Uitspraak 201707427/1/R6


Volledige tekst

201707427/1/R6.
Datum uitspraak: 9 mei 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak, deels tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), in het geding tussen:

1. Zeilschool Haddock B.V. en Castafiore B.V., beide gevestigd te Almere,
2. [appellant sub 2], wonend te Almere,
3. [appellant sub 3], wonend te Almere,

en

de raad van de gemeente Almere,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 juli 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Almere Centrum Weerwater-Floriade" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben Haddock en Castafiore, [appellant sub 2] en [appellant sub 3] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Haddock en Castafiore, [appellant sub 3] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 maart 2018, waar Haddock en Castafiore, vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. A.J.L. Claassen en mr. L.M. Muetstege, beiden advocaat te Eindhoven, [appellant sub 2], bijgestaan door [gemachtigde], [appellant sub 3] en de raad, vertegenwoordigd door S.C. van den Broek, A.W.K.G. Sjauw-Koen-Fa, mr. C.G.J.W. Martens, T. Theunissen, J.R. Schnieders en J. Oosterheert, bijgestaan door mr. A. de Snoo, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.

Overwegingen

Intrekkingen

1. Ter zitting hebben Haddock en Castafiore hun beroep ingetrokken voor zover het is ingesteld door Castafiore. Haddock heeft de beroepsgrond over de Natura 2000-gebieden ingetrokken.

Inleiding

2. Het plangebied omvat een groot deel van het Weerwater - een meer in Almere tussen Almere Haven en Almere stad. In het Weerwater liggen het Weerwatereiland en het Utopia-eiland, die eveneens deel uitmaken van het plangebied. Ook het gebied tussen de A6 en het Weerwater, een deel van de A6 zelf en een strook grond langs de zuidelijke kant daarvan, zijn onderdeel van het plangebied. Tot slot behoort een deel van het Lumièrepark, dat aan de noordoostkant van het Weerwater ligt, tot het plangebied.

Het plan voorziet hoofdzakelijk in twee ontwikkelingen aan het Weerwater, op de twee eilanden daarin en op de gronden langs de A6. De eerste ontwikkeling die het plan mogelijk maakt is de wereldtuinbouwtentoonstelling Floriade 2022. Na afloop van dit evenement voorziet het plan in de tweede ontwikkeling, namelijk met name woningbouw op dezelfde gronden als waar de Floriade is voorzien.

Het plan is een zogeheten experimenteel plan als bedoeld in artikel 2.4 van de Crisis- en herstelwet (hierna: de Chw) in samenhang met artikel 7c, in samenhang met bijlage 38 van het Besluit uitvoering Chw. De raad heeft hieraan toepassing gegeven door onder andere te bepalen dat het plan 20 jaar geldt.

[appellant sub 3] en [appellant sub 2] wonen op korte afstand ten oosten van het plangebied, in een flatgebouw aan de rand van het Weerwater. Haddock, die diverse recreatieve activiteiten organiseert in en rond het Weerwater en een jachthaven exploiteert, is gevestigd in het plangebied. De jachthaven ligt ten zuidwesten van het Utopia-eiland.

Toetsingskader

3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Het beroep van Haddock

4. Haddock exploiteert op en langs een stuk grond tussen het Utopia-eiland en het vasteland een jachthaven met een werf, bijbehorende horecavoorziening en een parkeerplaats. Verder exploiteert zij een zeil- en surfschool voor kinderen. De surflessen worden met name op het Atlantisstrand gegeven, dat ten zuidwesten van de jachthaven ligt. Ook organiseert Haddock survivalactiviteiten in een bosje ten zuidoosten van de jachthaven en op het Weerwatereiland. Tot slot heeft Haddock een botenopslag op een stuk grond ten zuiden van de jachthaven. Deze botenopslag ligt naast het bosje waarin de survivalactiviteiten worden gehouden. Het bosje, de grond met de botenopslag en het stuk water met de ligplaatsen worden - via de gemeente - gehuurd van het Rijksvastgoedbedrijf.

Bedrijfsactiviteiten en evidente belemmering

5. Haddock betoogt dat ten onrechte diverse van haar bedrijfsactiviteiten niet als zodanig zijn bestemd, met name de activiteiten die op de gehuurde strook grond ten zuiden van de jachthaven en op het Weerwatereiland worden uitgevoerd. Zij wijst er verder op dat geen rekening is gehouden met de evident privaatrechtelijke belemmering dat zij een huurovereenkomst met de gemeente heeft gesloten die onder meer ziet op de gronden ten zuiden van de jachthaven. Op die gronden vindt botenopslag en winterstalling plaats, staan zeecontainers ten behoeve van de zeil- en surfactiviteiten en vinden survivalactiviteiten plaats. In de overeenkomst is ook een koopoptie voor die gronden opgenomen. Verder zouden volgens die overeenkomst daar bedrijfswoningen mogen worden gebouwd. Tot slot voert Haddock aan dat de raad er geen rekening mee heeft gehouden dat Haddock door verjaring eigenaar is geworden van een deel van het Atlantisstrand waar surflessen worden gegeven en waar een container voor de surflessen staat.

