Uitspraak 201707995/1/A2


Volledige tekst

201707995/1/A2.
Datum uitspraak: 13 juni 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

Media MANsion B.V., voorheen handelend onder de naam Gay Group, gevestigd te Amsterdam,
appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 augustus 2017 in zaak nr. 16/7945 in het geding tussen:

Gay Group

en

de referendumcommissie.

Procesverloop

Bij besluit van 15 juli 2016 heeft de referendumcommissie een eerder aan Gay Group verleende subsidie van € 16.850,00 op nihil vastgesteld en het reeds uitbetaalde voorschot van € 13.480,00 van haar teruggevorderd.

Bij besluit van 14 november 2016 heeft de referendumcommissie het door Gay Group daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij tussenuitspraak van 10 mei 2017 heeft de rechtbank de referendumcommissie in de gelegenheid gesteld een gebrek in dat besluit te herstellen.

Bij uitspraak van 23 augustus 2017 heeft de rechtbank het door Gay Group tegen het besluit van 14 november 2016 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraken heeft Gay Group hoger beroep ingesteld.

De referendumcommissie heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 mei 2018, waar Gay Group, vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. R.B.H. Hebbink, advocaat te Amsterdam, en de referendumcommissie, vertegenwoordigd door mr. S. van Heukelom-Verhage, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. Op 1 juli 2015 is de Wet raadgevend referendum (hierna: Wrr) in werking getreden. Op grond van artikel 90, tweede lid, van de Wrr verstrekt de referendumcommissie subsidies aan maatschappelijke initiatieven die zich ten doel stellen het publieke debat over de aan het referendum onderworpen wet te bevorderen. De referendumcommissie heeft ter uitvoering van deze taak de Subsidieregeling raadgevend referendum (Stcrt. 2015, 41273) vastgesteld.

2. Gay Group heeft een subsidieaanvraag ingediend voor het maken van een website met een stemwijzer gericht op Nederlandse lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen, transgenders en personen met een intersekse conditie (hierna: LHBTI’s) voor het referendum over de Wet tot goedkeuring van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Oekraïne. Op het aanvraagformulier heeft zij aangekruist dat de aanvraag wordt gedaan voor een neutrale activiteit.

Besluitvorming

3. Bij besluit van 17 februari 2016 heeft de referendumcommissie Gay Group de gevraagde subsidie van € 16.850,00 verleend en vervolgens een voorschot van 80% daarvan uitbetaald.

4. Nadat het referendum had plaatsgevonden, heeft Gay Group een aanvraag tot vaststelling van de subsidie ingediend. Aan het besluit van 15 juli 2016, waarbij de subsidie op nihil is vastgesteld en het uitbetaalde voorschot is teruggevorderd, heeft de referendumcommissie ten grondslag gelegd dat de website met stemwijzer niet neutraal is, maar tot doel heeft de doelgroep te laten stemmen vóór de wet. Dit betekent dat de activiteit waarvoor de subsidie is verleend niet heeft plaatsgevonden, zodat de kosten die daarvoor zijn gemaakt niet subsidiabel zijn, aldus de referendumcommissie.

5. De bezwaaradviescommissie heeft de referendumcommissie geadviseerd om het door Gay Group tegen het besluit van 15 juli 2016 gemaakte bezwaar gegrond te verklaren en de subsidie op € 6.740,00, zijnde 40% van het verleende bedrag, vast te stellen.

6. Bij het besluit van 14 november 2016 heeft de referendumcommissie, in afwijking van dat advies, het bezwaar ongegrond verklaard.

Oordeel van de rechtbank

7. De rechtbank heeft in de tussenuitspraak geoordeeld dat de referendumcommissie weliswaar bevoegd was de subsidie lager vast te stellen omdat de activiteit niet conform de aanvraag was uitgevoerd, maar dat zij in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) het bestreden besluit onzorgvuldig heeft voorbereid door geen belangenafweging te maken en derhalve geen rekening te houden met het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank heeft de referendumcommissie in de gelegenheid gesteld dat gebrek te herstellen.

