Uitspraak 201706786/1/R3


Volledige tekst

201706786/1/R3.
Datum uitspraak: 13 juni 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1], wonend te Maassluis,
2. [appellant sub 2], wonend te Maassluis,

en

1. de raad van de gemeente Maassluis,
2. het college van burgemeester en wethouders van Maassluis,
verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 6 juni 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Noordwest" gewijzigd vastgesteld.

Bij besluit van 10 juli 2017 heeft het college aan Lidl Nederland GmbH een omgevingsvergunning verleend voor de nieuwbouw van een winkelruimte gelegen op de locatie Westeinde 32 te Maassluis.

Tegen deze besluiten hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 april 2018, waar [appellant sub 1], bijgestaan door mr. K. de Wit, rechtsbijstandverlener te Leusden, [appellant sub 2], bijgestaan door mr. S. Westerhof, rechtsbijstandverlener te Amsterdam, het college en de raad, vertegenwoordigd door mr. A.G.M. Hewitt en M.J.M. van Tilburg, zijn verschenen. Verder is Lidl Nederland GmbH, vertegenwoordigd door mr. R.J.H. Minkhorst, advocaat te Nijmegen, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1. Lidl wil haar supermarktfiliaal in winkelcentrum Steendijkpolder te Maassluis slopen en op dezelfde locatie een grotere en modernere supermarkt terugbouwen. Behalve de supermarkt zijn in het winkelcentrum diverse andere winkels gevestigd. Het winkelaanbod bestaat overwegend uit winkels voor dagelijkse aankopen. Naast winkels zijn er enkele andere wijkgerichte functies, waaronder een kapper en horeca.

2. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] wonen naast winkelcentrum Steendijkpolder. Hun woningen grenzen aan de parkeerplaats bij het winkelcentrum. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] vrezen dat de uitbreiding van de supermarkt hun woon- en leefklimaat aantast.

Omvang van het geding

3. De beroepen zijn gericht tegen de omgevingsvergunning en het bestemmingsplan voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Gemengd - 3" en met de aanduidingen "bouwvlak" en "maximum bouwhoogte" voor de gronden aan het Westeinde 32.

Toetsingskader bestemmingsplan

4. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Intrekking

5. Inzake het bestemmingsplan heeft Knipperberg ter zitting de beroepsgrond over de verkleining van het bouwvlak met 45 centimeter en de beroepsgrond over de maximaal toegestane bouwhoogte ingetrokken.

6. [appellant sub 2] heeft zijn beroepsgrond dat door het versmallen van de weg en het verleggen en anders indelen van de parkeerplaatsen het voor hem niet langer mogelijk is om zijn oldtimer de garage in te rijden, ingetrokken.

Beoordeling van de beroepen

Gemeentelijk beleid

7. [appellant sub 1] betoogt dat de bestreden besluiten in strijd met de "Detailhandelsvisie Maassluis 2012" zijn genomen, omdat deze een grotere uitbreiding van de supermarkt mogelijk maken dan de detailhandelsvisie toestaat.

7.1. De raad en het college stellen zich op het standpunt dat met de vaststelling van het bouwvlak en met de verlening van de omgevingsvergunning gemotiveerd is afgeweken van het gemeentelijk beleid zoals vervat in de detailhandelsvisie.

7.2. Uit p. 10, 16 en 22 van de detailhandelsvisie volgt dat winkelcentrum Steendijkpolder hoofdzakelijk een wijkgericht winkelcentrum is waar de inwoners uit de wijk terecht kunnen voor hun dagelijkse boodschappen. Op p. 10 van de detailhandelsvisie staat ook dat het supermarktaanbod in winkelcentrum Steendijkpolder met een Lidl van ongeveer 700 m2 wvo vrij beperkt is. Op p. 22 staat dat de supermarkt in Steendijkpolder circa 350 m2 bvo (±300 m2 wvo) mag uitbreiden. Verder staat op die pagina dat de supermarkt hiermee de gewenste maximale omvang van ongeveer 1.000 m2 wvo bereikt, zodat inwoners uit de wijk goed bediend kunnen worden. Uit de in deze detailhandelsvisie opgenomen begrippenlijst blijkt dat ‘bvo’ staat voor brutovloeroppervlak, omschreven als: "De totale ruimte van een winkel bestaande uit winkelvloeroppervlak en niet voor consumenten toegankelijke ruimten (opslag, kantine, etc.). Het winkelvloeroppervlak bedraagt, afhankelijk van de branche, ongeveer 70 à 80% van het brutovloeroppervlak." ’Wvo’ staat voor winkelvloeroppervlak, omschreven als: "De voor het publiek toegankelijke winkelruimte ten behoeve van detailhandel inclusief zichtbare ruimten zoals bijvoorbeeld etalages en de ruimte achter toonbanken en kassa’s.