5.1. De raad stelt dat de gronden waar Haddock op doelt, werden gehuurd van het Rijksvastgoedbedrijf. De raad stelt dat de huurovereenkomst gold tot 30 september 2009. Volgens hem zou de huurovereenkomst alleen voortduren als overeenstemming werd bereikt over een geactualiseerde huurovereenkomst. Indien geen overeenstemming zou worden bereikt binnen vier maanden na het hebben gedaan van een aanbod, zou de huurovereenkomst zijn beëindigd. De raad stelt dat bij brief van 20 februari 2017 Haddock het aanbod is gedaan tot overleg over een nieuwe huurovereenkomst en dat daarbij is vermeld dat als Haddock niet bereid is tot overleg er een integraal aanbod zal worden gedaan, waardoor de beëindigingstermijn van vier maanden van de huurovereenkomst zal gaan beginnen. Bij brief van 21 april 2017 is een nieuwe huurovereenkomst aan Haddock voorgelegd. In die concept-overeenkomst maken de gronden aan de zuidkant van de jachthaven geen deel meer uit van het verhuurde en vervalt de koopoptie. Met dit aanbod is volgens de raad de termijn van vier maanden begonnen. Op 22 augustus 2017 is daardoor de overeenkomst beëindigd. Daarmee is ook de koopoptie vervallen. Over het deel van het Atlantisstrand waar de zeecontainer van Haddock staat, stelt de raad dat het strand een openbaar gebied is waar iedereen gebruik van kan maken en dat dit deel van het strand niet door Haddock werd gehuurd. Volgens hem is Haddock niet door verjaring eigenaar geworden van de gronden. Over het bos op het Weerwatereiland stelt de raad dat dit openbaar gebied is en in eigendom van het Rijk. Deze omstandigheden maken volgens de raad dat Haddock er geen recht op heeft haar activiteiten daar te mogen blijven uitvoeren.

5.2. Aan de gronden die Haddock gebruikt voor de botenopslag, survivalactiviteiten en de surflessen, zijn voor zover hier van belang, de bestemmingen "Floriade Evenement" en "Floriade Stadswijk" toegekend. Die bestemmingen voorzien, kort weergegeven, in het evenement Floriade en ondersteunende functies daarvan en in de Stadswijk die na de Floriade zal worden gebouwd.

5.3. Over de evidente privaatrechtelijke belemmering die volgens Haddock voortvloeit uit de huurovereenkomst en het jarenlange gebruik van het strand, overweegt de Afdeling dat eigendomsverhoudingen uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet van doorslaggevende betekenis zijn. Alleen als privaatrechtelijke verhoudingen van zo’n evident belemmerende aard zijn dat in verband daarmee de realisering van het bestemmingsplan binnen de planperiode niet aannemelijk is, kan hieraan betekenis toekomen. Die situatie doet zich in dit geval niet voor. Omdat de raad betwist dat het oostelijke deel van het Atlantisstrand bij Haddock in eigendom is en Haddock niet aan de hand van concrete bewijsstukken aannemelijk heeft gemaakt dat zij eigenaar is van de bedoelde grond, is geen sprake van een evidente privaatrechtelijke belemmering. Daarnaast heeft de gemeente bij dagvaarding van 22 november 2017 een verklaring voor recht gevorderd dat de huurovereenkomst is geëindigd en dat er geen aanspraak is op koop van het perceel van de botenopslag. Ook op dit punt is er dus geen evidente privaatrechtelijke belemmering.

De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat de raad na afweging van alle betrokken belangen geen groter gewicht heeft mogen toekennen aan het belang om op de gehuurde gronden aan de zuidkant van de jachthaven en op het Atlantisstrand en het Weerwatereiland de Floriade en de stadswijk mogelijk te maken, dan aan het belang van Haddock om gevrijwaard te blijven van die ontwikkelingen.

De raad heeft blijkens paragraaf 4.2.7 van de plantoelichting beoogd om in totaal twee bedrijfswoningen mogelijk te maken. Het plan voorziet daarin. De raad heeft zich daarbij na afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze bedrijfswoningen niet wenselijk zijn ter plaatse van de oorspronkelijk door Haddock gehuurde gronden waar de Floriade is voorzien.

5.4. Het voorgaande brengt de Afdeling tot de slotsom dat de raad in redelijkheid de hiervoor genoemde bestemmingen heeft kunnen toekennen aan de gronden aan de zuidzijde van de jachthaven en het Weerwatereiland. Het betoog faalt.