8. De referendumcommissie heeft bij brief van 28 juni 2017 van die mogelijkheid gebruik gemaakt. Volgens haar wegen de belangen bij de vaststelling van de subsidie op nihil zwaarder dan de belangen van Gay Group en is die vaststelling niet onevenredig.

9. In de einduitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat de referendumcommissie een doorslaggevend gewicht heeft mogen toekennen aan het belang van het waarborgen van het uitgangspunt van de Subsidieregeling dat het beschikbare subsidiebudget evenwichtig wordt verdeeld tussen activiteiten vóór de wet, activiteiten tegen de wet en neutrale activiteiten. Zij heeft het besluit van 14 november 2016 vernietigd wegens het bij de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten, omdat de referendumcommissie dat gebrek met de brief van 28 juni 2017 heeft hersteld.

Wettelijk kader

10. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Beoordeling van het hoger beroep

11. Het hoger beroep richt zich zowel tegen de tussenuitspraak als tegen de einduitspraak van de rechtbank, waarbij de rechtsgevolgen van het door de rechtbank vernietigde besluit van 14 november 2016 in stand zijn gelaten.

12. Gay Group betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de referendumcommissie in het besluit van 14 november 2016 niet heeft vermeld waarom zij van het advies van de bezwaaradviescommissie is afgeweken, hetgeen in strijd is met artikel 7:13, zevende lid, van de Awb.

12.1. Dit betoog slaagt niet. De referendumcommissie heeft in het besluit van 14 november 2016 de opmerking van de bezwaaradviescommissie onderschreven dat Gay Group niet zonder meer op de berichtgeving op de website van de commissie mocht afgaan. Verder is de referendumcommissie ingegaan op de opmerking uit het advies dat de stemwijzer zelf als neutraal kan worden beschouwd, en waarom dat volgens haar niet het geval is. Omdat Gay Group de activiteit niet conform de subsidieverlening heeft uitgevoerd en daarmee de onderverdeling in categorieën heeft doorkruist, komen de kosten die zij voor de website met stemwijzer heeft gemaakt niet voor subsidie in aanmerking, ook niet voor 50% [de Afdeling begrijpt: 40%], aldus het besluit van 14 november 2016. Zoals ook de rechtbank heeft overwogen, heeft de referendumcommissie daarmee voldaan aan artikel 7:13, zevende lid, van de Awb.

13. Gay Group betoogt voorts dat de rechtbank in de tussenuitspraak ten onrechte al heeft geoordeeld dat de verrichte activiteit niet als neutraal is aan te merken. Volgens haar betrof deze kwestie de kern van het geschil, zodat de rechtbank daaromtrent pas in de einduitspraak een oordeel had mogen geven.

13.1. De rechtbank heeft in de tussenuitspraak eerst beoordeeld of de referendumcommissie bevoegd was om de subsidie op grond van artikel 4:46, tweede lid, van de Awb lager vast te stellen. Daartoe diende zij te onderzoeken of de activiteit waarvoor subsidie was verleend, heeft plaatsgevonden conform de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Volgens de rechtbank heeft Gay Group op de website geen neutrale toon aangehouden en is de stemwijzer tevens in een vóór-context geplaatst, zodat de referendumcommissie bevoegd was de subsidie lager vast te stellen.

Vervolgens heeft de rechtbank in de tussenuitspraak onderzocht of de referendumcommissie in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik mocht maken. In dat kader heeft zij geconstateerd dat in het besluit van 14 november 2016 een belangenafweging ontbreekt. Dat besluit is om die reden gebrekkig. De rechtbank heeft de referendumcommissie in de gelegenheid gesteld dat gebrek te herstellen. De einduitspraak zag daarom alleen op de vraag of dat gebrek was hersteld.

