Uitspraak 201606055/1/R2


Volledige tekst

201606055/1/R2.
Datum uitspraak: 21 februari 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] en anderen, allen wonend te [woonplaats],

en

de staatssecretaris van Economische Zaken, thans: de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerders.

Procesverloop

Bij besluiten van 14 juni 2016 hebben de staatssecretaris en het college op grond van de artikelen 19a en 19b van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) het beheerplan "De Bruuk" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.

Verweerders hebben ieder een verweerschrift ingediend.

[appellant] en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 januari 2018, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en [appellant], de minister, vertegenwoordigd door mr. ing. H.D. Strookman, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.M.H.J. Vroemen, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) in werking getreden en is de Nbw 1998 ingetrokken. Omdat het bestreden besluit is genomen vóór 1 januari 2017 volgt uit artikel 9.10 van de Wnb dat dit geschil moet worden beoordeeld aan de hand van het voor die datum geldende recht.

2. Het door verweerders op grond van de artikelen 19a en 19b van de Nbw 1998 vastgestelde beheerplan "De Bruuk" heeft betrekking op het gelijknamige Natura 2000-gebied. Dit gebied is op grond van de Habitatrichtlijn aangewezen als Natura 2000-gebied. Het is een moerasgebied in het bekken van Groesbeek, dat wordt gevoed door kwelwater. De reden voor aanwijzing van dit gebied is de aanwezigheid van het habitattype "Grasland met Molinia op kalkhoudende, venige of lemige kleibodem (Molinion caeruleae)" (H6410), ook wel Blauwgraslanden genoemd.

[appellant] en anderen zijn directe omwonenden van het natuurgebied De Bruuk en twee eigenaren van gronden in de nabijheid van dat natuurgebied. Zij hebben bezwaren tegen het beheerplan.

Het beheerplan

3. Het gebied "De Bruuk" is één van de Natura 2000-gebieden in Europa. Natura 2000-gebieden zijn gebieden die op grond van de Europese Habitatrichtlijn en/of Vogelrichtlijn moeten worden beschermd. In Nederland wordt een aanwijzingsbesluit genomen, waarmee de gebieden als Natura 2000-gebied worden aangewezen. Bij de aanwijzing van een Natura 2000-gebied worden doelstellingen geformuleerd voor de beschermenswaardige habitattypen en (vogel)soorten die in het gebied aanwezig zijn. Zo kan als doelstelling worden geformuleerd dat een bepaald habitattype moet uitbreiden of dat de kwaliteit daarvan moet worden verbeterd, of dat de populatie van een (vogel)soort moet worden behouden.

3.1. Zoals de Afdeling heeft overwogen en nader uitgelegd in onder meer de uitspraak van 25 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2894, moeten na de aanwijzing van een gebied als Natura 2000-gebied maatregelen worden getroffen om de gestelde doelstellingen te bereiken. In een beheerplan worden die maatregelen en de wijze waarop deze moeten worden uitgevoerd, beschreven. Het beheerplan kan echter meer elementen bevatten dan een beschrijving van de maatregelen die moeten gaan leiden tot het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000-gebied, zoals de mogelijkheid projecten en andere handelingen in een beheerplan te beschrijven en die daarmee uit te zonderen van de vergunningplicht uit artikel 19d, eerste lid, van de Nbw 1998. Dit is het deel van het beheerplan waarin de handelingen zijn beschreven die het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar brengen en de daarbij in voorkomend geval aangegeven voorwaarden en beperkingen. Alleen tegen de keuze bepaalde projecten of andere handelingen daarin wel of niet te beschrijven en daarmee al dan niet vrij te stellen van de vergunningplicht staat beroep open, bepaalt artikel 39, tweede lid, van de Nbw 1998.

3.2. Dit betekent dat geen beroep kan worden ingesteld tegen de maatregelen die in het beheerplan zijn opgenomen om de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied, in dit geval "De Bruuk", te bereiken. Dergelijke maatregelen zijn voor het gebied "De Bruuk" onder meer het verondiepen en belemen van een aantal sloten en watergangen (maatregelen M1, M2, M3, M5a, M5b, M6 en M7), het verhogen van het peil van de Ashostersloot ter hoogte van de vuilstort (maatregel M4) en het omvormen van bos en struweel dan wel plaggen van voedselrijke gronden naar blauwgraslanden (H6410) (maatregelen M11 en M12).