Brughoogte

6. Haddock betoogt dat de onderdoorvaarthoogte van de brug die in het plan is voorzien tussen het Lumièrepark en het Weerwatereiland ten onrechte is bepaald op 4 m en die van de bruggen tussen het Weerwatereiland en het gebied Waterhout op 2,5 m. Om de jachthaven bereikbaar te houden voor zeiljachten had moeten worden voorzien in onderdoorvaarthoogten van ten minste 8 m. In dat verband heeft Haddock ter zitting toegelicht dat zij aan kinderen zeillessen geeft in de vaargeul ten westen van het Weerwatereiland. De jonge kinderen zijn volgens Haddock niet in staat om een mast te strijken.

6.1. De raad stelt dat een verbindingsbrug moet worden aangelegd tussen het Lumièrepark en het Weerwatereiland om het zogeheten Klein Rondje Weerwater mogelijk te maken. Dit Klein Rondje Weerwater is een recreatieve wandel-, fiets- en sportroute rondom het Weerwater. De verbinding verkort de afstand tussen het stadscentrum en de Floriade/Zuidoever Weerwater en draagt bij aan de bereikbaarheid en de recreatieve en economische ontwikkeling van de Floriade/Zuidoever Weerwater. De raad stelt dat de doorvaarthoogte in overeenstemming is met het verzoek van de Stichting Leisure Belangen Almere. Volgens de raad moeten boten met masten met een hoogte van 4 m in de huidige situatie de mast al strijken om bruggen buiten het plangebied te kunnen passeren. De bruggen tussen het Weerwatereiland en het gebied Waterhout en de A6 hebben een minimale onderdoorvaarthoogte gekregen van 2,5 m, omdat dit in overeenstemming is met het beleid voor de zogeheten Blauwe As, die zich uitstrekt van het Gooimeer via Almere Haven en het Weerwater naar het Markermeer. Tot slot stelt de raad dat een beweegbare brug tussen Utopia en het Weerwatereiland zal worden aangelegd. De jachthaven blijft hierdoor vanuit noordelijke richting bereikbaar en in de omgeving van de jachthaven kan dan nog steeds worden gezeild. Verder wijst de raad erop dat de meeste boten in de jachthaven motorboten zijn en dat de minimale onderdoorvaarthoogte daarvoor geen belemmering vormt.

6.2. Aan het deel van het Weerwater tussen het Weerwatereiland en het zuidelijke deel van het Lumièrepark en aan diverse aangesloten stukken water ten zuiden, oosten en zuidoosten van de jachthaven zijn voor zover hier relevant de bestemmingen "Floriade Brug - bouwen", "Floriade Evenement - bouwen 3" en "Floriade Stadswijk - bouwen 3" toegekend.

Artikel 35 van de planregels, dat de bestemming "Floriade Brug - bouwen" regelt, luidt: "De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 15 meter. De onderdoorvaarthoogte bedraagt minimaal 4 meter."

Artikel 38 en artikel 51, beide onder e, die de bestemmingen "Floriade Evenement - bouwen 3" en "Floriade Stadswijk - bouwen 3" regelen, luiden: "De onderdoorvaarthoogte van bruggen bedraagt minimaal 2,5 meter."

6.3. De Afdeling acht het aannemelijk dat na het aanleggen van de diverse bruggen binnen het plangebied, de bereikbaarheid van de haven van Haddock zal verslechteren. Zo kunnen onder meer wachttijden ontstaan als boten tegelijk de mast moeten strijken bij de bruggen.

Haddock heeft niet weersproken dat zeilboten de mast al moeten strijken vanwege andere bruggen in de omgeving. Verder heeft Haddock ter zitting toegelicht dat van de schepen die gebruik maken van de jachthaven, ongeveer 10% zeilboot en 90% kruiser is. De raad heeft ter zitting om onzekerheid daarover uit te sluiten, toegezegd dat de brug tussen het Weerwatereiland en het Utopia-eiland als beweegbare brug zal worden aangelegd. De raad heeft aannemelijk gemaakt dat de zeillessen ook elders in het Weerwater kunnen worden gehouden, waarbij de bruggen geen hindernis vormen. Onder deze omstandigheden heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de nadelen van de aanleg van de bruggen voor Haddock niet zo bezwarend zijn, dat het plan in zoverre niet zo had mogen worden vastgesteld. Het betoog faalt.

Toegankelijkheid jachthaven

7. Haddock stelt dat voor en tijdens de Floriade de jachthaven en de parkeerplaats voor de horecagelegenheid niet bereikbaar zijn voor bezoekers.