7.3. Vast is komen te staan dat de bestreden besluiten een uitbreiding van de supermarkt mogelijk maken van 523 m2 bvo en 340 m2 wvo. De nieuwe winkel heeft een wvo van in totaal 1.063 m2. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad deze geringe afwijking van de detailhandelsvisie voldoende draagkrachtig gemotiveerd. Hierbij betrekt de Afdeling het rapport "Maassluis, Ruimtelijk-functionele Effectenanalyse modernisering buurtcentrum Steendijkpolder" van adviesbureau BRO van 6 juli 2016 dat als onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing aan de bestreden besluiten ten grondslag is gelegd. Een van de conclusies in dit rapport is dat de voorziene modernisering en uitbreiding van de Lidl een kwalitatieve versterking van de detailhandelsstructuur oplevert en een positief effect heeft op de consumentenverzorging in Steendijkpolder zonder dat hiermee afbreuk wordt gedaan aan overige buurtwinkelcentra in Maassluis, zodat de modernisering en uitbreiding van de Lidl per saldo bijdragen aan een duurzame detailhandelsstructuur met gezonde buurtwinkelcentra. Ook betrekt de Afdeling hierbij de toelichting van het gemeentebestuur ter zitting dat de detailhandelsvisie ten tijde van het nemen van de bestreden besluiten ongeveer vijf jaar oud was en dat het gemeentebestuur, mede gelet op voormeld rapport, een uitbreiding van de supermarkt in winkelcentrum Steendijkpolder met 523 m² bvo inmiddels aanvaardbaar acht, nu de uitbreidingsplannen passen binnen de uitgangspunten van het beleid.

Het betoog faalt.

Afstand bouwvlak

8. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat het bouwvlak voor de supermarkt onaanvaardbaar dichter bij hun woning is voorzien dan in het voorheen geldende bestemmingsplan.

8.1. De Afdeling stelt vast dat het bouwvlak voor de supermarkt in het nu voorliggende plan, ondanks de wijziging ten opzichte van het ontwerpplan, dichter bij het bouwvlak voor de woning van [appellant sub 1] en de woning van [appellant sub 2] is gesitueerd dan onder het voorheen geldende plan het geval was. Uit de plantoelichting blijkt dat de raad bij de vaststelling van het plan aansluiting heeft gezocht bij de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 2009 (hierna: VNG-brochure). In de VNG-brochure wordt voor supermarkten een indicatieve richtafstand van 10 m aanbevolen. De afstand tussen de supermarkt en de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] is ongeveer 18 m. Daargelaten van welk omgevingstype in dit geval moet worden uitgegaan, wordt dus ruimschoots aan de richtafstand uit de VNG-brochure voldaan. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat de raad het bouwvlak in redelijkheid op deze afstand tot de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] heeft kunnen situeren.

Het betoog faalt.

Bouwhoogte

9. [appellant sub 2] stelt dat de uitbreiding van de Lidl leidt tot een aantasting van zijn woon- en leefklimaat in de vorm van een vermindering van uitzicht.

9.1. Blijkens de verbeelding is aan de gronden waarop de Lidl is voorzien de bestemming "Gemengd - 3" toegekend en geldt de maatvoering: "maximum bouwhoogte 6 m".

9.2. Gezien de mogelijkheden tot bebouwing waarin het plan voorziet, zal het uitzicht van [appellant sub 2] veranderen bij realisatie van het plandeel voor de Lidl. Er bestaat evenwel in het algemeen geen recht op blijvend vrij uitzicht. Nu voorts ter plaatse al bebouwing met een maximumbouwhoogte van 4 m aanwezig is en de afstand tot de woning ongeveer 18 m bedraagt, is niet aannemelijk dat deze verandering van het uitzicht van [appellant sub 2] zo ernstig is dat de raad in redelijkheid niet heeft kunnen komen tot een plan dat voorziet in de betrokken uitbreiding van de Lidl.

Het betoog faalt.

Geluid

10. [appellant sub 1] vreest na de uitbreiding van de supermarkt onaanvaardbare geluidoverlast te zullen ondervinden. Hiertoe heeft hij naar voren gebracht dat de bevoorrading van de supermarkt aan de kant van zijn woning zal plaatsvinden en dat er op het dak van de supermarkt koelinstallaties zullen worden aangebracht.

