Uitspraak 201700522/1/A3


Volledige tekst

201700522/1/A3.
Datum uitspraak: 18 april 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

RTL Nederland B.V., gevestigd te Hilversum,
appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 6 december 2016 in zaak nr. 16/1397 in het geding tussen:

RTL

en

de minister van Defensie.

Procesverloop

Bij besluit van 19 juni 2015 heeft de minister grotendeels afwijzend besloten op het verzoek van RTL om openbaarmaking van documenten, waaronder interne memoranda en beeldmateriaal inzake de bijdrage van de Nederlandse krijgsmacht in de strijd tegen ISIS in Irak. Deze weigering is gebaseerd op artikel 10, eerste lid, onder b, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) en artikel 10, tweede lid, onder a, van de Wob. De minister heeft de op een persconferentie van de Commandant der Strijdkrachten (hierna: de CdS) van 17 november 2014 getoonde beelden wel openbaar gemaakt.

Bij besluit van 27 januari 2016 heeft minister het door RTL daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 6 december 2016 heeft de rechtbank het door RTL daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft RTL hoger beroep ingesteld.

De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Airwars LGB en de vereniging Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten (hierna: NJCM) hebben verzocht om op grond van artikel 8:26 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in de gelegenheid te worden gesteld om als partij aan het geding deel te nemen.

RTL heeft nadere stukken ingediend.

RTL heeft de toestemming, als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb, verleend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 februari 2018, waar RTL, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en de minister, vertegenwoordigd door luitenant-kolonel M.W.A. Schonk en bijgestaan door mr. E.C. Pietermaat, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. RTL heeft verzocht om interne memoranda over de militaire bijdragen van Nederland in de strijd tegen ISIS in Irak, andere daarop betrekking hebbende documenten en beeldregistraties van aanvallen door Nederlandse F 16’s. De minister weigert deze grotendeels te verstrekken. RTL is het daar niet mee eens, voornamelijk vanwege het feit dat op een Wob-verzoek ten tijde van de missie in Uruzgan wel vergelijkbare informatie is verstrekt. Daarnaast wijst RTL er op dat andere coalitiepartners meer informatie over de strijd tegen ISIS in Irak verstrekken dan Nederland. Ook heeft de CdS zelf beelden getoond tijdens een persconferentie. De rechtbank heeft de weigering van de minister in stand gelaten.

2. De in deze uitspraak aangehaalde wetgeving is als bijlage bij de uitspraak gevoegd en maakt daarvan deel uit.

Verzoek Airwars en NJCM

3. Airwars en NJCM betogen dat zij belanghebbende zijn bij het weigeringsbesluit omdat het recht op openbaarheid van overheidsdocumenten een algemeen belang is dat Airwars en NJCM krachtens hun doelstellingen en feitelijke werkzaamheden behartigen. Airwars heeft als doelstelling transparantie te bieden over militaire inzet en (burger)slachtoffers in Syrië, Irak en Libië. Airwars betoogt dat het Wob-verzoek van RTL de kern raakt van haar doelstellingen. NJCM monitort onder andere naleving van mensenrechten door onder meer de Nederlandse overheid. Dit doet zij onder andere door het voeren van juridische procedures. In dat kader ondersteunt NJCM het verzoek van Airwars. Airwars en NJCM wijzen er op dat het weigeren om informatie te verstrekken onder omstandigheden een inbreuk kan zijn op het recht om informatie te ontvangen. Het recht om informatie te ontvangen is een van artikel 10 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) afgeleid recht. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft geoordeeld dat "public watchdogs" zoals journalisten en non-gouvernementele organisaties een essentiële rol in een democratische samenleving vervullen en daarvoor toegang nodig hebben tot bepaalde informatie, aldus Airwars en NJCM.

3.1. Een ieder kan op grond van artikel 3 van de Wob een verzoek doen om informatie neergelegd in documenten. Daartoe behoeft geen belang te worden gesteld. Dat een ieder een Wob-verzoek kan doen en dat bepaalde (rechts)personen bijzondere interesse kunnen hebben in en belang kunnen hebben bij kennisname van bepaalde documenten betekent niet dat deze (rechts)personen ook belanghebbende zijn als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb bij een besluit op een verzoek dat door een ander is gedaan. Dat Airwars en NJCM belangen behartigen die samenhangen met de verzochte informatie en de transparantie van die informatie, maakt niet dat zij bij een besluit op een Wob-verzoek van een ander dat ziet op dergelijke informatie belanghebbende zijn.