7.1. Ter zitting heeft de raad inzichtelijk gemaakt dat de jachthaven voor verkeer over land bereikbaar blijft door middel van een weg langs het Atlantisstrand. In het aangevoerde ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de bereikbaarheid van de jachthaven en de horecagelegenheid zo ernstig wordt aangetast dat de raad het plan niet zo had mogen vaststellen. Het betoog faalt.

Uitvoerbaarheid

8. Haddock stelt dat het toekennen van de diverse bestemmingen rondom de jachthaven erop neerkomt dat haar bedrijf niet meer kan worden uitgeoefend en dat haar bedrijf daardoor feitelijk is wegbestemd. De raad had daarom moeten overgaan tot minnelijke verwerving of onteigening, maar het besluit geeft er ten onrechte geen blijk van dat hiervan rekenschap is gegeven. Verder stelt zij dat de raad er geen rekening mee heeft gehouden dat de onteigeningsschadeloosstelling dan wel planschadeclaim meer dan elf miljoen euro zal bedragen en dat dit aanzienlijk meer is dan de raad heeft gereserveerd voor het afdekken van financiële risico’s. Het plan is om die reden volgens haar financieel niet uitvoerbaar. In dat kader wijst Haddock er op dat uit het Concept Gebiedsontwikkelingsplan volgt dat voor de ontwikkeling van Centraal Almere initiatieven uit de markt nodig zijn voor de vereiste financiering.

8.1. De raad stelt dat de huidige activiteiten die horen bij een jachthaven binnen de bestemming "Floriade Jachthaven" kunnen worden voortgezet voor, tijdens en na de Floriade. Omdat de jachthaven kan blijven functioneren gaat de gemeente niet uit van het uitkopen van de jachthaven. De activiteiten van Haddock kunnen ofwel elders in de omgeving worden uitgevoerd, ofwel op de huidige eigendommen en de nieuw te huren gronden en delen van het Weerwater. Nu Haddock niet zal worden uitgekocht, is in het kader van de financiële uitvoerbaarheid geen rekening gehouden met de kosten die dit met zich zou brengen. De raad stelt dat Overwater Grondbeleid Adviesbureau B.V. een planschaderisicoanalyse, gedateerd 14 juli 2017, heeft opgesteld. Hieruit vloeit volgens de raad voort dat het plan financieel uitvoerbaar is.

8.2. Het plan voorziet ter plaatse van de jachthaven in de bestemming "Floriade - Jachthaven" en "Floriade Jachthaven - bouwen 1". De omringende gronden hebben de bestemming "Jachthaven - bouwen 2". Aan de gronden met de bestemming "Jachthaven - bouwen 2" is ook de definitieve bestemming "Stadswijk" toegekend. De activiteiten die Haddock ontplooit in het kader van de jachthaven, zoals de werf en de opslag, zijn daar niet mogelijk. Het plan staat er niet aan in de weg dat de stadswijk de jachthaven volledig omsluit. De raad heeft gesteld dat hij de jachthaven wil behouden en niet wenst weg te bestemmen. Verder heeft hij ter zitting gesteld dat door een herinrichting alle activiteiten van Haddock die nu binnen en buiten de gronden met de bestemming "Floriade - Jachthaven" plaatsvinden, kunnen worden voortgezet binnen het gebied met die bestemming. De raad heeft in de stukken en ter zitting echter niet inzichtelijk gemaakt hoe deze herinrichting mogelijk is en hoe alle activiteiten kunnen worden ingepast. Weliswaar is de inrichting van het terrein de primaire verantwoordelijkheid van de exploitant, Haddock, maar de raad moet wel inzichtelijk maken dat de vereiste herinrichting mogelijk is. Het standpunt van de raad dat de jachthaven kan blijven functioneren binnen de toegekende planologische mogelijkheden en niet hoeft te worden uitgekocht, berust dan ook op onvoldoende onderzoek en op een ondeugdelijke motivering. Het bestreden besluit is daarmee vastgesteld in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. Het betoog slaagt.

Het beroep van [appellant sub 2]

9. [appellant sub 2] woont aan de [locatie 1] te Almere, in een flat op ongeveer 140 m ten oosten van het plangebied. Deze flat staat aan de rand van het Weerwater. [appellant sub 2] kan zich niet verenigen met de mogelijkheden die het plan biedt voor evenementen voor en tijdens de Floriade. Volgens hem zullen die evenementen een te hoge geluidbelasting veroorzaken. Zo zijn 14 evenementen toegestaan met een bronvermogen van 120 dB(A) en meer evenementen met een bronvermogen daar net onder. Verder is ten onrechte geen rekening gehouden met de geluidbelasting van de A6, het recreërend publiek en horeca nabij zijn woning. Ook is geen rekening gehouden met de geluidversterkende effecten van de eigenschappen van de omgeving, te weten weerkaatsing op het water en de omstandigheid dat bomen zullen worden gekapt, zodat deze bomen geen geluid meer tegenhouden. Ter zitting heeft [appellant sub 2] verder gesteld dat niet verzekerd is dat gecontroleerd en gehandhaafd wordt op de toegestane geluidbelasting.