13.2. Anders dan Gay Group aanvoert, is deze wijze van beoordelen juist. De rechtbank mag, gelet op het doel van een tussenuitspraak, in die uitspraak nog geen eindoordeel geven over de (on)gegrondheid van het beroep. Dat laat echter onverlet dat zij, voor zover mogelijk, een oordeel mag geven over de aangevoerde beroepsgronden (zie ook Kamerstukken II 2007/08, 31 352, nr. 6, blz. 20-21).

Het betoog faalt.

14. Gay Group betoogt verder dat weliswaar op het aanvraagformulier het vakje ‘neutraal’ is aangekruist, maar dat zij de activiteit conform de beschrijving in de aanvraag heeft uitgevoerd. Daarnaast was het hoofdonderdeel van de activiteit, de stemwijzer, neutraal van toon. De rechtbank heeft daarom ten onrechte overwogen dat de referendumcommissie bevoegd was de subsidie op nihil vast te stellen, aldus Gay Group.

14.1. Gay Group heeft op het aanvraagformulier bij vraag 2 het vakje ‘neutraal’ aangekruist. Volgens de toelichting bij het formulier gaat het daarbij om ‘activiteiten die tot doel hebben het debat over de wet die aan het referendum wordt onderworpen op neutrale wijze te bevorderen’. Bij vraag 3 heeft Gay Group aangegeven dat subsidie wordt aangevraagd voor één activiteit. Bij vraag 4 heeft Gay Group de aanvraag toegelicht. Zij merkt onder meer op: "Deze website heeft twee doelen. Enerzijds algemene informatie over het referendum onder de aandacht brengen van deze specifieke doelgroep, met een focus op het mensenrechtendebat. Anderzijds bezoekers een stemwijzer bieden, die hen aan de hand van een aantal vragen een stemadvies geeft. [….] Bezoekers worden geïnformeerd aan de hand van o.a. […] video-interviews met prominente voor- en tegenstanders van de overeenkomst. […] Een groot deel van deze groep [LHBTI’s] zal zich echter niet bewust zijn van de inhoud en mogelijke positieve of nadelige gevolgen van een associatieverdrag met de EU. […] De website zal een neutrale toon aanhouden en zowel voor- als tegengeluiden aan bod laten komen."

14.2. Bij het besluit tot subsidieverlening is, in overeenstemming met artikel 13, eerste lid, van de Subsidieregeling, als subsidieverplichting opgenomen dat de activiteit moet worden uitgevoerd zoals beschreven in de aanvraag. Gezien het aanvraagformulier van Gay Group, diende zij een neutrale activiteit uit te voeren. Dat volgt niet alleen uit het aangekruiste vakje, maar ook uit de beschrijving van de activiteit in de aanvraag. Verder volgt uit dat formulier dat het om één activiteit gaat, zodat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de website en de stemwijzer als één activiteit moeten worden gezien. Daarbij komt dat het ingevolge artikel 8, tweede lid, van de Subsidieregeling niet mogelijk is om subsidie voor verschillende categorieën aan te vragen. Zowel de website als de stemwijzer diende derhalve neutraal te zijn.

14.3. Op de homepage van de website stond ten tijde van belang: "Jouw stem telt voor de Oekraïense LHBTI’s! Ga op 6 april naar de stembus en stem vóór." De stemwijzer was te bereiken via een link op deze website, met daarbij de opmerking "Zou jij vóór moeten stemmen op 6 april? Beantwoord de vragen en krijg jouw eigen kiesadvies". De stemwijzer zelf gaf aan hoeveel procent iemand vóór de wet was. Verder heeft Gay Group in een interview medegedeeld: "Het gaat hier niet om een neutrale stemwijzer […] Het gaat om een bewustwordingstool waarmee we gebruikers aan de hand van een aantal stellingen een inzicht geven in de huidige rechten van Oekraïense LHBTI’s en de betekenis die dit verdrag voor hen heeft. We proberen een verband te leggen met de rechten waar ook Nederlandse LHBTI’s jaren voor hebben moeten vechten".