Airwars en NJCM kunnen zelf een Wob-verzoek doen om de door hen gewenste informatie te verstrekken. Tegen een besluit op een dergelijk verzoek staan de rechtsmiddelen van bezwaar en (hoger) beroep open waarin Airwars en NCJM hun standpunt omtrent die aan hen gerichte weigering kenbaar kunnen maken. Van strijd met het van artikel 10 van het EVRM afgeleide recht op informatie is door het niet toelaten als partij in deze procedure, gelet op de mogelijkheid zelf een verzoek te doen en te procederen over een hierop te nemen besluit, geen sprake.

Airwars en NCJM hebben geen rechtstreeks betrokken belang bij het aan RTL gerichte besluit en kunnen derhalve niet als belanghebbende bij dat besluit worden aangemerkt en kunnen daarom ook niet op grond van artikel 8:26 van de Awb als partij aan het geding deelnemen.

Grondslag weigering

4. RTL betoogt dat de minister na een Wob-verzoek over vergelijkbare documenten over de inzet van Nederlandse militairen in Uruzgan een substantieel deel van de interne memoranda wel heeft verstrekt. De rechtbank heeft ten onrechte niet onderkend dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hetzelfde type documenten, de interne memoranda, ingeval van de missie in Uruzgan wel deels openbaar gemaakt zijn en dit kennelijk geen gevaar voor de staat opleverde, terwijl het deels openbaar maken van de interne memoranda over de missie in Irak nu wordt geweigerd omdat dit een gevaar voor de staat op zou leveren. Volgens RTL is er geen verschil tussen beide missies. In beide gevallen zijn er strijdende partijen, is er een gewelddadige terroristische vijand bij betrokken, dreigt er gevaar voor het thuisfront en worden er gevechtshandelingen verricht. Dat de missies een ander etiket hebben en in een ander land plaatsvinden, maakt niet dat de verzochte documenten verschillen en dus een andere beoordeling kan plaatsvinden, aldus RTL.

RTL betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat artikel 10, tweede lid, onder a, van de Wob als weigeringsgrond kan worden gehanteerd. Het gebruik van deze weigeringsgrond suggereert dat de andere coalitielanden tegen openbaarmaking zijn, terwijl de coalitielanden zelf wel informatie over aanvallen, doelen en slachtoffers openbaar maken. De minister wijst als weigeringsgrond bij andere Wob-verzoeken vaak op bezwaren van coalitiepartners en afspraken met hen. Nu de coalitiepartners een soepeler openbaarmakingsbeleid voeren, moet de minister daar bij aansluiten, aldus RTL. De rechtbank overweegt ten onrechte dat de minister een eigen afweging mag maken, los van de wijze van openbaarmaking en informatieverschaffing door de coalitielanden, aldus RTL.

4.1. Voor toepassing van de weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, onder a, van de Wob is het niet noodzakelijk dat men een verslechtering van de goede betrekkingen als zodanig met andere landen of met internationale organisaties voorziet. Voldoende is dat men als gevolg van het verschaffen van informatie ingevolge de wet, voorziet dat het internationale contact op bepaalde punten stroever zal gaan lopen, met bijvoorbeeld als gevolg dat het onderhouden van diplomatieke betrekkingen, of het voeren van bilateraal overleg met landen of internationale organisaties, moeilijker zou gaan verlopen dan voorheen, of dat men in die landen of internationale organisaties minder geneigd zou zijn tot het verstrekken van bepaalde gegevens dan voorheen, aldus de Memorie van Toelichting bij het voorstel voor de Wob (TK 1986-1987, 19 859, nr. 3, p. 34).

4.2. Na met toepassing van artikel 8:29 van de Awb kennis te hebben genomen van de interne memoranda en de beelden stelt de Afdeling vast dat de informatie in de interne memoranda gedetailleerde informatie betreft over lopende operaties en inzicht geeft in deze operaties. De informatie betreft gegevens over wapensystemen, aanvallen, doelen, tijdstippen, afloop van acties, slachtoffers en betrokken coalitiepartners. Uit de informatie kan worden afgeleid welke doelen zijn geraakt, wanneer welke coalitielanden actief zijn en of slachtoffers zijn gemaakt. De informatie over betrokkenheid van Nederland bij specifieke aanvallen kan leiden tot een versterking van de bedreiging van Nederland. De minister heeft het openbaar maken van deze informatie aan kunnen merken als een gevaar voor de veiligheid van de staat. In dat geval dient de minister openbaarmaking van de informatie te weigeren.