9.1. Ter zitting heeft de geluiddeskundige van de raad toegelicht dat rekening is gehouden met het kaatsende effect van wateroppervlakten omdat wateroppervlakten in de berekeningen zijn ingevoerd als hard oppervlak. Verder heeft de geluiddeskundige gesteld dat in het akoestisch onderzoek de geluidwerende invloed van bomen niet is meegenomen en dat is uitgegaan van een volledig kaal gebied. De resultaten van de berekeningen zijn neergelegd in het rapport "Akoestisch onderzoek, Evenementen en Florida Almere 2022". In het akoestisch onderzoek is uitgegaan van de worstcase-situatie, omdat nog niet duidelijk was hoe het terrein precies zal worden ingedeeld. Daarbij is rekening gehouden met een evenement aan de uiterste zijden van het plangebied. Omdat evenmin bekend is welke soorten evenementen er zullen plaatsvinden, is in het rapport uitgegaan van drie verschillende soorten evenementen. Deze bestaan uit niet-geluiddragende evenementen, die een bronvermogen hebben van maximaal 120 dB(A), evenementen met een mainstage, die een bronvermogen van 135 dB(A) hebben en evenementen met tenten, waarbij een bronvermogen van 130 dB(A) optreedt. Omdat de geluidbelasting van deze evenementen met deze bronvermogens op de gevel van de woning van [appellant sub 2] niet hoger is dan 70 dB(A), heeft de raad gesteld dat in de woning van [appellant sub 2] het geluidniveau aanvaardbaar kan worden geacht. Ter zitting heeft de raad ten slotte toegelicht dat tijdens evenementen de geluidbelasting wordt gemonitord en dat bij een eventuele overschrijding van de bronvermogens het volume direct kan worden aangepast.

9.2. In artikel 5, lid i, onder 5, artikel 6, lid f, onder 3, artikel 8, lid g, onder 8, en artikel 9, lid f, onder 3, van de planregels is een regeling opgenomen voor evenementen op de gronden met de bestemmingen "Floriade Evenement", "Floriade Evenement Rand", "Floriade Stadswijk" en "Floriade Stadswijk Rand". Op grond van deze planregels mogen de gronden niet worden gebruikt voor evenementen die afwijken van Bijlage 4 Randvoorwaarden evenementen Floriade. In Bijlage 4 van de planregels is een onderscheid gemaakt tussen niet-geluiddragende evenementen en geluiddragende evenementen waarbij ook een onderscheid is gemaakt in de periode voor de opening van de Floriade (tot 1 april 2022), tijdens de Floriade (van 1 april 2022 en tot 1 november 2022), en na de Floriade (vanaf 1 november 2022).

In artikel 95, lid 95.53, van de planregels staat dat een geluiddragend evenement een evenement is waarbij de geluidproductie van het gehele evenement hoger is dan 120 dB(A) bronvermogen en waarbij deze geluidproductie langer duurt dan 4 uur of geheel of gedeeltelijk plaatsvindt in de avond (19.00 - 23.00 uur) of nacht (23.00 - 7.00 uur).

9.3. [appellant sub 2] heeft de stelling van de raad ter zitting dat de wateroppervlakten als hard oppervlak zijn ingevoerd en dat niet is gerekend met de dempende werking van bomen, niet bestreden. De Afdeling ziet in het aangevoerde daarom geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet heeft mogen uitgaan van de resultaten van het akoestisch onderzoek.

De raad heeft voor de aanvaardbaar te achten geluidbelasting vanwege de evenementen aansluiting gezocht bij de nota "Evenementen met een luidruchtig karakter" (hierna: Nota Evenementen) die in 1996 is opgesteld door de Inspectie Milieuhygiëne Limburg. In het aangevoerde ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad deze nota niet ten grondslag mocht leggen aan zijn beoordeling van de aanvaardbaar te achten geluidhinder van de evenementen.