14.4. De Afdeling is, gezien deze bevindingen, met de rechtbank van oordeel dat de referendumcommissie zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de activiteit, bestaande uit de website en stemwijzer, niet neutraal - en derhalve niet in overeenstemming met de beschrijving in de aanvraag - is uitgevoerd. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat de referendumcommissie bevoegd was de subsidie met toepassing van artikel 4:46, tweede lid, van de Awb lager vast te stellen.

Het betoog faalt.

15. Gay Group betoogt voorts dat zij in strijd met het gelijkheidsbeginsel anders wordt behandeld dan andere aanvragers in de categorie ‘neutraal’. In de categorie ‘neutraal’ zijn verschillende geluiden te horen, de ene aanvrager zal wat meer vóór zijn, de andere wat meer tegen. Het is niet aannemelijk dat de andere aanvragers activiteiten hebben verricht die helemaal neutraal zijn, aldus Gay Group.

15.1. Dit betoog faalt reeds omdat, zoals volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen, de activiteit van Gay Group volledig als vóór, en derhalve niet als neutraal, kan worden aangemerkt. Gay Group heeft voorts geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de referendumcommissie andere aanvragers in de categorie neutraal subsidie heeft verstrekt, terwijl zij geen neutrale activiteiten hebben verricht.

16. Gay Group betoogt ten slotte dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat de referendumcommissie het belang van het waarborgen van het uitgangspunt van de Subsidieregeling zwaarder heeft mogen laten wegen dan haar belang. Het was voor Gay Group niet duidelijk dat de verdeling van het subsidiebudget tussen de categorieën vóór, tegen en neutraal van essentieel belang was. Daarnaast is deze evenwichtige verdeling feitelijk niet geschaad, omdat het subsidiebudget niet is uitgeput en de verdeling niet is gehandhaafd. Het financiële belang van Gay Group dient daarom zwaarder te wegen, te meer nu zij daadwerkelijk kosten heeft gemaakt voor de activiteit. Indien de subsidie al lager moet worden vastgesteld, dan is het in ieder geval niet redelijk deze op nihil vast te stellen, mede gelet op de omstandigheid dat de referendumcommissie haar op haar website in eerste instantie in een verkeerde categorie had ingedeeld, aldus Gay Group.

16.1. De referendumcommissie heeft, gevolg gevend aan de tussenuitspraak, in de brief van 28 juni 2017 een belangenafweging gemaakt. Daarin heeft zij uiteengezet dat zij groot belang hecht aan het waarborgen van het fundamentele uitgangspunt van de Subsidieregeling dat het beschikbare subsidiebudget evenwichtig wordt verdeeld tussen activiteiten vóór de wet die aan het referendum ten grondslag lag, activiteiten tegen die wet en neutrale activiteiten, omdat op deze wijze de verschillende visies op die wet allemaal goed aan bod zouden kunnen komen en niet de situatie of indruk kon ontstaan dat vóór- of tegenargumenten met publieke middelen beter voor het voetlicht konden worden gebracht. Om die reden kon ook maar in één categorie een subsidieaanvraag worden gedaan, moest de aanvrager expliciet aangeven voor welke activiteit subsidie werd aangevraagd en werd bij de subsidieverlening de verplichting opgenomen dat de subsidie moest worden gebruikt voor de activiteit zoals deze in de aanvraag was beschreven. Indien alsnog subsidie wordt verstrekt voor een activiteit die in een andere categorie valt dan waarvoor de subsidie is aangevraagd, wordt het uitgangspunt van de Subsidieregeling doorkruist. Daarnaast bestaat, indien aanvragers weten dat dat uitgangspunt niet wordt gehandhaafd, de kans dat zij bij toekomstige referenda subsidie aanvragen in een categorie die minder populair is om meer kans te maken op subsidie, en die subsidie vervolgens gebruiken voor een andere categorie, aldus de referendumcommissie.