Ook heeft de minister gelet op de aard van de informatie terecht aangenomen dat het openbaar maken daarvan bij een lopende missie de relatie met andere staten en internationale organisaties kan schaden. De minister heeft in redelijkheid aan de weigering ten grondslag kunnen leggen dat het belang bij de openbaarmaking van de interne memoranda en het materiaal niet opweegt tegen het belang bij de betrekkingen met andere staten en internationale organisaties.

De minister heeft zelfstandig aan de hand van de hem bekende feiten en omstandigheden beoordeeld of openbaarmaking van de verzochte informatie kan geschieden. Bij zijn beoordeling is de minister niet gebonden aan de praktijk van openbaarmaking van de coalitiepartners. De door andere landen openbaar gemaakte informatie is voorts niet vergelijkbaar met de gedetailleerde informatie die in de interne memoranda is vervat.

Ter zitting heeft RTL betoogd dat gedeeltelijke openbaarmaking van de interne memoranda, bijvoorbeeld alleen plaats van het doel en aantal slachtoffers, waarbij de overige informatie is weggelakt, tot de mogelijkheid behoort. De interne memoranda bevatten in compacte vorm gedetailleerde informatie die inzicht geeft in werkwijze en patroon van de missie. Ook bij het verstrekken van slechts enkele gegevens is dit het geval. De minister is derhalve terecht niet tot gedeeltelijke verstrekking van de interne memoranda overgegaan.

Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht de weigeringsgronden niet van toepassing geacht.

4.3. De minister heeft in het primaire besluit, het besluit op bezwaar en ter zitting in hoger beroep de verschillen tussen het Wob-verzoek inzake Uruzgan en het verzoek inzake Irak toegelicht. Hij wijst er op dat de ISAF missie in Uruzgan op verzoek van de Afghaanse regering onder leiding van de NAVO plaatsvond en als doel had stabilisatie, vrede en wederopbouw. De bijdrage bestond uit de fysieke aanwezigheid van 1.400 Nederlandse militairen op de grond die contact hadden met de bevolking. De missie in Irak is een samenwerking van een internationale coalitie om op korte termijn de militaire kracht van ISIS te breken. De bijdrage bestaat uit het leveren van luchtsteun. Er zijn geen militairen aanwezig op de grond. De waarnemingen vinden plaats uit de lucht. Het commando wordt gevoerd door CENTCOM, die ook optreedt als woordvoerder van de coalitie. Nederland houdt daarnaast, anders dan in Uruzgan, geen eigenstandige registratie bij van gevallen ISIS-strijders of burgerslachtoffers. Ter zitting is toegelicht dat vanwege de aard van de missie de interne memoranda andere informatie bevatten dan de interne memoranda inzake Uruzgan.

4.4. RTL heeft zowel over de missie in Uruzgan als die in Irak om openbaarmaking van interne memoranda verzocht. Dat het om hetzelfde type stukken gaat over een missie waarbij geweldstoepassing voorkomt, betekent niet dat het reeds daarom gelijke gevallen betreft. Het type missie en de omstandigheden waaronder de militaire acties worden uitgevoerd, kunnen van invloed zijn op de aard van de stukken en op de beoordeling van de weigeringsgronden.

De minister heeft voldoende gemotiveerd dat verschillen bestaan in onder andere het doel en karakter van de missie, de betrokken strijdende partijen, het samenwerkingsverband en de door Nederlandse militairen verrichte handelingen. Deze verschillen brengen mee dat de minister niet gehouden was beide missies op dezelfde wijze te benaderen bij zijn beslissingen op grond van de Wob.

Beelden

5. RTL betoogt dat een deel van het verzochte beeldmateriaal door de CdS vrijwel onbewerkt is getoond tijdens een persconferentie. Als die beelden wel openbaar gemaakt konden worden, kunnen vergelijkbare beelden ook openbaar gemaakt worden, aldus RTL. De rechtbank heeft geen juridische onderbouwing gegeven voor het onderscheid wat betreft het openbaar maken tussen de tijdens de persconferentie openbaar gemaakte beelden en de gevraagde beelden. RTL ziet niet hoe het openbaar maken van de beelden die de CdS tijdens de persconferentie heeft getoond geen gevaar vormt voor personeel van Defensie en hun familie en het openbaar maken van de door haar opgevraagde beelden en overige documenten wel.