In de Nota Evenementen is vermeld dat, rekening houdend met een gevelisolatie van 20 à 25 dB(A), om de grens van het optreden van "onduldbare hinder" niet te overschrijden, moet worden uitgegaan van een maximaal equivalent geluidniveau (LAeq) op de gevel van woningen overdag en ’s avonds van 70 à 75 dB(A) en ’s nachts van 65 à 70 dB(A). In het rapport "Akoestisch onderzoek, Evenementen en Florida Almere 2022" zijn de geluidcontouren berekend en weergegeven voor de situaties dat niet geluiddragende evenementen plaatsvinden en situaties dat geluiddragende evenementen plaatsvinden. In de situatie dat een geluiddragend evenement wordt gehouden met de hoogste bronvermogens, te weten bij evenementen met een open podium, zal een bronvermogen van 135 dB(A) optreden. Daarbij zal volgens de geluidcontourkaart in paragraaf 4.3 van het rapport bij de woning van [appellant sub 2] een geluidbelasting tussen de 65 dB(A) en 70 dB(A) optreden. Niet-geluiddragende evenementen, waarbij het bronvermogen ten hoogste 120 dB(A) zal bedragen, zullen volgens de geluidcontourenkaart in paragraaf 4.2 bij de woning van [appellant sub 2] een geluidbelasting tussen de 65 dB(A) en 60 dB(A) opleveren. Nu deze waarden de aanbevolen waarden uit de Nota Evenementen niet overschrijden, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen onaanvaardbare geluidbelasting vanwege evenementen ter plaatse van de woning van [appellant sub 2] zal optreden.

De Afdeling begrijpt uit wat [appellant sub 2] zegt dat hij zich zorgen maakt over de handhaving tijdens de evenementen. De bestuursrechter die een bestemmingsplan op rechtmatigheid toetst, moet echter oordelen over de handhaafbaarheid en niet op de feitelijke latere handhaving. Gelet op de verklaring van de raad over de monitoring van de geluidbelasting en de mogelijkheid het geluidvolume tijdens een evenement aan te passen bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de geluidbelasting niet controleerbaar of niet handhaafbaar is. Het betoog faalt.

Het beroep van [appellant sub 3]

10. [appellant sub 3] woont aan de [locatie 2] te Almere, ook in de flat aan de oostkant van het Weerwater. Hij kan zich niet verenigen met het gehele plan, voornamelijk omdat hij vreest dat het ofwel niet zal worden voltooid en hij uitzicht krijgt op een bouwput, ofwel omdat de Floriade en de daarna te realiseren gebouwen een aantasting van zijn woon- en leefklimaat betekenen.

Procedurele bezwaren

Niet behandelde zienswijzen

11. [appellant sub 3] betoogt dat zijn zienswijze niet exact en integraal is overgenomen in de nota van zienswijzen. Ook ontbreekt de nummering en de titel uit de zienswijze. Hij wijst erop dat niet is ingegaan op het betoog in zijn zienswijze dat de planning van de werkzaamheden in het plan had moeten worden opgenomen en dat de consequenties van de verplaatsing van de camping hadden moeten worden besproken met de bewoners van het gebied waarnaar de camping wordt verplaatst.

11.1. Dat sommige bezwaren zijn samengevat betekent niet dat de raad niet op alle zienswijzen is ingegaan. De Awb, waaronder het in artikel 3:46 van die wet neergelegde motiveringsvereiste, verzet zich er niet tegen dat zienswijzen samengevat en in andere bewoordingen worden weergegeven. Dat in de nota van zienswijzen niet ieder argument ter ondersteuning van de zienswijze is weergegeven, betekent niet dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd. De Afdeling ziet in de nota van zienswijzen geen grond voor het oordeel dat, zoals [appellant sub 3] stelt, niet is ingegaan op zijn zienswijze. Het betoog faalt.

Schending privacy

12. [appellant sub 3] betoogt dat de raad zijn privacy heeft geschonden door in de nota van zienswijzen de persoonsgegevens te vermelden van de indieners van de zienswijzen.

12.1. Anders dan [appellant sub 3] aanneemt zijn in de nota van zienswijzen zoals die op internet is gepubliceerd geen persoonsgegevens vermeld. De door hem gevreesde privacy-schending treedt dus niet op. Juridisch gezien is echter alleen het volgende van belang. In deze procedure kan niet aan de orde komen of de raad in strijd met de Wet bescherming persoonsgegevens heeft gehandeld omdat dit de rechtmatigheid van het plan niet kan aantasten. Het betoog faalt.

Crisis- en herstelwet

13. [appellant sub 3] betoogt dat de raad het plan niet had mogen baseren op de Chw, omdat het kabinet in 2014 heeft meegedeeld dat de crisis voorbij is. Verder stelt hij dat het sinds 2016 niet meer mogelijk is om gebruik te maken van de mogelijkheid om vooruitlopend op de Omgevingswet een omgevingsplan vast te stellen.

13.1. De raad stelt dat het gebied Almere Centrum Weerwater is aangewezen in het kader van de Chw als ontwikkelingsgebied en als innovatief experiment met een bredere reikwijdte van het bestemmingsplan.