Het belang van Gay Group om de subsidie niet op nihil vast te stellen, weegt volgens de referendumcommissie niet op tegen het belang van het waarborgen van het fundamentele uitgangspunt van de Subsidieregeling. Dat zij een activiteit heeft verricht en daarvoor kosten heeft gemaakt, laat onverlet dat het uitgangspunt van de Subsidieregeling wordt doorkruist als alsnog subsidie aan haar wordt toegekend. Bovendien heeft Gay Group ter zitting bij de rechtbank verklaard dat een nihilstelling niet tot financiële problemen zou leiden. Dat er in enkele overzichten op de website van de referendumcommissie stond vermeld dat aan Gay Group subsidie voor een activiteit in de vóór-categorie was verleend, doet niet af aan haar verplichting om de activiteit uit te voeren zoals beschreven in de subsidieaanvraag. Daarnaast was uitdrukkelijk vermeld dat aan dat overzicht geen rechten konden worden ontleend, was de onjuiste vermelding ruim vóór de lancering van de website van Gay Group hersteld, en had het op de weg van Gay Group gelegen om contact met haar op te nemen indien het overzicht tot verwarring leidde, aldus de referendumcommissie.

16.2. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat de referendumcommissie met de brief van 28 juni 2017 voldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom zij zoveel waarde hecht aan het uitgangspunt van de Subsidieregeling dat het beschikbare subsidiebudget evenwichtig wordt verdeeld.

Dat Gay Group niet op de hoogte zou zijn van het uitgangspunt van de Subsidieregeling komt voor haar eigen risico, aangezien dat uitgangspunt in de toelichting bij de Subsidieregeling duidelijk is vermeld en Gay Group op het aanvraagformulier heeft verklaard bekend te zijn met die regeling. Zij heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat de referendumcommissie zich niet aan dat uitgangspunt zou hebben gehouden. Uit de door die commissie verstrekte "Stand van zaken afhandeling subsidieaanvragen per 7 maart 2016" blijkt dat de referendumcommissie bij de feitelijke toekenning van de subsidie de verschillende categorieën en daaraan verbonden subsidieplafonds heeft gehandhaafd.

De referendumcommissie kan eveneens worden gevolgd in haar standpunt dat de omstandigheid dat Gay Group een activiteit in het kader van het referendum heeft uitgevoerd en daarvoor aantoonbaar kosten heeft gemaakt, op zichzelf niet maakt dat het niet redelijk is de subsidie op nihil vast te stellen. Immers, het verstrekken van subsidie voor een vóór-activiteit in plaats van een neutrale activiteit zou tot doorkruising van het uitgangspunt van de Subsidieregeling leiden. Dat het niet verstrekken van de subsidie onevenredige financiële gevolgen voor Gay Group meebrengt is niet aannemelijk gemaakt.

De rechtbank heeft ten slotte terecht geoordeeld dat de referendumcommissie zich met juistheid en op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat Gay Group aan de onjuiste overzichten op haar website niet het vertrouwen heeft mogen ontlenen dat zij de subsidie mocht gebruiken voor een activiteit in de vóór-categorie.

16.3. Gezien het voorgaande heeft de rechtbank terecht overwogen dat de referendumcommissie een doorslaggevend gewicht heeft mogen toekennen aan het belang bij het waarborgen van het uitgangspunt van de Subsidieregeling dat het beschikbare budget evenwichtig zou worden verdeeld, en heeft zij in redelijkheid de aan Gay Group verleende subsidie op nihil kunnen vaststellen.

Het betoog faalt.

Eindoordeel

17. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraken van de rechtbank dienen te worden bevestigd, voor zover aangevallen.

18. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen, reeds omdat het hoger beroep ongegrond is.

19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. bevestigt de uitspraken van de rechtbank, voor zover aangevallen;

II. wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. A.B.M. Hent en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. de Vries-Biharie, griffier.

w.g. Lubberdink w.g. De Vries-Biharie
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2018

611.


BIJLAGE - Wettelijk kader

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 3:2

Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.