11. De Afdeling stelt vast dat Lidl Nederland GmbH bij de voorbereiding van de omgevingsvergunningaanvraag een akoestisch onderzoek heeft laten uitvoeren waarin rekening is gehouden met de bevoorradingslocatie en met de koelinstallaties. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport van adviesbureau Windmill van 20 januari 2016, met rapportnummer P2015.357-01.01. Dit rapport is als bijlage 4 bij de ruimtelijke onderbouwing aan het bestemmingsplan ten grondslag gelegd. De conclusie in dit rapport is dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ter plaatse van de appartementen en woningen in de directe nabijheid van de supermarkt ten hoogste 44 dB(A) in de dagperiode, 35 dB(A) in de avondperiode en 31 dB(A) in de nachtperiode zullen bedragen, waarmee wordt voldaan aan het Activiteitenbesluit milieubeheer. [appellant sub 1] heeft de conclusies van dit rapport niet bestreden. Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat [appellant sub 1] geen onaanvaardbare geluidhinder zal ondervinden als gevolg van de voorziene uitbreiding van de supermarkt.

Het betoog faalt.

Verkeer

12. [appellant sub 2] betoogt dat het plan leidt tot een onaanvaardbare toename van verkeer.

12.1. De raad heeft ter zitting verklaard dat de uitbreiding van de supermarkt met name bestaat uit een uitbreiding van de mogelijkheden voor opslag, zodat geen grote verkeerstoename te verwachten valt. Gelet hierop en nu niet aannemelijk is gemaakt dat de Doctor Jan Schoutenlaan het verkeer van de supermarkt niet aan kan, is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat niet voor een onaanvaardbare toename van verkeer hoeft te worden gevreesd.

Het betoog faalt.

Inpandige bevoorrading

13. [appellant sub 1] betoogt dat onvoldoende is geborgd dat de bevoorrading van de winkel inpandig zal plaatsvinden.

13.1. Artikel 34, lid 34.5.2, van de planregels luidt: "Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Hierbij gelden de voorwaarden, zoals vastgelegd in de ‘Beleidsregels Parkeren Maassluis 2012’. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd dient rekening te worden gehouden met de wijziging.

13.2. Gelet op artikel 34, lid 34.5.2, van de planregels is niet in het bestemmingsplan geregeld dat de bevoorrading van de supermarkt inpandig moet plaatsvinden. De raad stelt dat dit een algemene regel is die binnen de gemeente Maassluis geldt. Omdat het in de gemeente niet overal mogelijk is dat het laden en lossen inpandig plaatsvindt, is hiertoe met het oog op flexibiliteit geen verplichting opgenomen in artikel 34, lid 34.5.2, van de planregels. De omgevingsvergunning verplicht er wel toe dat bevoorrading inpandig plaatsvindt, gelet op tekening BN2 die onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunning. De Afdeling is van oordeel dat de raad in het bestemmingsplan in redelijkheid heeft kunnen volstaan met artikel 34, lid 34.5.2, van de planregels en het inpandig laden en lossen door het college in de omgevingsvergunning te laten regelen. Hierbij is van belang dat het Activiteitenbesluit milieubeheer regels bevat voor het uitpandig laden en lossen waaraan moet worden voldaan.

Het betoog faalt.

Parkeren

14. Ter zitting heeft [appellant sub 1] over het parkeeraspect betoogd dat met het bepalen van de parkeerbehoefte ten onrechte niet is uitgegaan van de parkeernorm voor discountsupermarkten. Hieromtrent wordt overwogen dat uit de ruimtelijke onderbouwing volgt dat bij het bepalen van de parkeerbehoefte is uitgegaan van de parkeernorm van 5,5 parkeerplaatsen per m2 bvo die geldt voor kleine wijkcentra. De raad heeft ter zitting toegelicht dat normen worden gehanteerd die zien op de grootte van het winkelcentrum waarvan de supermarkt deel uitmaakt, zodat niet relevant is of de supermarkt als discountsupermarkt moet worden aangemerkt. De Afdeling acht dit juist.

Het betoog faalt.

15. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de aanleg van parkeerplaatsen onvoldoende is verzekerd.

15.1. De Afdeling overweegt dat rondom de gronden waarop het bouwvlak is voorzien voldoende ruimte is om 35 parkeerplaatsen aan te leggen en dat deze parkeerplaatsen blijkens de kaart BN1 die onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunning ook zijn ingetekend op het onbebouwde terrein rondom de supermarkt. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de aanleg van die parkeerplaatsen onvoldoende is verzekerd.

Het betoog faalt.

Conclusie

16. De beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] zijn ongegrond.

Proceskosten

17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, griffier.

w.g. Van der Wiel w.g. Priem
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2018

646.