13.2. Op grond van artikel 7c, zestiende lid, onder a, van het Besluit uitvoering Chw kan tot 15 mei 2019 gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte vast te stellen voor het gebied Almere Centrum Weerwater. Op grond van artikel 2, eerste lid, onder e, van het Besluit uitvoering Chw en de kaart "Almere Weerwater" in bijlage 8 van dat Besluit is het gebied aangewezen als ontwikkelingsgebied.

13.3. Zoals eerder overwogen in haar uitspraak van 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:616, ziet de Afdeling in de uitdrukkelijke beslissing van de wetgever om de Chw permanent te maken aanleiding voor een ruimere uitleg van het criterium dat het experiment moet bijdragen aan het bestrijden van de economische crisis. De in beroep naar voren gebrachte omstandigheid dat het kabinet zou hebben gesteld dat de crisis voorbij is, betekent daarom niet dat de raad geen gebruik heeft mogen maken van de mogelijkheid die artikel 7c, zestiende lid, onder a, van het Besluit uitvoering Chw biedt. Voor zover [appellant sub 3] met zijn stelling dat sinds 2016 geen gebruik meer mag worden gemaakt van artikel 7c heeft verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 3 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:201, overweegt de Afdeling dat het geconstateerde gebrek in deze bepaling naar aanleiding van die uitspraak is hersteld ruim vóór het plan is vastgesteld. Het betoog faalt.

Terinzagelegging planschaderisico-analyse

14. [appellant sub 3] betoogt dat de planschaderisicoanalyse van 14 juli 2017 ten onrechte niet ter inzage is gelegd met het plan.

14.1. De Afdeling overweegt dat de planschaderisicoanalyse een op het plan betrekking hebbend stuk is dat redelijkerwijs nodig is voor een beoordeling daarvan. Gelet op de artikelen 3:44 en 3:11 van de Awb had het daarom met het vastgestelde plan ter inzage moeten worden gelegd. Dit gebrek kan worden gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, omdat [appellant sub 3] de planschaderisicoanalyse heeft gekregen en hij hierop heeft kunnen reageren.

Inhoudelijke gronden.

Verlies van groen

15. [appellant sub 3] betoogt dat het plan met zich brengt dat een groot deel van de bomen op het Weerwatereiland en ook elders in het plangebied zal moeten worden gekapt. Volgens hem is toegezegd dat het groen binnen het plangebied zoveel mogelijk zal worden behouden en leidt het kappen van bomen tot een aantasting van zijn uitzicht.

15.1. De raad stelt dat het grootste deel van de te kappen bomen gerooid moet worden voor de verbreding van de A6. De overige bomen moeten wijken om het Floriadeterrein geschikt te maken. Waardevolle bomen in het gebied worden behouden en dragen volgens hem ook bij aan het Floriade-evenement, onder meer het daarbinnen aan te leggen Arboretum. Verder stelt de raad over de herplant dat op grond van de Wet natuurbescherming de gevelde houtopstanden ook elders mogen worden gecompenseerd.

15.2. Ten gevolge van de uitvoering van het plan zal de woonomgeving van [appellant sub 3] ingrijpend worden gewijzigd. Het huidige uitzicht van [appellant sub 3] zal worden aangetast als bomen op het Weerwatereiland worden gekapt ten behoeve van de Floriade en de stadswijk na afloop daarvan. In het aangevoerde ziet de Afdeling echter geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat aan het belang van het realiseren van de Floriade en de stadswijk een groter gewicht toekomt dan aan het belang van [appellant sub 3] bij het behoud van zijn uitzicht. Het betoog faalt.

Alternatieve locatie

16. [appellant sub 3] stelt dat een alternatieve locatie voorhanden was om de Floriade te organiseren, namelijk de zogeheten Kasteelomgeving ten zuidoosten van het Weerwater.

16.1. De raad moet bij de keuze van een bestemming een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen. De raad heeft ter zitting toegelicht dat het voordeel van de gekozen locatie is dat een koppeling gemaakt kan worden tussen het centrum van Almere en Almere Haven en het plangebied daarmee een logischer keuze is voor verstedelijking dan de Kasteellocatie. [appellant sub 3] heeft dit standpunt onvoldoende bestreden. De Afdeling ziet in het aangevoerde daarom geen grond voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid er voor heeft mogen kunnen kiezen om de Floriade en de stadswijk op deze locatie mogelijk te maken. Het betoog faalt.

Financiële onderbouwing

17. [appellant sub 3] betoogt dat het plan grote financiële consequenties met zich zal brengen en dat het twijfelachtig is of het plan volledig tot uitvoer kan worden gebracht. Als het plan niet volledig ten uitvoer wordt gebracht zal hij uitzicht hebben op een bouwput.

