Uitspraak 201800963/2/A3


Volledige tekst

201800963/2/A3.
Datum uitspraak: 28 maart 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, hierna: Awb) hangende het hoger beroep van:

[verzoekster], gevestigd te Amersfoort,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de rechtbank) van 16 januari 2018 in zaken nrs. 17/4324 en 17/4328 in het geding tussen:

[verzoekster]

en

de burgemeester van Amersfoort.

Procesverloop

Bij besluit van 15 mei 2017 heeft de burgemeester aan [verzoekster] vergunning en gedoogverklaring verleend voor het exploiteren van een coffeeshop aan de [locatie] in Amersfoort.

Bij besluit van 18 september 2017 heeft de burgemeester de door [belanghebbende A] en anderen, [belanghebbende B], [belanghebbende C], Huiswerkinstituut Juffrouw Julia en anderen, [belanghebbende D], [belanghebbende E] en Vue Cinemas B.V. daartegen gemaakte bezwaren gegrond verklaard en de horecaexploitatievergunning en gedoogverklaring voor de coffeeshop ingetrokken.

Bij uitspraak van 16 januari 2018 heeft de rechtbank het door [verzoekster] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 18 september 2017 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.

Tegen deze uitspraak heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld.
[verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

[verzoekster], Huiswerkinstituut Juffrouw Julia en anderen, en [belanghebbende A] en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 maart 2018, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door mr. F.D.J.A. Pieters, advocaat te Amsterdam, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. H. Maaijen en mr. E.J. van Eyck, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting als belanghebbenden gehoord [belanghebbende A] en anderen, vertegenwoordigd door mr. J. Visser, advocaat te Amersfoort, Huiswerkinstituut Juffrouw Julia en anderen, vertegenwoordigd door mr. J.J.D. van Doleweerd, advocaat te Amersfoort, Vue Cinemas B.V., vertegenwoordigd door mr. A.M. Scharff, advocaat te Amsterdam, [belanghebbende B], vertegenwoordigd door mr. J.C. Zweistra, rechtsbijstandverlener te Leusden, en [belanghebbende D], vertegenwoordigd door mr. O.H. Minjon, advocaat te Hoorn.

Overwegingen

Inleiding

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. De burgemeester heeft bij besluit van 18 september 2017 de aan [verzoekster] verleende exploitatievergunning en gedoogverklaring voor een coffeeshop ingetrokken. Hieraan heeft de burgemeester ten grondslag gelegd dat nieuwe metingen gelet op de ingediende bezwaarschriften nodig waren en dat die uitwijzen dat toch niet wordt voldaan aan de in het Coffeeshopbeleid Amersfoort 2016 (hierna: het Coffeeshopbeleid) voorgeschreven afstandseis van 250 meter tussen een coffeeshop en een onderwijsinstelling. Omdat de meting waarop de burgemeester zich baseerde, is uitgevoerd na de hoorzitting in de bezwaarfase, heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd wegens strijd met artikel 7:9 van de Awb. Vervolgens heeft de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten omdat duidelijk werd geacht van welke feiten de burgemeester ten tijde van het vernietigde besluit mocht uitgaan en op grond van die feiten niet aan de afstandseis uit het Coffeeshopbeleid werd voldaan.

Het verzoek

3. Het verzoek van [verzoekster] strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening de uitspraak van de rechtbank wordt geschorst voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand zijn gelaten, zodat het besluit van 15 mei 2017 herleeft en de coffeeshop kan worden geëxploiteerd totdat op het hoger beroep is beslist.

Spoedeisendheid

4. [belanghebbende A] en anderen hebben het spoedeisend belang tot het treffen van een voorlopige voorziening betwist.

De voorzieningenrechter acht een spoedeisend belang aanwezig nu vaststaat dat [verzoekster] sinds 1 september 2016 huur is verschuldigd voor het pand dat zij zonder de aangevraagde vergunning niet kan exploiteren.

Beoordeling

5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat bij de beoordeling of de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand konden worden gelaten, de rechtbank niet alle informatie die van relevante betekenis kan zijn, heeft meegewogen. Hierbij wijst de voorzieningenrechter op de omstandigheid dat [verzoekster], die in strijd met artikel 7:9 van de Awb niet is gehoord, in de beroepsfase heeft betoogd dat wel degelijk aan de afstandseis van 250 meter kan worden voldaan, ook na de herinrichting van de Zonnehof, indien op het perceel van de coffeeshop een hekwerk wordt opgericht. Zo’n hekwerk heeft daar in het verleden ook gestaan en is volgens [verzoekster] vergunningvrij. Gelet hierop is de voorzieningenrechter er niet van overtuigd dat de uitspraak van de rechtbank, voor zover daarbij de rechtsgevolgen in stand zijn gelaten, in hoger beroep zonder meer in stand zal blijven. De ter zitting besproken vragen of een hekwerk vergunningvrij kan worden opgericht en of het onbebouwde deel van het perceel openbaar gebied is geworden door bestendig gebruik, lenen zich echter niet voor een beoordeling in deze procedure.

Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de volgende voorlopige voorziening te treffen. De aangevallen uitspraak zal worden geschorst voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 18 september 2017 in stand zijn gelaten. Dit betekent dat de burgemeester alsnog een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen zonder daarbij de uitspraak in de hoofdzaak af te wachten. Omdat tegen het besluit van 15 mei 2017 een groot aantal bezwaarschriften is ingediend waarop in het vernietigde besluit nog niet was ingegaan en de uitkomst van het nieuwe besluit in zoverre onzeker is, zal ook het besluit van 15 mei 2017 worden geschorst.

Proceskostenveroordeling

6. De burgemeester dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening:

a. de aangevallen uitspraak van 16 januari 2018, kenmerk 17/4324 en 17/4328, voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 18 september 2017 in stand zijn gelaten, en

b. het besluit van de burgemeester van Amersfoort van 15 mei 2017, kenmerk HEV-5259760;

II. veroordeelt de burgemeester van Amersfoort tot vergoeding van bij [verzoekster] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1002,00 (zegge: duizendentwee euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

III. gelast dat de burgemeester van Amersfoort aan [verzoekster] het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 508,00 (zegge: vijfhonderdacht euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van drs. M.H. Kuggeleijn-Jansen, griffier.

w.g. Van Altena w.g. Kuggeleijn-Jansen
voorzieningenrechter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2018

545.