Uitspraak 201801106/2/A1


Volledige tekst

201801106/2/A1.
Datum uitspraak: 19 maart 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:

Stichting Begeleid Wonen Drenthe, gevestigd te Emmen, en [verzoeker B] en [verzoeker C], beiden wonend te Emmen,
verzoekers, (hierna tezamen in enkelvoud: Stichting Begeleid Wonen),

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 30 januari 2018 in zaken nrs. 17/4131 en 18/1 in het geding tussen:

Stichting Begeleid Wonen

en

het college van burgemeester en wethouders van Emmen.

Procesverloop

Bij besluit van 6 december 2016 heeft het college Stichting Begeleid Wonen gelast het gebruik van het perceel Waanderweg 72 te Emmen voor:
a. begeleid wonen van jong-gehandicapten in de bedrijfswoning en de loods te staken en gestaakt te houden;
b. het aanbieden van dagbesteding aan jong-gehandicapten te staken en gestaakt te houden;
c. het kloven van hout te staken en gestaakt te houden;
d. het houden van dieren als vorm van dagbesteding te staken en gestaakt te houden;
en voorts
e. de twee slaapplaatsen uit de bedrijfsloods op het perceel te verwijderen en verwijderd te houden,
onder oplegging van afzonderlijke dwangsommen per overtreding en per week of deel van een week dat de overtredingen voortduren.

Bij besluit van 12 oktober 2017 heeft het college het door Stichting Begeleid Wonen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 30 januari 2018 heeft de rechtbank het door Stichting Begeleid Wonen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft Stichting Begeleid Wonen hoger beroep ingesteld. Bij deze brief heeft Stichting Begeleid Wonen de voorzieningenrechter tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 maart 2018, waar Stichting Begeleid Wonen, vertegenwoordigd door mr. W.M. de Boer, advocaat te Groningen, en [verzoeker B] en [verzoeker C], en het college, vertegenwoordigd door A. Haan, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord [partij].

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. Het verzoek van Stichting Begeleid Wonen strekt tot schorsing van de besluiten van 6 december 2016 en 12 oktober 2017.

3. Een beoordeling van de door Stichting Begeleid Wonen tegen de aangevallen uitspraak voorgedragen beroepsgronden zal plaatsvinden bij de behandeling van het geschil in de bodemprocedure. Ten aanzien van de vraag of in afwachting van de uitspraak van de Afdeling in de bodemprocedure aanleiding bestaat tot het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening, wordt als volgt overwogen.

4. Stichting Begeleid Wonen biedt 24-uur zorg aan jonggehandicapten, bestaand uit begeleid wonen en dagbesteding. Vast staat dat de woonruimte in het in onderdeel a van de last als bedrijfswoning aangeduide gebouw thans wordt bewoond door twee cliënten van Stichting Begeleid Wonen en het door Stichting Begeleid Wonen voldoen aan de last met zich brengt dat zij deze bewoning dienen te beëindigen. Tegenover de belangen van deze cliënten om niet gedwongen te worden het gebruik daarvan te beëindigen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist en de belangen van Stichting Begeleid Wonen en haar overige cliënten bij voortzetting van haar activiteiten, staan de belangen van het college om de last te effectueren. Het college heeft ter zitting aangegeven dat het steeds bereid is geweest de begunstigingstermijn te verlengen, gelet op zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot kwetsbare jongeren, zijnde de doelgroep van Stichting Begeleid Wonen, en dat het bereid is de begunstigingstermijn opnieuw te verlengen, indien Stichting Begeleid Wonen een concreet voorstel voor een alternatieve locatie voor haar activiteiten zou aandragen. Stichting Begeleid Wonen heeft ter zitting aangegeven dat zij twee alternatieve locaties heeft voorgedragen en de ontvangst daarvan op 6 maart 2018 door de gemeente is bevestigd. Er is, mede gelet hierop, dan ook niet gebleken dat aan de zijde van het college sprake is van zodanig dringende belangen dat de uitspraak in de bodemprocedure niet kan worden afgewacht en het noodzakelijk is dat Stichting Begeleid Wonen hangende de bodemprocedure haar activiteiten op het perceel staakt en haar cliënten de bewoning beëindigen. Het is voorts evenmin gebleken dat aan de zijde van [partij] sprake is van dergelijke dringende belangen. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat het houtkloven op het perceel niet langer plaatsvindt en de overige activiteiten plaatsvinden tussen 9:00 uur en 15:00 uur, hetgeen door [partij] niet is betwist. Voorts zal worden bevorderd dat het in de bodemprocedure spoedig tot een zitting en een uitspraak op het hoger beroep zal komen, zodat definitieve zekerheid voor alle partijen binnen afzienbare termijn wordt bevorderd.

Gelet op het voorgaande, en in aanmerking nemend dat niet is gebleken van belangen van andere derden die zich daartegen verzetten, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

5. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Emmen van 12 oktober 2017, kenmerk 74071-2016:355195, en het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Emmen van 6 december 2016, kenmerk 74071-2016:944144;

II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Emmen tot vergoeding van bij Stichting Begeleid Wonen Drenthe en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.002,00 (zegge: duizendtwee euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;

III. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Emmen aan Stichting Begeleid Wonen Drenthe en anderen het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 508,00 (zegge: vijfhonderdacht euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, griffier.

w.g. Sevenster w.g. Kos
voorzieningenrechter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2018

580.