17.1. In het kader van een beroep tegen een bestemmingsplan kan een betoog over de uitvoerbaarheid van dat plan, inclusief de financiële uitvoerbaarheid, slechts leiden tot vernietiging van het bestreden besluit indien het aangevoerde leidt tot de conclusie dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan niet kan worden uitgevoerd binnen de planperiode. De Afdeling overweegt dat in de stelling van [appellant sub 3] dat het volgens hem twijfelachtig is of het plan volledig kan worden uitgevoerd, onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel bestaan dat het plan niet binnen de planperiode kan worden uitgevoerd. Het betoog faalt.

Ontsluiting en parkeren

18. [appellant sub 3] betoogt dat het plan onaanvaardbare verkeers- en parkeeroverlast in zijn omgeving met zich zal brengen. Zo zal de brug tussen het Lumièrepark en het Weerwatereiland intensief gebruikt worden tijdens de Floriade en zullen bezoekers van de Floriade hun auto’s parkeren in de nabijheid van de woning van [appellant sub 3] om via het park en de brug naar de Floriade te lopen.

18.1. De Afdeling acht het aannemelijk dat voetgangers op de brug geluid zullen veroorzaken en dat [appellant sub 3] dat kan waarnemen in zijn woning. Het aangevoerde geeft echter geen grond voor het oordeel dat het geluid van voetgangers die gebruik maken van de brug zo ernstig zal zijn, dat de raad het plan niet zo had mogen vaststellen.

In het milieueffectrapport en de aanvulling daarop is omschreven welke parkeerplaatsen voor auto’s en touringcars kunnen worden gebruikt en wat de capaciteit van die parkeerplaatsen is. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat met die parkeerplaatsen niet voor onaanvaardbare parkeeroverlast in de omgeving van [appellant sub 3] hoeft te worden gevreesd. Daarmee heeft de raad in beginsel aan zijn bewijslast voldaan, tenzij [appellant sub 3] voldoende twijfel weet te zaaien bij de juistheid van dit onderzoek. [appellant sub 3] heeft echter niet inzichtelijk gemaakt dat ondanks deze parkeerplaatsen voor een onaanvaardbare parkeerdruk in de omgeving van zijn woning moet worden gevreesd.

Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet voor onaanvaardbare hinder van (parkerende) bezoekers van het Floriade-evenement nabij de woning van [appellant sub 3] behoeft te worden gevreesd. Het betoog faalt.

Overige gronden

19. Ook in het overige dat [appellant sub 3] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad, na afweging van alle betrokken belangen, niet in redelijkheid tot de vaststelling van het plan heeft kunnen komen.

Slotconclusie

20. De beroepen van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] zijn ongegrond.

Bestuurlijke lus

21. Gelet op wat hiervoor onder 8.2 is overwogen is de Afdeling van oordeel dat het plan, voor zover het de bestemming "Floriade Stadswijk" betreft rondom de jachthaven, in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb is vastgesteld. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil ziet de Afdeling aanleiding de raad op de voet van artikel 8:51d van de Awb op te dragen om binnen twintig weken na verzending van deze uitspraak het gebrek dat onder 8.2 is geconstateerd te herstellen. Bij een eventuele wijziging van het bestreden besluit hoeft afdeling 3.4 van de Awb niet opnieuw te worden toegepast. De raad dient de wijziging van het besluit verder op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken.

Proceskosten

22. In de einduitspraak zal over de proceskosten en de vergoeding van het betaalde griffierecht van Haddock worden beslist.

De raad wordt, gelet op het onder 14.1 genoemde gebrek, op hierna te melden wijze in de proceskosten van [appellant sub 3] veroordeeld. De gestelde kosten voor het opstellen van een deskundigenrapport komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat [appellant sub 3] geen deskundigenrapport heeft overgelegd. De Afdeling ziet aanleiding om vanwege hetzelfde gebrek te bepalen dat de raad het door [appellant sub 3] betaalde griffierecht vergoedt.

Voor een proceskostenveroordeling ten gunste van [appellant sub 2] bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. draagt de raad van de gemeente Almere naar aanleiding van het beroep van Zeilschool Haddock B.V. op om

- binnen twintig weken na de verzending van deze (tussen)uitspraak het onder 8.2 omschreven gebrek te herstellen met inachtneming van wat onder 8.2 over dat gebrek is overwogen, en

- de Afdeling en Zeilschool Haddock B.V. de uitkomst mee te delen en een eventuele wijziging van het besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mee te delen;

II. verklaart de beroepen van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] ongegrond;

III. veroordeelt de raad van de gemeente Almere tot vergoeding van bij [appellant sub 3] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 77,37 (zegge: zevenenzeventig euro en zevenendertig cent);

IV. gelast dat de raad van de gemeente Almere aan [appellant sub 3] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, voorzitter, en mr. G. van der Wiel en mr. D.A. Verburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, griffier.

w.g. Kranenburg w.g. Van Helvoort
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2018

361.