Het beroep

4. [appellant] en anderen betogen dat in het beheerplan kwantificeerbare, toetsbare instandhoudingsdoelstellingen en maatregelen ontbreken. Het is daardoor moeilijk om te kunnen evalueren of de doelstellingen zijn behaald. Daarbij is, volgens [appellant] en anderen, ten onrechte niet genoemd dat het habitattype blauwgraslanden (H6410) al een goede ontwikkeling doormaakt. Waarom dit habitattype moet worden verbeterd, wáár in het Natura 2000-gebied die verbetering moet plaatsvinden en in welke omvang, is volgens [appellant] en anderen onvoldoende duidelijk.

Het beheerplan is gebaseerd op verouderde, en mogelijk onbetrouwbare, gegevens over het voorkomen en de verspreiding van habitattypen, aldus [appellant] en anderen.

Ten slotte stellen [appellant] en anderen dat hun belangen onvoldoende in het beheerplan zijn gewaarborgd. Zij wijzen daarbij op de gevolgen voor hun huizen en tuinen, in dit geval natschade, door de te nemen hydrologische maatregelen. Voor zover in het beheerplan is opgemerkt dat deze maatregelen pas worden uitgevoerd nadat is voorkomen of beperkt dat natschade aan huizen en tuinen zal optreden, wijzen zij erop dat al met de uitvoering van de maatregelen is begonnen. In het beheerplan had volgens hen vastgelegd moeten worden dat in monitoring van gevolgen bij hun huizen en tuinen en in compensatie van natschade wordt voorzien.

4.1. De Afdeling stelt eerst vast dat het beroep voor zover daarin de instandhoudingsdoelstellingen voor De Bruuk worden betwist, anders dan [appellant] en anderen menen, is gericht tegen het besluit tot aanwijzing van dit gebied als Natura 2000-gebied. Dat besluit ligt in deze procedure niet voor. De beroepsgronden, in zoverre die tegen dat besluit zijn gericht, zullen dan ook niet worden besproken.

Het beroep van [appellant] en anderen is voor het overige, niet gericht tegen het deel van het beheerplan waarin de handelingen zijn beschreven die het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar brengen en de daarbij in voorkomend geval aangegeven voorwaarden en beperkingen. Het beroep is immers niet gericht tegen de beschrijving van projecten of andere handelingen die zijn vrijgesteld van de vergunningplicht, of tegen het ontbreken van een dergelijke beschrijving van een project of andere handeling die volgens hen wel van de vergunningplicht had moeten worden vrijgesteld.

Het beroep van [appellant] en anderen is gericht tegen het deel van het beheerplan waarin is beschreven welke maatregelen in De Bruuk moeten worden getroffen met name ten aanzien van het habitattype blauwgraslanden, op welke wijze die maatregelen moeten worden uitgevoerd en de wijze waarin belangen zijn betrokken bij de totstandkoming van die maatregelen. Zoals onder 3.1 en 3.2 overwogen, kan tegen het deel van het beheerplan waarin de instandhoudingsmaatregelen zijn beschreven op grond van artikel 39, tweede lid, van de Nbw 1998 echter geen beroep worden ingesteld.

De Afdeling is daarom onbevoegd om kennis te nemen van het beroep van [appellant] en anderen. Dit betekent dat de Afdeling niet inhoudelijk kan ingaan op de door hen naar voren gebrachte beroepsgronden.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

6. Redelijke toepassing van artikel 8:74, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht brengt met zich dat de griffier van de Raad van State aan [appellant] en anderen het door hen betaalde griffierecht voor het beroep terugbetaalt.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen;

II. verstaat dat de griffier van de Raad van State aan [appellant] en anderen het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor de behandeling van het beroep terugbetaalt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen aan de betalingsverplichting is voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, griffier.

w.g. Kranenburg
lid van de enkelvoudige kamer

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2018

458.