Uitspraak 201704879/1/A1


Volledige tekst

201704879/1/A1.
Datum uitspraak: 18 juli 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante A] en [appellant B], gevestigd onderscheidenlijk wonend te [woonplaats] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 12 mei 2017 in zaak nr. 16/3053 in het geding tussen:

[appellant]

en

het dagelijks bestuur van het Wetterskip Fryslân.

Procesverloop

Bij brief van 13 juni 2016 heeft het dagelijks bestuur aan [appellant] meegedeeld dat het op 7 juni 2016 heeft besloten de aanvraag van [appellant] voor verlaging van het waterpeil op percelen ten noorden van Wolvega, af te wijzen.

Bij uitspraak van 12 mei 2017 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het dagelijks bestuur heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 april 2018, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. M.A. Jansen, advocaat te Heerenveen, vergezeld door [appellant B], en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. T.M. Slof, ir. J. Jansen en ing. J.Y. Zijlstra, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. [appellant] heeft een watervergunning aangevraagd voor onderbemaling van zijn landbouwpercelen, kadastraal bekend gemeente Wolvega, sectie J, nummers, 486, 487, 488, 489, 490 en 520, en aanleg van duikers en aanpassingen van duikers. [appellant] wil het peil van de watergangen op de landbouwpercelen verlagen, zodat de percelen bij hevige regenval niet meer onder water komen te staan.

Volgens het dagelijks bestuur is de impact van de aangevraagde peilafwijking te groot om deze met een watervergunning te kunnen toestaan. Het heeft de aanvraag daarom behandeld als een verzoek tot wijziging van het peilbesluit. Dat verzoek is afgewezen, omdat er volgens het dagelijks bestuur geen zwaarwegende redenen zijn om in te stemmen met een partiële herziening van het peilbesluit.

Juridisch kader

2. Artikel 3.2, eerste lid, van de Keur Wetterskip Fryslân 2013 bepaalt:

"Het is verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te maken en te behouden, vaste substanties of voorwerpen te laten staan of liggen."

Artikel 3.4 bepaalt:

"Het is verboden zonder watervergunning van het bestuur water te brengen in of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen."

Artikel 1.1 bepaalt:

"In deze keur en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:

[…]

c. bestuur: het dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân;

[…]."

3. Artikel 5.2, eerste lid, van de Waterwet bepaalt:

"Een beheerder is verplicht voor daartoe aan te wijzen oppervlaktewater- of grondwaterlichamen onder zijn beheer één of meer peilbesluiten vast te stellen."

3.1. Artikel 1.19 van de Waterverordening Fryslân (oud) bepaalt:

"Het algemeen bestuur stelt een of meer peilbesluiten vast voor de oppervlaktewater-lichamen onder zijn beheer."

Artikel 1.1 bepaalt:

"In deze verordening wordt verstaan onder:

[…]

b. het algemeen bestuur: algemeen bestuur van het waterschap."

3.2. Het algemeen bestuur van Wetterskip Fryslân heeft op 2 juli 2013 de "Beleidsnotitie beoordeling peilwijzigingen" (hierna: de beleidsnotitie) vastgesteld. De beleidsnotitie beschrijft de beleidsuitgangspunten voor de beoordeling van aanvragen voor de wijziging van het peil. Daarbij is onderscheid gemaakt in wijzigingen met een kleine impact, waarvoor de procedure van een watervergunning wordt gehanteerd, en andere wijzigingen, waarvoor de procedure voor een partiële herziening van het peilbesluit wordt gehanteerd.

4. Artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) bepaalt:

"Voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep worden met een besluit gelijkgesteld:

a. de schriftelijke weigering een besluit te nemen,

[…]."

Beslissing op de aanvraag

5. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het dagelijks bestuur een onjuist juridisch kader heeft toegepast en ten onrechte geen besluit op de aanvraag om een watervergunning heeft genomen, maar een beslissing over herziening van het peilbesluit. Voorts is niet het dagelijks bestuur, maar het algemeen bestuur bevoegd om over herziening van een peilbesluit te beslissen.

5.1. Het dagelijks bestuur heeft ter zitting bevestigd dat het niet op de ingediende aanvraag heeft beslist. De brief van 13 juni 2016 behelst in zoverre een schriftelijke weigering om op die aanvraag te beslissen. Het is echter niet aan het dagelijks bestuur om zonder toestemming van de aanvrager de aangevangen procedure te wijzigen. De met een besluit gelijk te stellen schriftelijke weigering om een besluit te nemen, kon daarom niet in stand blijven. De rechtbank heeft dat niet onderkend.

5.2. Het dagelijks bestuur is voorts niet bevoegd om een peilbesluit vast te stellen. Die bevoegdheid berust bij het algemeen bestuur en kan ingevolge artikel 83 van de Waterschapswet niet aan het dagelijks bestuur worden overgedragen. Aan het dagelijks bestuur komt daarom ook niet de bevoegdheid toe om te beslissen op verzoeken om vastgestelde peilbesluiten te herzien. Anders dan het dagelijks bestuur stelt, kan het conform de beleidsnotitie afwijzen van dergelijke verzoeken niet worden gerekend tot de dagelijkse aangelegenheden waartoe het bevoegd is. De bevoegdheid tot afwijzing is voorts niet aan het dagelijks bestuur gemandateerd. De met een besluit gelijk te stellen weigering om het peilbesluit te herzien, eveneens neergelegd in de brief van 13 juni 2016, kon daarom ook niet in stand blijven. De rechtbank heeft dit niet onderkend.

5.3. Het betoog slaagt.

Conclusie

6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaren en de met besluiten gelijk te stellen schriftelijke weigeringen om op de aanvraag te beslissen en het peilbesluit te herzien, beide neergelegd in de brief van 13 juni 2016, vernietigen.

Het dagelijks bestuur dient alsnog op de aanvraag om een watervergunning te beslissen.

7. De overige gronden behoeven geen bespreking.

8. Het dagelijks bestuur dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 12 mei 2017 in zaak nr. 16/3053;

III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;

IV. vernietigt de met besluiten gelijk te stellen schriftelijke weigeringen om op de aanvraag te beslissen en het peilbesluit te herzien, neergelegd in de brief van het dagelijks bestuur van het Wetterskip Fryslân van 13 juni 2016, kenmerk WFN1606293;

V. veroordeelt het dagelijks bestuur van het Wetterskip Fryslân tot vergoeding van bij [appellante A] en [appellant B] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.004,00 (zegge: tweeduizend vier euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

VI. gelast dat het dagelijks bestuur van het Wetterskip Fryslân aan [appellante A] en [appellant B] het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 835,00 (zegge: achthonderdvijfendertig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y.C. Visser, griffier.

w.g. Helder w.g. Visser
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2018

148.