Uitspraak 201800928/2/R3 en 201801044/2/R3


Volledige tekst

201800928/2/R3 en 201801044/2/R3.
Datum uitspraak: 18 juni 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

Stichting Veilig Emmen, gevestigd te Klijndijk, gemeente Borger-Odoorn, en anderen (hierna: SVE en anderen),
verzoekers,

en

de raad van de gemeente Borger-Odoorn,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluiten van 30 november 2017 heeft de raad de bestemmingsplannen "Reconstructie N34 aansluiting Klijndijk" en "Reconstructie N34 Afslag Odoorn Noord - Exloo" vastgesteld.

Tegen deze besluiten hebben onder meer SVE en anderen beroep ingesteld.
SVE en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 5 juni 2018, waar SVE en anderen, vertegenwoordigd door mr. W.M. de Boer, advocaat te Groningen, en [gemachtigde], zijn verschenen.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. De N34 is een weg die in beheer is bij de provincies Drenthe en Overijssel. De twee bestreden plannen zijn door de raad vastgesteld om de provincie Drenthe in de gelegenheid te stellen twee gelijkvloerse kruisingen van de weg te vervangen door ongelijkvloerse kruisingen.

3. Het beroep is ingesteld namens SVE en negen bewoners van Klijndijk. Over de ontvankelijkheid van het beroep van een aantal van deze personen heeft de voorzieningenrechter twijfels, ofwel omdat zij geen belanghebbende zijn ofwel omdat zij geen zienswijzen naar voren hebben gebracht over de ontwerp-besluiten. Omdat dit echter niet geldt voor hen allemaal, gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat het beroep van SVE en anderen in de bodemprocedure inhoudelijk zal worden behandeld. Daarom moet hun verzoek inhoudelijk worden besproken.

4. De raad noch de provincie Drenthe zijn ter zitting verschenen. Kort voor de zitting is namens hen aan de griffie van de Afdeling meegedeeld dat zij door een fout in de postverwerking de uitnodiging niet op tijd hebben opgemerkt. De voorzieningenrechter heeft, in aanwezigheid van verzoekers, tijdens de zitting gebeld met een ambtenaar van de provincie die namens de provincie heeft toegezegd dat niet met de uitvoering van de plannen zal worden begonnen - met uitzondering van de verwerving van de benodigde gronden - totdat deze onherroepelijk zijn geworden. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat zich in afwachting van de behandeling van de beroepen door de Afdeling onomkeerbare gevolgen zullen voordoen. Daarom is niet gebleken van een spoedeisend belang dat rechtvaardigt dat in afwachting van de bodemprocedure een voorlopige voorziening wordt getroffen. Het verzoek wordt dan ook afgewezen.

5. Desalniettemin ziet de voorzieningenrechter aanleiding om te bepalen dat de raad het door SVE en anderen betaalde griffierecht moet vergoeden. Ook zal de raad worden veroordeeld in de proceskosten van SVE en anderen, die de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrechter wegens bijzondere omstandigheden vaststelt op €1.500. Hiertoe wordt als volgt overwogen. Verzoekers hebben toegelicht dat zij, via hun advocaat, meerdere keren contact hebben gezocht met de gemeente en de provincie om vast te stellen wanneer de werkzaamheden ter uitvoering van de plannen zouden beginnen, maar dat daar nooit duidelijkheid over is verschaft. Ook de griffie van de Afdeling heeft zonder resultaat meerdere keren contact gezocht met de gemeente en de provincie om inzicht te krijgen in het moment van aanvang van de werkzaamheden. De zitting was dan ook het moment waarop hierover duidelijkheid zou kunnen worden verschaft, maar zowel de raad als de provincie zijn daar niet verschenen, terwijl zij de uitnodiging wel hebben ontvangen. Alleen doordat de voorzieningenrechter erin is geslaagd tijdens de zitting telefonisch contact te leggen met een betrokken ambtenaar van de provincie is komen vast te staan dat er geen spoedeisend belang is bij het verzoek. Gelet op deze gang van zaken concludeert de voorzieningenrechter dat verzoekers onnodig kosten hebben moeten maken in verband met de behandeling van het verzoek, hetgeen de raad in dit geval valt toe te rekenen.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. wijst het verzoek af;

II. veroordeelt de raad van de gemeente Borger-Odoorn tot vergoeding van bij Stichting Veilig Emmen en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.500,00 (zegge: duizendvijfhonderd euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

III. gelast dat de raad van de gemeente Borger-Odoorn aan Stichting Veilig Emmen en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 333,00 (zegge: driehonderddrieëndertig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.R. Jacobs, griffier.

w.g. Michiels w.g. Jacobs
voorzieningenrechter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2018

717.