RTL meent dat de minister de verzochte beelden op eenzelfde manier kan bewerken als de door de CdS op de persconferentie bewerkte beelden. De minister kan dit niet weigeren op de grondslag dat dan sprake zou zijn van het vervaardigen van een nieuw document en de minister daartoe op grond van de Wob niet gehouden is, aldus RTL. De beperkingen en aanpassingen van het beeldmateriaal zodat metadata, hoek, snelheid, koers en in beeld geprojecteerde data niet langer zichtbaar zijn, is technisch mogelijk en te vergelijken met het weglakken van passages in documenten, aldus RTL. Voor de openbaarmaking tijdens de persconferentie door de CdS zijn deze bewerkingen ook uitgevoerd. De zorgvuldigheid maakt dat dit voor de gevraagde openbaarmaking ook van de minister kan worden gevergd, aldus RTL.

5.1. De rechtbank heeft overwogen dat de beelden inzicht geven in, onder meer, de wijze van opereren, tactieken, capaciteiten van systemen en geweldsinstructies. Ook uit heel korte fragmenten kan deze informatie worden afgeleid, omdat de informatie die over de beelden is geprojecteerd inzicht geeft in (bijvoorbeeld) de hoogte, koers, snelheid en hoek waaronder aangevlogen wordt en ook gedetailleerde informatie geeft over de mogelijkheden van het gebruikte wapensysteem. Zelfs wanneer alle geluidsmateriaal zou worden weggelaten en het beeldmateriaal zou kunnen worden afgebalkt of in omvang worden beperkt, blijft het mogelijk om inzicht te krijgen in de wijze van opereren en de gehanteerde tactieken en geweldsinstructies.

Voorts overweegt de rechtbank dat het feit dat vergelijkbaar beeldmateriaal van operationele situaties, opgenomen vanuit F-16's door verweerder op persbriefings openbaar is gemaakt, niet maakt dat verweerder handelt in strijd met de Wob of de Awb. De persbriefings zijn immers, zoals verweerder heeft toegelicht, het resultaat van een zorgvuldige voorbereiding, waarbij de CdS zich beperkt heeft tot twee geprepareerde opnames die gemaakt zijn vanuit een F-16 die boven Irak vloog. De rechtbank heeft voorts geconstateerd dat de door de CdS getoonde beelden zodanig geprepareerd zijn dat gesproken kan worden van het vervaardigen van een nieuw document. Uit de uitspraak van de Afdeling van 19 december 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY6779 volgt volgens de rechtbank dat dit, zonder nadere wettelijke basis, niet van een bestuursorgaan gevergd kan worden in het kader van een Wob-verzoek. Verweerder heeft er, om hem moverende redenen, voor gekozen om bepaalde informatie openbaar te maken tijdens de genoemde persbriefings, maar dit betekent niet dat verweerder nu - ten behoeve van het verzoek van RTL - gehouden zou zijn om meer documenten of beeldmateriaal te vervaardigen, aldus de rechtbank.

5.2. De bewerkte en speciaal voor de persconferentie geselecteerde beelden zijn openbaar gemaakt. Het beroep ziet op de niet verstrekte beelden. Na met toepassing van artikel 8:29 van de Awb kennis te hebben genomen van de beelden stelt de Afdeling vast dat deze onbewerkte beelden de door de rechtbank genoemde gegevens bevatten waaruit gedetailleerde gegevens over de wijze van opereren, tactieken, capaciteiten van systemen en geweldsinstructies kunnen worden afgeleid. De rechtbank heeft, gelet op de aard van de gegevens en de daaruit af te leiden informatie, terecht geoordeeld dat de minister openbaarmaking van deze beelden met de genoemde gegevens vanwege gevaar voor de veiligheid van de staat diende te weigeren en dat het belang van openbaarmaking van deze beelden niet opweegt tegen het belang van de betrekkingen van Nederland met andere staten.

Zoals ter zitting door de minister is toegelicht, zijn op de beelden over het hele scherm gegevens geprojecteerd die inzicht geven in onder andere locatie, vlieghoogte en gebruikte systemen. Daarnaast is uit de beelden, ook zonder de geprojecteerde gegevens, informatie af te leiden over de tactiek, systemen en wijze van opereren. Zo kan de vliegrichting en het tijdstip van de dag ook louter uit de beelden worden afgeleid. De rechtbank heeft terecht overwogen dat van de minister, voor zover dat al mogelijk is, niet zonder nadere wettelijke grondslag kan worden gevergd de videobeelden zodanig te bewerken dat deze worden ontdaan van bedoelde informatie. De rechtbank heeft terecht, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 19 december 2012 overwogen dat een dergelijke bewerking neerkomt op het creëren van nieuwe videobeelden. Daartoe verplicht de Wob niet.