Artikel 3:4

1. Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.

2. De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

Artikel 4:46

1. Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het bestuursorgaan de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.

2. De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

b. de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

c. de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten.

3. […].

Artikel 7:13

1. Dit artikel is van toepassing indien ten behoeve van de beslissing op het bezwaar een adviescommissie is ingesteld […].

2-6. […].

7. Indien de beslissing op het bezwaar afwijkt van het advies van de commissie, wordt in de beslissing de reden voor die afwijking vermeld en wordt het advies met de beslissing meegezonden.

Wet raadgevend referendum

Artikel 90

1. […].

2. Daarnaast verstrekt de referendumcommissie subsidies ten behoeve van maatschappelijke initiatieven die zich ten doel stellen het publieke debat in Nederland over de aan het referendum onderworpen wet te bevorderen.

3. De referendumcommissie stelt ter uitvoering van de taak, genoemd het tweede lid, een regeling vast. In deze regeling wordt in ieder geval een subsidieplafond vastgesteld. Het subsidieplafond bedraagt ten hoogste € 2 miljoen per referendum.

Subsidieregeling raadgevend referendum

Artikel 2

De commissie kan subsidie verstrekken voor activiteiten in Nederland die worden uitgevoerd voordat op de dag van stemming de stemming eindigt en die tot doel hebben het publieke debat over de wet te bevorderen.

Artikel 5

1. Voor de subsidieverstrekking op grond van artikel 2 geldt per referendum een subsidieplafond van € 2.000.000,- dat wordt onderverdeeld in de volgende deelplafonds:

a. € 700.000,- voor activiteiten die tot doel hebben kiesgerechtigden te laten stemmen voor de wet;

b. € 700.000,- voor activiteiten die tot doel hebben kiesgerechtigden te laten stemmen tegen de wet; en

c. € 600.000,- voor activiteiten die tot doel hebben het debat over de wet die aan het referendum wordt onderworpen op neutrale wijze te bevorderen.

2. Een deelplafond wordt onderverdeeld in:

a. een subplafond ter grootte van 20% van het deelplafond voor subsidies aan natuurlijke personen; en

b. een subplafond ter grootte van 80% van het deelplafond voor subsidies aan rechtspersonen.

Artikel 8

1. Een aanvrager mag per referendum niet meer dan één aanvraag indienen voor een activiteit die tot doel heeft of activiteiten die tot doel hebben het publieke debat over de wet te bevorderen.

2. Een aanvraag kan één of meerdere activiteiten betreffen, met dien verstande dat alle activiteiten betrekking moeten hebben op hetzelfde subplafond, bedoeld in artikel 5, tweede lid.

3. Een aanvraag om subsidie wordt ingediend bij de commissie met gebruikmaking van een door de commissie beschikbaar gesteld formulier.

4. De aanvraag bevat de volgens het aanvraagformulier vereiste gegevens en bescheiden, waaronder in ieder geval:

a. een omschrijving van de activiteit of activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd;

b. een toelichting op de wijze waarop en de mate waarin de activiteit of activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd een bijdrage levert of leveren aan de doelstelling van de subsidie;

c-h. […].

Artikel 13

1. De subsidieontvanger is in ieder geval verplicht:

a. de activiteit of activiteiten uit te voeren overeenkomstig de omschrijving van de activiteit of activiteiten die in de beschikking tot subsidieverstrekking is gegeven;

b-f. […].

2. […].

Artikel 14

1. Als de subsidieontvanger een rechtspersoon is, wordt een aanvraag om subsidievaststelling uiterlijk zes weken na de dag van de stemming ingediend bij de commissie met gebruikmaking van een daartoe door de commissie beschikbaar gesteld formulier.

2. De aanvraag bevat de volgens het aanvraagformulier vereiste gegevens en bescheiden, waaronder in ieder geval een verslag over de uitvoering van de activiteit of activiteiten en een verantwoording met betrekking tot de gerealiseerde kosten.