdikte van 75 cm moet worden aangelegd. [appellant sub 2] en [appellant sub 3] wijzen erop dat met De Bulders Woningbouw B.V. de afspraak is gemaakt dat ter plaatse van hun beide woningen over een lengte van 50 meter een funderingsdikte van 1 meter wordt aangelegd onder de noordelijke rijbaan van de randweg. De voorwaardelijke verplichting in de planregels wijkt daarmee af van de gemaakte afspraken.

[appellant sub 2] en [appellant sub 3] hebben het rapport van DPA Cauberg-Huygen laten beoordelen door Peutz B.V., neergelegd in de notitie van 9 april 2018 die is opgesteld door ing. L.F.M. Lemmers. Daarin is vermeld dat de werkwijze van het uitgevoerde trillingonderzoek niet onjuist is, maar Peutz wijst er wel op dat er een relatief groot aantal variabelen in de berekeningen van het trillingonderzoek zit, waardoor de betrouwbaarheid van de uitkomst doorgaans afneemt. Ook is volgens Peutz de aangenomen afname van de trillingen met een factor van 2,3 door vergroting van de afstand van 7 naar 13 meter relatief hoog. Gezien deze omstandigheden is het volgens Peutz wenselijk om enige marge in de te treffen maatregelen aan te houden, bijvoorbeeld door het aanbrengen van een iets dikkere fundering, het meenemen van beide rijbanen of het meenemen van een iets langer traject.

5.2. Hetgeen [appellant sub 2] en [appellant sub 3] naar voren hebben gebracht geeft de Afdeling geen aanleiding om de uitkomsten van het trillingonderzoek dat is uitgevoerd door DPA Cauberg-Huygen in twijfel te trekken. Hierbij is van belang dat de onzekerheden in de uitkomsten van het rekenmodel zo klein mogelijk zijn gehouden door ter plaatse veldmetingen te verrichten en door een overschrijdingskans toe te passen op de uitkomsten van het rekenmodel.

Weliswaar wijzen [appellant sub 2] en [appellant sub 3] met juistheid erop dat bij de veldmetingen de vrachtwagen op de Buldersweg niet harder kon rijden dan 40 km per uur en die snelheid lager is dan de maximumsnelheid van 50 km per uur die op de randweg zal gelden, maar de Afdeling ziet geen reden om de raad niet te volgen in het standpunt dat deze hogere snelheid bij een vlak wegdek relatief weinig invloed heeft op de trillingssterkte en daardoor weinig invloed heeft op de onzekerheden in de uitkomsten van het rekenmodel. De sterke afname van de trillingssterkte is niet enkel het gevolg van de grotere afstand, maar komt ook doordat de veldmetingen zijn verricht op de Buldersweg en de nieuwe randweg een vlakker wegdek zal hebben.

Gezien het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het trillingonderzoek van DPA Cauberg-Huygen heeft kunnen baseren en zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestreden besluit, zoals dat luidt na het herstelbesluit, niet tot onaanvaardbare trillinghinder voor [appellant sub 2] en [appellant sub 3] leidt. Dit betekent derhalve dat de voorwaardelijke verplichting die in artikel 13, lid 13.5 is opgenomen over de dikte en lengte van de fundering niet hoeft te worden aangepast. Dit betoog slaagt niet.

5.3. Ten overvloede hecht de Afdeling eraan nog het volgende op te merken. Uit de overgelegde notulen van het overleg dat op 26 februari 2018 heeft plaatsgevonden blijkt dat niet door de raad, maar door De Bulders Woningbouw B.V. onder andere is toegezegd dat bij de woningen van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] over een lengte van 50 meter een funderingsdikte van 1 meter zal worden aangebracht onder de noordelijke rijbaan van de randweg. Het feit dat in het plan een minder vergaande voorwaardelijke verplichting is opgenomen die naar het oordeel van de Afdeling ook afdoende is, doet er niet aan af dat het plan er niet aan in de weg staat dat een funderingsdikte van 1 meter over een lengte van 50 meter wordt aangebracht zoals door De Bulders Woningbouw B.V. is toegezegd.

6. Gelet op het voorgaande zijn de beroepen van [appellant sub 4], [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] tegen het herstelbesluit van 5 maart 2018 ongegrond.

7. De raad dient ten aanzien van [appellant sub 4], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van [appellant sub 1] is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen niet gebleken.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] tegen het besluit van de raad van de gemeente Heeze-Leende van 13 februari 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "De Bulders" gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Heeze-Leende van 13 februari 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "De Bulders", voor zover dat ziet op de vaststelling van artikel 13, lid 13.4, van de planregels en voor zover geen onderzoek is gedaan naar mogelijke trillinghinder;

III. verklaart de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] tegen het besluit van de raad van de gemeente Heeze-Leende van 5 maart 2018 tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "De Bulders" ongegrond;

IV. veroordeelt de raad van de gemeente Heeze-Leende tot vergoeding van:

a. bij [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.544,31 (zegge: vijftienhonderdvierenveertig euro en eenendertig cent), waarvan € 1.252,50 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen aan de betalingsverplichting is voldaan;

b. bij [appellant sub 3A] en [appellante sub 3B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.544,31 (zegge: vijftienhonderdvierenveertig euro en eenendertig cent), waarvan € 1.252,50 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen aan de betalingsverplichting is voldaan;

c. bij [appellant sub 4] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 501,00 (zegge: vijfhonderdeen euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

V. gelast dat de raad van de gemeente Heeze-Leende aan de hierna vermelde appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van:

a. € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 1A] en [appellante sub 1B], met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen aan de betalingsverplichting is voldaan;

b. € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B], met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen aan de betalingsverplichting is voldaan;

c. € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 3A] en [appellante sub 3B], met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen aan de betalingsverplichting is voldaan;

d. € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 4].

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzitter, en mr. F.C.M.A. Michiels en mr. G.T.J.M. Jurgens, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.V. Vreugdenhil, griffier.

w.g. Uylenburg w.g. Vreugdenhil
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2018

571.