Het betoog faalt.

Toezegging overeenkomstig Wob-verzoek Uruzgan te besluiten

6. RTL betoogt dat in de mailwisseling voorafgaand aan het primaire besluit de indruk is gewekt dat overeenkomstig het Wob-verzoek over Uruzgan zou worden beslist. De minister heeft onvoldoende onderbouwd waarom deze toezegging niet is gevolgd. De rechtbank is daar ten onrechte aan voorbij gegaan. RTL betoogt dat de e-mails ondubbelzinnige toezeggingen bevatten en gedaan zijn door een bevoegde persoon.

6.1. De e-mails waar RTL op doelt, bevatten geen ondubbelzinnige toezeggingen. In de e-mails meldt de betrokken ambtenaar dat hij een concept opstelt dat nog de tekenlijn ingaat. Hij wijst op de gevoeligheid van de verzochte informatie en dat menig afdeling en directie er nog bij betrokken wordt. Tevens meldt hij dat het informatie betreft over een lopende operatie en men binnen de krijgsmacht goed wil bezien of vrijgegeven informatie niet het personeel in gevaar kan brengen. Gelet op deze voorbehouden en de nog te volgen definitieve besluitvorming betreft de mededeling dat het concept wordt opgesteld volgens de lijn van het eerdere Wob-verzoek geen ondubbelzinnige toezegging dat de gevraagde informatie openbaar gemaakt zal worden.

Het betoog faalt reeds daarom.

Schikkingsonderhandelingen

7. RTL betoogt dat de rechtbank ten onrechte de gang van zaken tijdens de schikkingsonderhandelingen hangende de bezwaarprocedure buiten beschouwing heeft gelaten.

7.1. In het kader van de behandeling van het bezwaar is een poging ondernomen om een schikking in der minne te treffen. Dat heeft niet tot resultaat geleid. Vervolgens is een beslissing op bezwaar genomen. Het beroep tegen deze beslissing was onderwerp van het geding bij de rechtbank. De rechtbank heeft dan ook terecht beoordeeld of het besluit op bezwaar in stand kon blijven en hoefde hierbij niet in te gaan op hetgeen heeft plaatsgevonden tijdens het verkennen van mogelijkheden de zaak in der minne te schikken.

Herhaling beroepsgronden

8. Ten slotte verzoekt RTL alle gronden van beroep als herhaald en ingelast te beschouwen omdat de rechtbank volgens haar te marginaal, onzorgvuldig en te mager gemotiveerd op deze gronden is ingegaan.

8.1. De rechtbank heeft gemotiveerd beslist op de gronden van beroep. RTL heeft in haar hogerberoepschrift niet uiteengezet welke beroepsgronden naast de hiervóór behandelde beroepsgronden niet of onvoldoende door de rechtbank zijn behandeld. De enkele stelling dat de beroepsgronden te marginaal, onzorgvuldig en te mager gemotiveerd zijn weerlegd, is daarvoor niet voldoende.

Het betoog faalt reeds daarom.

Conclusie

9. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, voorzitter, en mr. T.G.M. Simons en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Rietberg, griffier.

w.g. Van Ettekoven w.g. Rietberg
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 18 april 2018

725.


Bijlage

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 1:2, eerste en derde lid,

1. Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

[...]

3. Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

Artikel 8:26

"De bestuursrechter kan tot de sluiting van het onderzoek ter zitting ambtshalve, op verzoek van een partij of op hun eigen verzoek, belanghebbenden in de gelegenheid stellen als partij aan het geding deel te nemen."

Wet openbaarheid van bestuur

Artikel 3

"1 Een ieder kan een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf."

Artikel 10, eerste lid aanhef en onder b, en tweede lid, aanhef en onder a,

"1 Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit:

[…]

b. de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden;

[…]

2 Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:

a. de betrekkingen van Nederland met andere staten en met internationale organisaties;

[…]"

Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)

Artikel 10. Vrijheid van meningsuiting

1 Een ieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen. Dit artikel belet Staten niet radio- omroep-, bioscoop- of televisieondernemingen te onderwerpen aan een systeem van vergunningen.

2 Daar de uitoefening van deze vrijheden plichten en verantwoordelijkheden met zich brengt, kan zij worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, territoriale integriteit of openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen.